Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

26 oktober 2009

Landbouwproductiviteit moet omhoog

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) beveelt in haar rapport “Groei binnen grenzen” aan om de broeikasemissies terug te brengen en om de biodiversiteit te beschermen.
Om het verlies van biodiversiteit te bestrijden moet de landbouwproductiviteit omhoog, zodat er minder landbouwgrond nodig is. Naast een efficiënter grondgebruik betekent dit dat de consumptie van vlees omlaag moet.
Eigenlijk is dat een vreemde aanbeveling. Er is op de aarde meer dan genoeg voedsel, maar dat wordt grotendeels aan het vee gevoerd, waarna de mens het vee en de dierlijke producten consumeert. Wanneer de veeteelt en de consumptie van vlees sterk zou worden ingeperkt, dan hoeft de landbouwproductiviteit zeker niet omhoog, het zou alleen minder intensieve veehouderij moeten inhouden. Wanneer de akkerbouw ook nog eens zou gebeuren op gronden die niet helemaal bebouwd wordt, dan is er ook ruimte voor biodiversiteit, bijvoorbeeld in de vorm van akkerrandenbeheer. Minder koeien in de stal en meer op land, draagt bij aan de biodiversiteit. Grasland bindt CO2, maar wanneer het monotone grasland alleen wordt gebruikt om de koeien op stal mee te voeren, vormt het onderdeel van het broeikas die hardwerkende koeien produceren.
Koeien (en varkens en kippen) in de wei produceren ook nog wel broeikasgas, maar dragen wel bij aan biodiversiteit. Er moet dus zeker in de veehouderij niet efficiënter, maar vooral minder geproduceerd worden. Wanneer dat gekoppeld aan minder vlees eten is dat een logische koppeling. Er kan dus ook een kwalitatieve stap vooruit worden gemaakt naar meer dierenwelzijn en biodiversiteit.

23 oktober 2009

Is een boer een natuurbeheerder?

Volgens minister Verburg zijn agrariërs het stille vermogen van natuur en landschap. Er valt veel te winnen als de boeren naast bestaande natuurorganisaties een grote rol krijgen bij de aanleg en het beheer van natuur, aldus de minister. Er komt sneller natuur bij, wat helpt bij de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur en recreatiegebieden rondom de steden. De overheid hoeft daarnaast minder grond aan te kopen voor de aanleg van nieuwe natuurgebieden en dus ook minder vaak tot onteigening over te gaan. Voor de boeren levert een grotere betrokkenheid ook het nodige op. Ze kunnen er financieel wijzer van worden als ze natuurbeheer integreren in hun bedrijfsvoering. Voor de sociale structuur op het platteland is het ook goed, omdat de boeren op hun grond kunnen blijven.

Tot zover de website van Natuurbeheer.

Op deze goede voornemens valt veel af te dingen. Het percentage landbouwgrond dat boeren in eigendom hebben is de laatste jaren gedaald. In 2007 was 57,6 procent van de landbouwgrond in eigendom van de landbouwers. Eind jaren 1990 was het aandeel grond in eigendom op recordniveau. Toen was 65 procent van de grond in handen van boeren. In 1970 was dat nog 52 procent. 8% van ons land is bebost.
Het voornemen van minister Verburg heeft vooral te maken met de economische crisis, maar er is tegenwoordig ook voor boeren meer te verdienen aan landbouwgrond. Moest vroeger grond braak liggen vanwege de overproductie, tegenwoordig is er tekort aan grond om mest op uit te rijden en voor biomassa. Overigens wordt er nog steeds te veel geproduceerd, alle berichten over de voedselbehoefte van de groeiende wereldbevolking ten spijt.
Wanneer de boeren meer kunnen verdienen aan de combinatie van beide (grond voor biomassa kun je maximaal bemesten en boeren krijgen geld toe als zij mest uitrijden), dan switcht een deel zonder scrupules van natuur naar biomassa en bemesting.
Het draait zowel bij Verburg als bij agrarische ondernemers in de eerste plaats om geld verdienen. Voor een democratische balans is het gegeven dat de agrosector kan bepalen hoe meer dan de helft van het land wordt ingericht en gebruikt zwaar doorgeslagen. Er komen steeds minder boeren en het aandeel van de agrosector is zeer klein. Afhankelijk van hoeveel indirecte handel en werkgelegenheid je meerekent, schommelt het aandeel rond de 5%.
Wanneer we met zijn allen zouden besluiten dat ons land anders moet worden ingericht, hebben we er dus belang bij dat de overheid een groter deel van ons land in eigendom heeft. Dat scheelt in het uitkopen. Bovendien kan een overheid als eigenaar veel beter invloed uitoefenen in de manier waarop de grond wordt gebruikt.
Door de grootschalige bedrijfsvoering in de melkveehouderij is de biodiversiteit van en in de weides achteruitgegaan. Ons land wordt daarmee steeds onaantrekkelijker en het natuurlijke evenwicht is soms ver te zoeken met alle gevaarlijke gevolgen van dien.

Laat vossen de ganzenpopulatie beheren

In het oktober 2009 nummer van het blad Dier van de Landelijke Dierenbescherming een artikel over de jacht op ganzen.

Het doden van ganzen is geen structurele oplossing. Van oktober tot april mogen ganzen overwinteren in speciaal aangewezen gebieden, daarbuiten mogen ze geschoten worden. Maar na 1 april zijn ganzen in die opvanggebieden plotseling niet meer gewenst - alsof ze een kalender kunnen lezen... Het lijkt ons logischer om ook in de zomermaanden gebieden aan te houden voor ganzen, terwijl de dieren in andere gebieden op een diervriendelijke manier geweerd worden (denk aan geluidseffecten, visuele afschrikmiddelen etc.). Boeren en jagers vinden doden gerechtvaardigd `omdat er anders "te veel" ganzen komen'. Er zijn echter voldoende aanwijzingen dat ook ganzenpopulaties niet tot in het oneindige door blijven groeien. In de Oostvaardersplassen, waar niet gejaagd wordt op ganzen noch op hun natuurlijke vijand de vos, is de populatie al jarenlang stabiel. De vos als natuurlijke populatiebeheerder en dus juist niet zelf als `landelijke schadesoort'!
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het aantal broedparen zonder vossen in 2040 op 90.000 kan liggen, terwijl dit mét vossen in 2030 stabiliseert rond de 60.000.

21 oktober 2009

B&W Groningen maken einde aan plezierjacht in stedelijk recreatiegebied

Er mag niet meer gejaagd worden in het recreatiegebied Kardinge in het noorden van de stad Groningen. Het Bouwfonds, de eigenaar van de grond, heeft het jachtrecht dat op het gebied rust ingetrokken. Dit is gebeurd op verzoek van burgemeester en wethouders. Zij vonden plezierjacht niet passen in een stedelijke woonomgeving.
Omwonenden hadden angst voor het geschiet en wilden niet dat hun kinderen met dode dieren werden geconfronteerd.



Op zich is dit een goed bericht. Minder sterk is de motivatie van de ouders. Het zou juist een goede zaak zijn wanneer kinderen wat vaker geconfronteerd zouden worden met dode dieren. Met name wanneer er een natuurlijk evenwicht is in een recreatiegebied dan zullen de vossen een ganzenpopulatie in bedwang houden en zijn er af en toe bloederige veren te zien.
De dood hoort bij het leven, zo teer is de kinderziel niet.

19 oktober 2009

Ook hazen de dupe van eenzijdig platteland

Onlangs werd een artikel gepubliceerd waarin de bijensterfte deels werd toegeschreven aan de grootschalige eenzijdigheid van de landbouwgewassen op het platteland. Nu blijkt ook de hazenstand om soortgelijke redenen in het afgelopen decennium met 30 procent achteruit te zijn gegaan.

Dat blijkt uit 19 oktober 2009 gepubliceerd onderzoek van de Zoogdierenvereniging samen met Vogelonderzoek Nederland (SOVON) en het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Zij deden gezamenlijk onderzoek naar dagactieve zoogdieren in de periode 1997 tot en met 2008. Daaruit blijkt dat hazen het vooral moeilijk hebben in agrarische gebieden. Volgens de Zoogdierenvereniging zijn met name schaalvergroting en intensieve landbouw de oorzaak. Die zorgen voor een eentoniger voedselaanbod waardoor ziektes harder en sneller toeslaan.

Tot zover.

Ook voor een gezonde hazenpopulatie zou akkerrandenbeheer een zegen kunnen zijn.
Inmiddels is het jachtseizoen voor hazen weer begonnen. Het loopt van 15 oktober tot 31 december.

09 oktober 2009

Miljarden nodig voor mondiale omslag in voedselproductie

De investeringen in landbouw moeten wereldwijd ongeveer worden verdubbeld tot een jaarlijks bedrag van 83 miljard dollar (56,2 miljard euro) om de wereldbevolking in 2050 van genoeg voedsel te kunnen voorzien. Dat stelt de wereldvoedselorganisatie FAO van de Verenigde Naties in een op 8 oktober 2009 gepresenteerd rapport.
Met die miljarden moet de landbouwproductie in de komende veertig jaar met 70 procent worden verhoogd om de verwachte groei van de wereldbevolking tot 9,1 miljard mensen bij te benen.
Jaarlijks is ongeveer 20 miljard dollar nodig voor de productie van gewassen en 13 miljard dollar voor het houden van vee, berekende de FAO. Daarnaast is 50 miljard dollar nodig voor zaken als opslag en verwerking van voedsel.
Tot zover de FAO.



Wanneer de vleeseters zoveel vlees blijven eten als zij nu doen en hun energievretende levensstijl ongewijzigd laten, dan gaat dit ten koste van de ruimte voor natuur op aarde. Er zouden nu al 2 aardes nodig zijn wanneer elke wereldbewoner de Nederlandse manier van leven zou kopiëren. Er is dus een omslag nodig in de manier waarop we ons voeden. Daarin investeren is effectief voor de gevaren die ons bedreigen, namelijk opwarming van de aarde en het achteruitgang van de biodiversiteit in de natuur.
De Nederlandse boeren in de intensieve veehouderij en zij die 'trots zijn op Nederland' roepen dat zij een bijdrage leveren aan het terugdringen van de honger in de wereld.
De waarheid is dat zij juist bijdragen aan het vergroten van het aantal mensen dat honger lijdt, omdat zij het voedsel bestemd voor de armen ophalen uit de Derde Wereld en in hun Westerse stallen aan de varkens, kippen en koeien voeren. Om dit onrecht te veranderen moeten boeren en consumenten hun gedrag veranderen: het is voor iedereen heilzaam om minder vlees en zuivel te produceren en te consumeren.

08 oktober 2009

Bijensterfte is ook gevolg van eenzijdig platteland

In Bionieuws van 19 september 2009 een artikel over de grote sterfte van bijenvolken dit jaar. Naast de gebruikelijke factoren als de Varraomijt en het gebruik van insecticiden, de niet zo degelijk uitgevoerde onderzoeken naar straling van zendmasten, geven de schrijvers de eenzijdigheid van het pollenaanbod in de buurt aan als mogelijke oorzaak.

Mensen kunnen een consult aanvragen bij een diëtist als zij zekerheid willen over de samenstelling van het eten, maar bijen die geplaatst worden bij een immens maïsveld gaan niet op zoek naar een meer afwisselend dieet. De maïs in Nederland wordt geplant voor veevoer. De hoeveelheid is veel groter dan nodig is voor een regionale economie: het gaat om overproductie ten behoeve van de export. Het gevolg is een saai platteland.
Wanneer de agrosector zich wat zou in houden en ook een deel van het land niet zou bebouwen, maar aan akkerrandenbeheer zou doen, dan is er een veel gevarieerder voedselaanbod voor niet alleen bijen, maar ook een biotoop voor veel meer dieren.

De voordelen daarvan zijn zo groot, dat zo langzamerhand de vraag prangend wordt, waarom de politiek zich zo afzijdig houdt in de kolonisatie van het platteland door grootschalige, weinig ontziende agrarische ondernemers. Ons land zou veel aantrekkelijker ingericht kunnen worden met gelijktijdig winst op vele terreinen, waaronder de opwarming van het klimaat. Daarvoor moeten grenzen worden gesteld aan agrarische exportbelangen, belangen die toch al op een dood spoor zitten. Een overheidsbeleid met meer oog voor niet-agrarische bewoners van het platteland, de toeristen als bezoekers, voor de miljoenen productiedieren die daar worden gehouden in afgesloten stallen en het maximaal belaste milieu zou leiden tot een veel gezondere en aantrekkelijke leefomgeving.

06 oktober 2009

Discussie over dierenrechten al 30 jaar hetzelfde

Zondagmiddag 4 oktober 2009 werd in het Heerenhuys te Groningen een Dwarsdiep debat gehouden over dierenrechten. Sprekers waren Erno Eskens, Hans Harbers en Dirk Boon.
Erno Eskens heeft een boek geschreven met als titel “Democratie voor Dieren”; Hans Harbers is boerenzoon en docent filosofie aan de RU Groningen en Dirk Boon is voormalig hoogleraar Dier en Recht.
Harbers pleitte ervoor om vooral in de praktijk en in de relatie met het dier af te leiden wat het dier nodig heeft en dat rechten daarbij niet zo’n belangrijke rol spelen. Doordat productiedieren steeds meer in gesloten stallen worden gehouden is er ook minder zicht op de wijze waarop de dieren worden gehouden.
Voor Boon is het al lang wettelijk goed geregeld voor dieren, maar wordt de wet domweg niet toegepast. Hij ziet daarvoor nauwelijks een oplossing, hoogstens dat door toenemende milieudruk het aantal productiedieren in ons land zal worden ingeperkt.
Gaandeweg de discussie verzuchtte Dirk Boon “ik voer en volg de discussie over dierenrechten al 30 jaar en telkens komen dezelfde onderwerpen en argumenten over tafel”.

En zo was het. Voorzichtige pogingen uit het publiek om de discussie naar een ander niveau te brengen door “uit te gaan van het Zijn van het dier” of van het begrip “vrijheid als grondrecht voor dieren” werden afgewezen als te vaag of te onbegrensd.
Overigens is het een bekende politiek van agrarische belanghebbenden om de discussie over dierenrechten expres te laten verzanden door te hooi en te gras drogredenen aan te voeren.

Het lijkt wel of we de taal ontberen om het wezen van (dieren)rechten te bespreken. Eskens ziet in de eerste en voornaamste regel in de grondwet de belangrijkste reden om dieren ook rechten te geven. Artikel 1 geeft aan dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden (gelijkheidsbeginsel) en dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook niet is toegestaan (discriminatieverbod).
Maar vervolgens stopt Eskens met citeren uit de grondwet. De overige artikelen uit de grondwet gaan voornamelijk over “vrijheid”. En dat is allemaal niet verwonderlijk want de Nederlandse grondwet is sterk gerelateerd aan het adagium van de Franse revolutie: “Vrijheid, gelijkheid en broederschap”.
Maar het bepalen van de grenzen van vrijheid vraagt een constant onderhoud. En velen lijken op te zien tegen die moeite, terwijl we in de praktijk niets anders doen dan grenzen in te schatten, bijvoorbeeld in de etiquette of in het betonen van respect. Na enige oefening is het een fluitje van een cent en een kind kan de was doen.
Ook het gesprek rondom het “zijn van het dier” verwordt gemakkelijk. Veel mensen willen een veehouderij waarin het dier zichzelf kan zijn in een natuurlijke omgeving. Elk dier heeft een waarde op zich. In de wetgeving ontaardde dit uitgangspunt in het wezenloze begrip “eigenwaarde” of “intrinsieke waarde”.

Gelukkig stopt het LNV met deze loze woorden, maar vervolgt vervolgens zelf met een lege dierenwelzijnswet.

Hoe moeten we wel handelen in het belang van het dier? Het antwoord is eenvoudig: door enerzijds minder te handelen en anderzijds meer te laten; door grenzen te stellen aan de omvang van de dierenpopulatie in eigen land en door zelf als consument zoveel mogelijk af te zien van het consumeren van dierlijke producten van discutabele herkomst.
Ook dit antwoord wordt al decennia gegeven. Wezenlijke vooruitgang gaat langzaam. Ondertussen blijft het van belang om met elkaar in gesprek te blijven, want veel ongebonden actievoerders, gericht op succes op de korte termijn, brengen meer schade dan oplossingen. Het belang van dieren is een zaak van lange adem. Er is op aarde steeds minder ruimte voor mens en dier. Dirk Boon berekende dat voor iedere Nederlander een half voetbalveld ruimte is en dat daarop ook nog eens 10 dieren worden gehouden. In het leefbaar beheren van die ruimte kunnen de belangen van mens en dier met wat goede wil parallel lopen. Een beetje minder dieren eten, minder produceren voor de export en minder als huisdier houden, maakt ruimte voor kwaliteit van leven.

Wet Dieren brengt dieren geen welzijn

Wet dieren is vooral ‘wet dierlijke producten’: Leeg, onduidelijk en geen dierenwelzijnswet

Persbericht PvdD Den Haag, 5 Oktober 2009 - Morgen zal de Wet Dieren behandeld worden in de Tweede Kamer. Minister Verburg stelt in haar nieuwe wet het produceren en de afzet van dieren centraal. Economische belangen zijn leidend voor de nieuwe wet, niet de belangen van het dier. Partij voor de Dieren ziet in het wetsvoorstel geen concrete voorstellen die het welzijn van dieren in Nederland zullen gaan verbeteren en vindt het om die reden beneden de maat en strijdig aan de tijdgeest die juist vraagt om meer aandacht voor het welzijn van dieren.

Partij voor de Dieren: “Wat nodig is, is een volwaardige dierenwelzijnswet die de belangen van het dier als uitgangspunt heeft. Huisdieren, die bij fokkers en handelaars vaak een miserabel leven hebben, alvorens wellicht volgend jaar alweer achter gelaten te worden in het bos omdat de gelukkige eigenaars ´snel en zonder gedoe´ op vakantie willen. Vissen, die levend worden opengesneden, stikkend aan dek aan hun einde komen of die levend verbranden in zoutbaden. Circusdieren die hun leven in eenzaamheid doorbrengen in te kleine hokken en van hot naar her gesleept worden om kunstjes te vertonen. Deze dieren hebben helemaal niets aan het wetsvoorstel dat de minister aan de Kamer voorlegt.”

Sinds 1992 heeft Nederland een wettelijk kader dat zou moeten dienen als waarborg voor hun bescherming; de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD). Helaas bleef deze kaderwet grotendeels oningevuld. Uitvoeringsregelgeving om de belangen en het welzijn van dieren werkelijk goed te beschermen bleef te vaak achterwege. Ook op het gebied van handhaving is nogal wat aan te merken op de Nederlandse situatie. Dierenmishandeling blijft maar al te vaak ongestraft. En van een evaluatie van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is het nooit gekomen.

De nieuwe Kaderwet die minister Verburg desondanks op dit moment heeft voorgesteld moet op veel punten nog inhoudelijk worden ingevuld. Daarnaast bestaan er nogal wat onduidelijkheden over de huidige inhoud. Doordat de GWWD niet is geëvalueerd, zijn de kaders van de nieuwe wet niet te ijken en zijn de beweringen van de minister niet te verifiëren.

Dierenwelzijn kan niet worden overgelaten aan de markt, daar maak je heldere en handhaafbare regelgeving voor. Dieren hebben geen stem, hebben geen keuze. Het is dus niet meer dan logisch dat de rechten van het dier gewaarborgd worden in de wet. Alleen op die manier kan invulling gegeven aan de maatschappelijke wens om dieren wettelijke en werkelijke bescherming te bieden. Door de rechten van dieren te verankeren in de wet kunnen we beginnen met een einde te maken aan alle misstanden die de politiek nu nog door de vingers ziet.

De overheid moet haar verantwoordelijkheid nemen op het gebied van dierenwelzijn. Het parlement heeft de plicht om ervoor te zorgen dat zij deze verantwoordelijkheid ook serieus neemt. Partij voor de Dieren zal de minister daarom vragen om dit wetsvoorstel grondig te herzien, uit te breiden en in te vullen voordat het verder behandeld gaat worden in de Tweede Kamer.

21 september 2009

Klimaat vraagt kleinere veestapel

Vlees- en zuivelproductie en consumptie draagt bij aan de opwarming van de aarde. In Nederland roept de overheid voorzichtig op om wat minder vlees te eten. Dat is ook nog eens beter voor de gezondheid. Maar wanneer alle Nederlanders vegetariër zouden worden, dan nog zou de Nederlandse bio-industrie doorgaan met haar productie. Immers, tweederde van het vlees en zuivel wordt afgezet in het buitenland. Daarmee staat Nederland er slecht op. Het is niet alleen nodig voor deze overproductie om veevoer uit Derde wereldlanden en Zuid-Amerika te halen, te veel geproduceerde zuivel wordt ook nog eens tegen dumpprijzen in Afrika afgezet of nog erger: uit protest tegen de overproductie als ruwe melk uitgereden over land.

Deze situatie is tekenend voor de economische crisis: het vraagt om enerzijds consequent te zijn in het toepassen van de vrije markt en anderzijds om overheidsingrijpen.

We hebben nu de kans.

Zelfs de boeren die hun eigen overproductie uitrijden over het land, vragen de overheid om in te grijpen om overproductie te voorkomen. LNV weigert, terecht, de boeren tegemoet te komen met inkomenssteun door de melkprijs te verhogen. Maar de overheid kan wel degelijk met maatregelen komen die vele mestvliegen in één klap slaan. Er is niet alleen een overschot aan melk en er wordt teveel vlees geproduceerd, er is ook nog een mestoverschot, er lijden veel dieren aan verveling en dieronwaardige omstandigheden en het landschap van het platteland wordt steeds onaantrekkelijker voor mens en dier. Al deze problemen zijn gemakkelijk op te lossen door de overheid door boeren voor te houden dat kleinschalige, diervriendelijke en ecologisch in balans zijnde bedrijfsvoering door haar fiscaal wordt ondersteund. Of dat grootschalige bedrijven die hun dieren niet buiten laten komen fiscaal extra worden belast. Of elke andere ingreep die dit effect heeft, die vervuiler echt laat betalen. Er zijn vele wegen naar Rome.

Minder vee in Nederland, dat ook nog eens wanneer het weer het toelaat in de wei wordt gelaten, draagt substantieel bij aan het verminderen van het broeikaseffect, het levert een aantrekkelijker samenleving op met hoger welzijn voor mens en dier. Wie kan daar nu tegen zijn?

Thieme vraagt kabinet op te treden tegen uitrijden melk

Persbericht PvdD Den Haag, 21 september 2009- Marianne Thieme heeft de ministers Verburg en Cramer gevraagd op te treden tegen het uitrijden van melk op de akkers door protesterende boeren. Als protest tegen lage melkprijzen weigeren ruim tachtigduizend boeren hun melk te leveren aan zuivelfabrieken en dumpen ze vandaag miljoenen liters melk over Europese akkers. Nederlandse en Duitse boeren zullen om 3 uur hun melk dumpen in Winterswijk.



De Europese boeren zijn van plan in één dag 40 miljoen liter melk uit te rijden op het land, waarmee volgens berekeningen van CLM een equivalent van 5,2 miljard liter huishoudelijk afvalwater in het milieu terecht komt. Bovendien is voor een productie van de genoemde hoeveelheid melk ruim 56 miljoen kg broeikasgassen uitgestoten, vergelijkbaar met 330 miljoen autokilometers. Ook zijn voor de productie van melk grote hoeveelheden graan nodig die veelal afkomstig zijn uit Zuid-Amerika. De productie van veevoer is daar de belangrijkste oorzaak van ontbossing en het verlies van biodiversiteit. Marianne Thieme vindt een dergelijke verspilling in tijden van voedsel- en klimaatcrisis onbestaanbaar en heeft Kamervragen gesteld over de kwestie.

Thieme wil van het kabinet weten of er opgetreden wordt tegen de aangekondigde acties, die ook in Nederland plaatsvinden en waarvan de AID op de hoogte is. In haar Kamervragen maakt zij de vergelijking met de Friese sage van het vrouwtje van Stavoren, een rijke koopmansweduwe die graan in zee liet dumpen en vervolgens aan de bedelstaf geraakte. Thieme vraagt de ministers wat zij gaan doen om de boze boeren op andere gedachten te brengen en perspectief te bieden.

11 september 2009

De lessen van Cousteau

Als kind keek ik naar de documentaires van Jacques Cousteau op tv. De beelden van de fascinerende onderwaterwereld maakten een diepe indruk op mij, zo klein als ik was. Cousteau liet de wereld kennismaken met het leven in de schier oneindige en onpeilbare waterlichamen die het grootste gedeelte van het aardoppervlak beslaan. Countryzanger John Denver bezong de tanige Franse oceaanonderzoeker en zijn boot in Calypso: “To be part of the movement, part of the growing, part of beginning to understand”.
Maar ruim dertig jaar later begrijpen we er nog steeds weinig van. Voor zijn dood in 1997 waarschuwde Cousteau dat de oceanen sterven in onze tijd. Inmiddels is het punt bereikt dat veel mariene ecosystemen daadwerkelijk op instorten staan. 90 procent van alle roofvissen is uit de wereldzeeën verdwenen. Driekwart van de visbestanden is overbevist of al ingestort. Jaarlijks verdrinken honderdduizenden zeezoogdieren en -vogels, omdat ze verstrikt raken in visnetten en -lijnen. Elk jaar vallen honderdduizenden zeehonden en (bedreigde) walvisachtigen ten prooi aan jagers. Een derde van de haaiensoorten wordt met uitsterven bedreigd – naar schatting worden jaarlijks 100 miljoen (!) haaien, veelal levend, ‘ontvind’. Ontelbare vogels, vissen en zeeschildpadden verhongeren met hun magen vol stukjes plastic die zij voor voedsel hebben aangezien – in de Stille Oceaan drijft een continent van onafbreekbaar plastic afval. Vrijwel alle koraalriffen worden bedreigd of zijn stervende. En ga zo maar door.
Met het instorten van de mariene ecosystemen valt niet alleen een, voor armere bevolkingsgroepen belangrijke, voedselbron weg, maar dreigt ook de bron van al het leven op aarde op te drogen. In de oceanen voltrekken zich allerlei complexe fysische en chemische processen die het leven – ons leven! – op deze planeet mogelijk maken. Deze processen hangen nauw samen met het evenwicht tussen alle verschillende vormen van zeeleven. Als de oceanen sterven, zijn wij ook ten dode opgeschreven. Zo simpel is het.
De oplossing voor dit levensgrote probleem kan net zo simpel zijn, mits wij, de vervuilende en vraatzuchtige mens, tot inkeer, en dus tot ander gedrag en beleid, komen. Regeringen en overheden blijken daartoe niet in staat. Zo heeft 25 jaar Europees visserijbeleid erin geresulteerd dat 88% van de visbestanden in de Europese wateren nu overbevist is. Terwijl we volgens zeebiologen de visvangst acuut moeten staken, doen regeringen er al vijftien jaar over om uiterst minimale zeereservaten aan te wijzen, ook al zijn ze daar volgens Europese wetgeving toe verplicht. De visserijsector blijkt niet in staat zichzelf (voldoende) te matigen en de overheid blijkt niet in staat de visserij van bovenaf in duurzame banen te leiden. Economische kortetermijnbelangen prevaleren, altijd.
Gelukkig, voor ons allemaal, is er sprake van een gestaag groeiend maatschappelijk bewustzijn dat het roer drastisch om moet. Zoals bij alle belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen in de geschiedenis, komt die verandering van onderaf. Maar voor overheid en industrie, en ieder individu dat (nog) bijdraagt aan het probleem, is het niet prettig om te worden geconfronteerd met eigen falen en ongelijk. Dus wordt een breed gesteunde maatschappelijke organisatie die stenen in zee gooit om de noodzaak van het aanwijzen van zeereservaten te onderstrepen radicaal genoemd, of zelfs crimineel. En pakt men de enige organisatie ter wereld die, nota bene op grond van het natuurbeschermingshandvest van de Verenigde Naties, optreedt tegen stroperij op zee en illegale walvisjacht aan in plaats van de stropers, de échte ‘ecoterroristen’.
We kunnen het tij nog keren, maar niet door oeverloos te blijven praten aan vergadertafels over de meest minimale maatregelen als maximale daadkracht letterlijk van levensbelang is.

Daniëlle Hutter - Bezorgd aardbewoner

04 september 2009

Doe onderzoek, gericht op welzijn van mens en dier, in het openbaar

Uit berichtgeving van het Nederlands Dagblad (11 augustus 2009) bleek dat het kabinetsvoornemen om te komen tot het verminderen van het aantal dierproeven niets terecht komt.

De resultaten van dierproeven moeten openbaar worden gemaakt en verzameld in een database. GroenLinks-Tweede Kamerlid Tofik Dibi wil het aantal proeven op dieren verminderen.

Dibi heeft volkomen gelijk, maar nog mooier is wanneer de opzet van die openbaarheid erop gericht is om dierproeven overbodig te maken.
Eigenlijk zou het resultaat van alle onderzoek dat wordt gedaan ten behoeve van het welzijn van levende wezens, mens en dier, openbaar moeten zijn. Het hoeft de samenleving niet zoveel geld te kosten om wetenschappers te betalen en te motiveren om bepaald onderzoek alleen te doen onder de voorwaarde dat het resultaat door iedereen vrij gebruikt mag worden. Het zou voor onderzoekers nog aantrekkelijker worden wanneer politici en wetenschappers er juist een erezaak van zouden maken in een gezonde, competitieve sfeer uitgedaagd te worden, wie het meeste via openbare onderzoeksmethoden bijdraagt aan het welzijn van mens en dier.
Dit kan goed samengaan met het verbod op het gebruik van dieren voor onderzoek.

Vossenjacht in de duinen op basis van onzinnige argumenten

Er mag volgens de minister van LNV, Gerda Verburg weer gejaagd worden op vossen in de duinen. De onlogische redenering is als volgt: "Vossen eten meeuwenjongen en –eieren. Om dit te voorkomen gaan de meeuwen broeden in de stad. In de stad vinden zij ook hun voedsel. Dit levert overlast op in de stad. Door de vossen te bejagen gaan de meeuwen meer broeden in de duinen. Gevolg is minder overlast in de stad."
Tot zover de redenering. Maar de redenering is nog niet af. Meeuwen die in de duinen broeden, leveren inderdaad tijdens dat broedseizoen geen overlast in de stad. Maar wanneer de aanwas van de meeuwen niet door de vossen worden gedecimeerd, komen er steeds meer meeuwen, die hun voedsel in de stad gaan zoeken. Het is overigens maar de vraag of de meeuwen naar de duinen komen om te broeden, want in de stad is er ook minder gevaar van vossen.
Wil je de overlast van meeuwen tegengaan, dan moet je ervoor zorgen dat er geen voedselresten in de stad zwerven en dat vossen de omvang van de meeuwenpopulatie in bedwang kan houden. Het resultaat van de jacht op vossen is dat er niet minder overlast van meeuwen zal komen.

Jagers verzinnen zulke halfslachtige redeneringen omdat zij uit plezier willen jagen. Het is treurig dat het publiek dat thuis overlast ondervindt van meeuwen, maar graag een natuurlijke ervaring (vossen kijken) tijdens een duinwandeling wil, zich een oor laat aannaaien omdat het meewerken aan een schonere stad te veel moeite lijkt.

18 augustus 2009

Maaibeleid maakt slachtoffers

Jan van der Meer is projectleider IVN-opleiding Noord Nederland, maar ook onbezoldigd boa bij de AID en toezichthouder voor landschapsbeheerder It Fryske Gea. Simon Bijlsma is senior beleidsmedewerker ecologie bij de Friese Milieufederatie.

In het het vakblad voor handhavers op het gebied van Dier en Milieu, augustus 2009/4 een vraaggesprek met hen in het kader van de voorlichtingscampagne Roofvogels in Beeld. Hieruit een fragement.

Van der Meer: "Het huidige moderne boerenbedrijf, dat rendabel moet zijn, kan eenvoudig weg geen rekening houden met weidevogels. Rond mijn eigen woonplaats geven de vogelwachters aan dat de weidevogelstand met 90% is afgenomen. Dit jaar zag ik zelf op een perceel vierentwintig nesten gemarkeerd. Vervolgens was er een loonbedrijf een paar nachten aan het werk en er was niets meer over van de nesten. Opvallend was dat er vervolgens in het verslag van de vogelwacht stond dat in het bewuste perceel tweeëntwintig nesten waren gepredeerd! Van der Meer vervolgt: in plaats van de huidige landbouwmethodes als belangrijkste oorzaak van de achteruitgang aan te wijzen, geeft men de predatoren de schuld. Er zijn kennelijk boeren die er belang bij hebben om de aandacht op de roofvogels te vestigen, zo blijven ze zelf verschoond van kritiek."
Bijlsma vult aan: "Zo is er ook een economisch motief aan te wijzen voor een deel van de vervolgingsgevallen, namelijk de subsidies in het kader van weidevogelbeheer. Natuurlijk pakt een buizerd naast muizen en vele tientallen andere prooisoorten ook wel eens een jonge kievit of grutto, zonder dat dit van grote invloed is op de weidevogelstand in Friesland. Resultaatbeloning eenzijdig gericht op weidevogels werkt binnen het agrarisch weidevogelbeheer helaas roofvogelvervolging in de hand. Een beloning op basis van de inspanning die de boer levert gericht op het behoud en versterken van integrale natuurwaarden -waartoe ook roofvogels behoren- zou een veel betere zijn."

Tot zover het interview.

Elders in het blad het verslag van het proces-verbaal van een boer die (deels op tijd) werd gestopt bij het rücksichtslos maaien terwijl er vogels broeden in het gras.

01 augustus 2009

Dieren en de Leeuwarder Courant

In de Leeuwarder Courant van 28 juli vielen mij twee redactionele artikelen op die allebei dieren als onderwerp hebben en wel in het bijzonder de omgang tussen mens en dier. In een goed doortimmerd hoofdredactioneel artikel van M. wordt op een kalme, goed gemotiveerde wijze afgerekend met de traditie van het laten optreden van wilde dieren in circussen e.d. Conclusie: ophouden met die malligheid! Het moet maar eens afgelopen zijn met het mens- en dieronwaardige gesol met levende wezens puur ter vermaak van het gepeupel.
Drie bladzijden verder laat een ander redactielid, de heer Hans Willems, ook zijn licht schijnen over de verhouding mens – dier. Hoe anders van toon is dit verhaal! Het chagrijn druipt er van af! Willems sleept er van alles bij, van bij hem op springende honden tot dierenbegraafplaatsen, om toch vooral maar te beklemtonen dat de mens veel te ver is gegaan in zijn liefde (respect?) voor het dier. “Ze zijn het onderscheid tussen mens en dier uit het oog verloren”, jammert hij en ik zie hem als het ware voor mijn geestesoog de handen ten hemel heffen. Dat uit recent DNA-onderzoek is gebleken dat mensen en (andere) dieren helemaal niet zo sterk van elkaar verschillen en het daarom helemaal zo gek niet is het dier niet per definitie als een wezen van een lagere orde te beschouwen, is kennelijk aan hem niet besteed. Dat Minoes en Bobby in de watten gelegd worden alsof het kinderen zijn en de schappen in de supermarkten vol liggen met voedings- en andere producten voor huisdieren kan evenmin de goedkeuring van de heer Willems wegdragen. En passant laat hij dan onvermeld dat de schappen met producten uit de bio-industrie die van de huisdierproducten in hoeveelheid en omvang vele malen overtreffen! Huisdieren vertroetelen, oké, maar je moet niet overdrijven, oreert hij vol gramschap. Over het antwoord op de vraag tot hoe ver het acceptabele vertroetelen dan gaat en waar het ontoelaatbare overdrijven begint laat Willems ons evenwel in het duister tasten. Zij die zich verzetten tegen de praktijken in de (bio)veehouderij, tegen het opsluiten van dieren in dierentuinen en het laten opvoeren van domme kunstjes van dieren in circussen worden door meneer Willems achteloos als extremisten gekenschetst, waarbij de aanduiding “extremist” van een duidelijk negatieve lading wordt voorzien. Oké, hij geeft toe dat de circustent niet de meest natuurlijke omgeving voor olifanten c.s. is en er zal ook best wel eens wat schorten aan het geduld van de dierentemmer – het wóórd alleen al! – maar moet je daar nou echt zo puriteins in zijn? Ja, meneer Willems, daar moet je puriteins in zijn, waarbij het woord ‘puriteins’ betekent dat men zich dient te houden aan strenge zedelijke normen. Met respect en mededogen mag nooit worden gesjoemeld!
Aan het eind van het artikel wordt de heer Noach met “zijn rare megaboot” nog ten tonele gevoerd waarbij aangetekend wordt dat die echt niet aan de Europese richtlijnen voor dierenwelzijn zal hebben voldaan. Maar daarom niet getreurd, volgens Willems, “hij zorgde er wel voor dat mens en dier gezamenlijk het hoofd boven water hielden”. Dat is humor!
Minder grappig is mijn conclusie dat Noach’s reddingsactie tot gevolg heeft gehad dat de mens zijn medeschepselen is gaan beschouwen als bron van vermaak, economisch nut, voedsel, sportverdwazing en ontspanning. En dat alles in een mate en intensiteit waarbij het belang en welzijn van het dier volledig ondergeschikt zijn gemaakt aan de door de mens gestelde normen. Dat er thans mensen en organisaties zijn die dit zijn gaan inzien en in volle overtuiging, op geweldloze wijze daar iets aan proberen te doen kan kennelijk slechts hoon en gramschap van de heer Willems en een onrustbarend groot aantal geestverwanten van hem oproepen. Daar staat gelukkig tegenover dat organisaties als de Partij voor de Dieren, Wakker Dier, Wilde Dieren De Tent Uit, Varkens in Nood en vele andere op spectaculaire wijze leden winnen en daardoor in toenemende mate invloed uitoefenen op de beeldvorming over de verhouding mens/(ander) dier en de ethische aspecten daarvan.

27 juli 2009

Partij voor de Dieren wil af van overtollig proefdiergebruik

Persbericht PvdD. Den Haag, 27 juli 2009 – De Partij voor de Dieren wil dat er een einde komt aan het fokken en doden van overtollige proefdieren. In Nederland worden jaarlijks meer dan 400.000 dieren ‘in voorraad’ gedood in fokkerijen en laboratoria: dieren die wel zijn gefokt in het kader van dierexperimenteel onderzoek, maar die nooit in een dierproef worden gebruikt. De Partij voor de Dieren vindt het onbestaanbaar dat dit hoge aantal slachtoffers van dierproeven niet wordt aangepakt door de overheid.

Het aantal proefdieren dat ‘in voorraad’ wordt gedood komt bovenop het aantal dieren dat daadwerkelijk wordt gebruikt in experimenten. De afgelopen jaren is hun aantal explosief gestegen. Daarmee is het totaal aantal dieren dat gebruikt wordt in het kader van dierexperimenteel onderzoek veel hoger dan de overheid wil doen geloven. Het ministerie van VWS en de Voedsel en Warenautoriteit, het orgaan dat belast is met het toezicht op dierproeven, communiceren dat in Nederland ‘slechts’ zo’n 600.000 dierproeven per jaar worden verricht. Zij stellen daarbij dat het aantal dierproeven in Nederland langzaam afneemt. Wat zij er niet bij vertellen, is dat sinds 2005 het totaal aantal dieren dat voor dierproeven wordt gefokt en gedood weer veel hoger ligt dan de jaren ervoor. Waar het gemiddelde in de jaren 2002-2004 op 880.000 stond, werden in 2005, 2006 en 2007 steeds rond de 1 miljoen dieren opgeofferd in het kader van dierproeven.

Redenen voor het overschot aan proefdieren zijn volgens wetenschappers dat zij voor hun onderzoek alleen gebruik willen maken van dieren met een bepaald geslacht of van dieren met een bepaalde leeftijd. De dieren die overblijven worden afgemaakt. Een andere belangrijke oorzaak is gelegen in de toegenomen genetische manipulatie: het proces om één genetisch gemanipuleerde diersoort te creëren, kost talloze dieren het leven.

In antwoord op eerdere vragen van Kamerlid Esther Ouwehand stelde minister Klink van VWS dat het aantal overtollige proefdieren uit zichzelf tot het minimum beperkt zou blijven als resultaat van een efficiënte bedrijfsvoering in proefdierfokkerijen en laboratoria. Nader onderzoek naar deze problematiek vond hij dan ook niet nodig. De Partij voor de Dieren wil wel meer zicht op de processen die leiden tot de dood van zoveel overbodige proefdieren. Esther Ouwehand brengt daarom morgen, dinsdag 28 juli, om 13.00 uur een werkbezoek aan proefdierfokker Harlan in het Limburgse Horst. Zij zal zich daar o.a. laten informeren over de manier waarop de fokker aan de vraag naar (specifieke) proefdieren voldoet en hoe de overschotten tot stand komen. Esther Ouwehand: “De dood van meer dan 400.000 overtollige proefdieren per jaar is onacceptabel. Zonder maatregelen zou dit aantal de komende jaren zelfs nog sterk kunnen stijgen. De minister móet ingrijpen.“

Tot zover het persbericht.

Lachwekkende conclusies bij onderzoek LNV naar welzijn circusdieren

Minister Verburg heeft twee onderzoeken laten doen: 'De intrinsieke waarde van dieren in performance-praktijken' door de Universiteit van Groningen (RUG) en de Wageningen Universiteit (WUR), en het onderzoek 'Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland' door de WUR.

Het klinkt indrukwekkend: een onderzoek naar de intrinsieke waarde. Maar dat is schone schijn. Op zich is een onderzoek naar de intrinsieke waarde van een dier onmogelijk en alleen daarom al een belachelijke zaak. De term “intrinsieke waarde” is namelijk een loze term. Het is een term die veronderstelt dat een dier een waarde zou hebben los van de voorstelling daarvan door de mens. Dus ook van een wetenschappelijk onderzoeker of van het circuspubliek. Anders gesteld: de intrinsieke waarde van een dier is niet objectief te bepalen of te onderzoeken, laat staan van een dier dat voor de mens moet optreden (in de “performance-praktijk”). De term is begin jaren '80 uitgevonden om dierenbeschermers een wortel voor te houden om hen af te leiden en om de (dieren)tuin te leiden. En dat lukt uitstekend en wordt hier weer van stal gehaald. Business as usual. Achter de (kamer)schermen slaan de ambtenaren van LNV zich op de knieën terwijl ze toekijken hoe de truc weer wordt gevreten en er weer niets echt hoeft te veranderen.
De conclusie dat het welzijn van dieren door optreden niet noemenswaard wordt aangetast is ook lachwekkend. Het voornaamste welzijnsbezwaar dat tegen de situatie van dieren in het circus wordt aangevoerd geldt de tijd dat een dier juist niet moet optreden. Gegeven de verveling en het gebrek aan bewegingsruimte is af en toe een optreden een verademing waarin het dier nog enige afleiding vergund is. Maar er is ook de stress en de dreiging van straf tijdens de training.
Dieren laten optreden is vooraleerst een ethische kwestie (respectloos) en secundair een welzijnskwestie. Het is niet voor niets dat de actiegroep Respect voor Dieren onder deze naam actie voert tegen het gebruik van dieren in het circus. Maar dat circusdieren nog enige afleiding krijgen is geen argument om met die omstandigheid de verveling en stress van de grootste deel van hun loze tijd weg te poetsen. Het is ondoenlijk dat de wilde dieren weer worden terug worden gevoerd naar hun natuurlijke omgeving. Een verbod om deze misstand te voorkomen is de enige rechtvaardige beslissing.

Hieronder de tekst van de samenvatting van het onderzoek, die was te lezen op de site van het LNV.

Conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek over de intrinsieke waarde van circusdieren stelt dat het verblijf van dieren in circussen niet per definitie een negatieve invloed heeft op het dierenwelzijn. Dat hangt ondermeer af van de mate van domesticatie, de behoefte van het dier en de kwaliteit van zijn omgeving. De onderzoekers bevelen aan om geen dieren uit het wild te halen ten behoeve van circussen. Eigenlijk vinden ze dat alle wilde dieren moeten worden teruggeplaatst naar de vrije natuur of naar natuurparken, maar de onderzoekers erkennen dat de mogelijkheden daartoe zeer beperkt zijn. Des te meer reden, vinden ze, om welzijnseisen te stellen aan het verblijf van wilde dieren in circussen. De zorg moet meer gaan aansluiten bij de specifieke vermogens en behoeftes van de dieren.

Het onderzoek over het welzijn van circusdieren concludeert dat het optreden in voorstellingen het welzijn van de circusdieren niet noemenswaardig aantast. Wel wordt een aantal welzijn- en gezondheidsproblemen gesignaleerd dat terug te voeren is op het gebrek aan kennis van de verzorging van de dieren. De onderzoekers bevelen aan de kennis van verzorgers over de gezondheid en de verzorging van dieren op niveau te brengen. Ook zou het volgens hen goed zijn als de organisatie van circussen VNCO met gemeenten afspraken maakt over de kwaliteit en ruimte voor dieren op standplaatsen binnen de gemeentegrenzen. Van alle dieren vraagt de situatie van de olifant in circussen de meeste aandacht. De onderzoekers stellen verder onderzoek voor op het gebied van het houden van olifanten in circussen.

Tot zover het LNV.

Het is waarschijnlijk dat een verbod op het gebruik van circusdieren een precedent zou hebben geschapen voor een verbod van het gebruik van dieren in de bio-industrie. En dat zou een relatief kleine groep belanghebbenden in ons land te veel geld kosten.

Niet om te lachen is het feit dat in alle gevallen aan de onderzoekers de toegang tot de trainingen werd geweigerd en dat de onderzoekers dat kennelijk hebben geaccepteerd. Zie hieronder een citaat uit het persbericht van "Wilde dieren de tent uit":

"Onderzoekers geweigerd bij training - Een onderdeel van het onderzoek was het observeren van de in circussen toegepaste trainingsmethoden. Toegang tot de trainingen werd de onderzoekers echter in alle gevallen geweigerd. De onderzoekers konden uit de waargenomen angst van de dieren tijdens de voorstelling echter concluderen dat training op basis van dominantie gebeurt. Tijdens de voorstelling werden dwangmiddelen waargenomen, zoals olifantenhaken (welke permanent gebruikt werden, ook buiten de voorstelling) en zwepen."

Zie verder Drogredenen voor het gebruik van dieren in het circus en Onvermijdbare welzijnsproblemen bij circusdieren.
Rechten Voor Al Wat Leeft schrijft in haar contactblad over gemeentes die een vergunning weigeren aan circussen.

26 juli 2009

Zonder export meer verantwoorde melk

Harmen Treur is melkveehouder op Walcheren. In de NRC van 24 juli 2009 bepleit hij de zaak van de Hollandse melk onder de titel: U drinkt het liefst Hollandse melk? Sluit dan de grenzen.

Treur besluit zijn kromme betoog met deze alinea:
Voor een paar cent per liter extra blijft de voor ons landschap zo kenmerkende boerennatuur behouden. En blijft de file van af- en aanrijdende melkauto’s uit het buitenland ons bespaard. Het platteland blijft bewoond, de melk blijft Hollands. En de boeren worden niet als een sinaasappel tot op de laatste druppel uitgeknepen.
Tot zover Treur.

Het betoog van Treur is tekenend voor de trieste halve waarheden die melkveehouders gewend zijn te roepen. Ze worden nauwelijks tegengesproken en het is de vraag of dit een teken van onverschilligheid is van het publiek of onwetendheid. Feit is dat de prijs die de consument voor melk betaalt in de supermarkt laag is. Maar nog belangrijker is dat de Nederlandse melkveehouder niet voor de Nederlandse markt produceert maar voor de buitenlandse markt. Voor elke 100 liter melk die in ons land wordt geproduceerd gaat het merendeel naar het buitenland. Als Nederland inderdaad de grenzen zou sluiten dan zou er een gigantische overproductie zijn omdat de melk en kaas niet meer geëxporteerd kunnen worden. Dat zou pas lage prijzen opleveren in de supermarkten.
Feit is ook dat de boeren niet uitgeknepen worden maar hun koeien, die ook nog eens steeds vaker het jaar rond op stal worden gehouden. Koeien in het landschap wordt steeds minder waargenomen, maar wel strakke groene graslanden, waarin alleen nog maar gras groeit en geen ander leven mogelijk is voor het vroeger zo kenmerkende biodiversiteit van de weide.

Toch zit de oplossing in het sluiten van de grenzen, maar dan op een totaal andere wijze dan Treur zich voorstelt. De Nederlandse melkveehouderij zou links- of rechtsom gereduceerd moeten worden tot een niveau van landelijke behoefte, waarbij tevens de eis wordt gesteld dat de koeien zomers in de wei lopen en de bedrijfsvoering op zijn minst dier- en milieuvriendelijk is. Dat wordt deze met de huidige ontwikkeling van schaalvergroting meer en meer minder.

24 juli 2009

Huisartsen vrezen megastallen

Dit is de ingezonden brief in het Eindhovens Dagblad waarin Brabantse huisartsen bestuurders en politici oproepen om te stoppen met verdere ontwikkeling en inrichting van landbouwontwikkelingsgebieden.

Oirschotse en Beerse huisartsen maken zich zorgen over de schadelijke effecten van megastallen.

Op dit moment is er in Noord Brabant veel beroering ontstaan door de komst van z.g. megastallen. Megastallen zijn zeer grote onderkomens, waar massaal varkens, kippen en andere dieren worden gehouden. Het gaat om bijvoorbeeld 9.000 varkens per stal en één zo’n stal is 250 meter lang, 100 meter breed en 11 tot 14 meter hoog.
Zij worden gepland in z.g. landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s), zoals het LOG Langerijt bij Oostelbeers en het LOG bij de Stille Wille.
Los gezien van bezwaren tegen de afbraak van het fraaie Brabantse landschap door de reuzen- gebouwen, het offeren van kleine weggetjes ten behoeve van aan en afvoer van voer en vee, de geringe bijdrage aan de werkgelegenheid in de regio,het dierenwelzijn, de stank en lawaaioverlast èn de geplande bouw vlakbij kwetsbare natuurgebieden (Baest en ’s Heerenvijvers), willen de Oirschotse en Beerse huisartsen vooral hun zorgen uitspreken over de bedreiging van de volksgezondheid.
Er zijn in onze ogen twee belangrijke ontwikkelingen, die negatief kunnen uitpakken voor die volksgezondheid, te weten:
1. Toename van concentraties fijnstof in de lucht met name voor de bewoners in de omgeving (de regio Eindhoven behoort al tot een van de gebieden met de meeste luchtvervuiling).
2. Het in (soms) in explosieve mate toenemen van concentraties van bacteriën en virussen, te weten de MRSA bacterie, de Q-koorts verwekker en het Mexicaanse (voorheen varkens) griepvirus.
Wat betreft de concentratie fijnstof, die vrijkomt bij megastallen: hier zijn al diverse onderzoeken naar gedaan. Het resultaat van deze onderzoeken is heel verschillend en varieert van onduidelijk of het schadelijk is tot duidelijk aangetoonde schade voor de gezondheid.
Wij merken in onze praktijken echter een grote toename van patiënten met longafwijkingen en wel op het niveau van de lagere luchtwegen, de longblaasjes. Longblaasjes zijn noodzakelijk voor de gaswisseling van ons lichaam, anders gezegd, via de longblaasje komt zuurstof in ons bloed en wordt koolzuur als afvalproduct weer uitgeblazen.
Wanneer deze blaasjes beschadigd raken ontstaat kortademigheid, eerst bij inspanning, later ook in rust, het is een aandoening die niet geneest, langzaam erger wordt en in feite dus chronisch is. Deze ziekte noemen we COPD, vroeger wel longemfyseem genoemd.
De belangrijkste boosdoeners zijn roken en fijnstof. Dit laatste komt in de lucht door autoverkeer, maar ook door industrie en megastallen. Luchtwassers, die bij megastallen worden geplaatst, zouden de lucht grotendeels zuiveren van stank, maar niet van fijnstof.
Hier in de regio is de laatste 15 jaar de varkenshouderij fors uitgebreid en het ligt voor de hand, dat dit invloed heeft op de toename van longziektes, die wij vaststellen. Wij maken ons hier in ieder geval ernstige zorgen over.
Wat betreft de bacteriën: bij grote concentraties van dieren en met name wanneer uit voorzorg antibiotica worden toegediend zullen er uiteindelijk bacteriën ontstaan die resistent zijn tegen de gangbare antibiotica (de MRSA bacterie), met andere woorden: gewone penicillines hebben hier geen vat meer op. Daarnaast kunnen zich bacteriën ontwikkelen die zeer bedreigend voor de mens zijn. Een voorbeeld hiervan is de Q-koorts bacterie, die in geitenmest voorkomt en waarvan iedereen heeft kunnen lezen hoe explosief deze zich dit jaar heeft ontwikkeld. Mensen, die door de Q-koorts bacterie worden besmet, zijn doodziek en kunnen blijvende schade overhouden aan longen, hartkleppen en gewrichten.
De MRSA bacterie is een nachtmerrie voor ziekenhuizen, omdat deze vrijwel niet uit te roeien is. MRSA bacteriën komen veel voor in het buitenland, waar heel royaal met antibiotica wordt gewerkt en in Nederland bij varkensconcentraties in stallen, waar ook veel antibiotica worden gegeven. Veel mensen zijn drager van deze bacterie, o.a. varkenshouders en hun familie, zonder dat ze daar verder last van hebben. Het zijn juist de kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals bejaarden en mensen met chronische aandoeningen, die hierdoor ziek kunnen worden.
Steeds meer ziekenhuizen willen eerst patiënten onderzoeken op het voorkomen van de MRSA bacterie, voordat iemand kan worden opgenomen. Dat geldt voor iedereen die recent in het buitenland is geweest als ook in Nederland voor varkenshouders en hun gezinsleden.
Een derde zeer actuele bedreiger van onze gezondheid is het Mexicaanse griep virus. Destijds is dit ontstaan vanuit varkenshouderijen in Mexico en heette dan ook varkensgriep. Omdat deze benaming volgens ZLTO Nederland de varkensindustrie een slecht imago zou geven, heeft men deze met succes veranderd in Mexicaanse griep. Het gaat echter onverminderd om een virus dat o.a. vanuit varkensconcentraties is ontstaan en nu een pandemie veroorzaakt.
Gezien het bovenstaande vinden wij, huisartsen in Oirschot en Oost West Middelbeers dat het in een dicht bevolkt gebied als Brabant in dit stadium onverantwoord is LOG gebieden aan te wijzen en in te richten met megastallen. De risico’s voor ernstige schade voor de volksgezondheid zijn groot, in ieder geval onvoldoende onderzocht en wij willen daarom alle bestuurders en politici, die zich met deze materie bezighouden oproepen te stoppen met verdere ontwikkeling en inrichting van LOG gebieden, nu eindelijk eens het geldelijk gewin niet als prioriteit te stellen maar verder te kijken naar de consequenties op langere termijn.
Dat betekent, dat er eerst een gedegen onderzoek moet komen naar de risico’s van megastallen en andere veeconcentraties. Pas als deze in kaart zijn gebracht en de consequenties te overzien zijn, kan een verantwoord landbouwbeleid worden gevoerd.

De gezamenlijke huisartsen van Oirschot en Oost West en Middelbeers


Het NOS journaal van 4 december 2009:
In Nederland zijn onnodig veel mensen zwaar ziek geworden door de Q-koorts. Dat zeggen Brabantse GGD-artsen en microbiologen in het programma Zembla. Zij zeggen dat voor de overheid de belangen van de geitenboeren zwaarder wogen dan de volksgezondheid.

De gezondheidsdienst voor dieren weigerde de GGD's te vertellen op welke geitenbedrijven Q-koorts heerst. Een snelle aanpak werd daardoor verhinderd.

09 juli 2009

Wat is eerlijk melken?

In Ziezo.biz aandacht voor de zorgen van LTO en premier Balkenende voor de concurrentiepositie van de Nederlandse melkveehouder:

Een gelijk speelveld voor agrarische producenten in de Europese Unie moet worden behouden. Dit schrijft minister-president Balkenende in een brief aan voorzitter Albert Jan Maat van LTO Nederland. De premier reageert op een brandbrief, die de LTO-voorzitter vorige maand aan hem stuurde.
Dit heeft LTO dinsdag bekend gemaakt. EU-lidstaten nemen in eigen land maatregelen om hun boeren tegemoet te komen, waardoor producenten in andere landen op achterstand raken. LTO had de premier gevraagd om de aantasting van de gelijke speelveld aan de orde te stellen tijdens de Europese Raad van medio juni. Balkenende schrijft de zorgen van LTO te delen.
Tijdens de Raad heeft hij duidelijk gemaakt dat voor Nederland twee punten van belang zijn. Ten eerste dat eerder in het kader van de Healtch Check gemaakte afspraken worden gerespecteerd. Ook is in de Raad overeengekomen dat de afspraken, die in het kader van de Health Check over de geleidelijke opheffing van de melkquota zijn gemaakt, overeind blijven.
Tot zover Ziezo.biz.

De Nederlandse melkveehouder staat ten opzichte van zijn buitenlandse concullega vrij sterk omdat de sector zo is georganiseerd dat een aantal nadelen van de hoge melkproductie in ons land zijn afgewenteld op de belastingbetaler en ten koste gaan van het dierenwelzijn.
Veel partijen (LTO, reclame, overheid) werken samen om de ongelijkheid in het speelveld aan het grote publiek te verkopen als het tegendeel: milieuvriendelijk en met aandacht voor dierenwelzijn.
De Nederlandse koe wordt meer en meer binnen gehouden om een grootschalige productie mogelijk te maken. Bijkomend voordeel is dat de mest op verschillende manier gemanipuleerd kan worden zodat het minder milieubelastend lijkt. Dat is slechts schijn, maar staat beter in de media.
Wat zou moeten gebeuren is dat de omvang van de Nederlandse productie gereduceerd wordt tot het niveau van de behoefte van de directe omgeving. Wanneer dat gepaard gaat met milieu- en diervriendelijke eisen aan de manier van produceren kan een speelveld ontstaan, waarin elke deelnemer een gelijkwaardige kans krijgt om verantwoord te werken en te leven. Koeien kunnen buiten lopen in de wei. Weidevogels krijgen een kans, in plaats van een weide als leefomgeving die wel groen (en clean als een biljartlaken) is, maar verder ongeschikt om in te overleven en om in voort te planten. Boeren die bereid zijn om zich in te zetten voor een aantrekkelijke landschap (toerisme), natuur en milieu kunnen beschermd worden tegen oneigenlijke concurrentie uit het buitenland. Een dergelijke speelveld ("level playing field") kunnen Europese landen elkaar best gunnen. Werk geen diervriendelijke boeren uit elkaars buitenlandse markt.
Niet op alle economische terreinen is een vrije markt heilzaam.

08 juli 2009

De Staat van het Dier, oftewel dierenwelzijn gemeten

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) laat op aandrang van de Tweede Kamer het dierenwelzijn en de dierengezondheid meten. Nederland is daarmee het eerste Europese land die dat doet. Jaarlijks gaat LNV het rapport ‘De Staat van het Dier’ uitbrengen. De eerste editie verschijnt in februari 2010.
In rapport 221 van de Animal Science Group uit Wageningen zijn de ambities van het LNV te lezen:

Nota Dierenwelzijn
De ambitie is, dat de samenleving de komende jaren:
• meer inzicht krijgt in en respect ontwikkelt voor het natuurlijk gedrag en de daaraan gerelateerde behoeften van dieren in hun omgeving; en
• haar omgang met en de wijze van houden van dieren daar op aanpast, inclusief het aankoopgedrag van dieren en dierlijke producten. De Nederlandse samenleving zal qua dierenwelzijn in de Europese voorhoede opereren.

Deze ambitie wil het kabinet in 15 jaar realiseren via de volgende vijf lange termijn doelstellingen, te weten:
1. Het perspectief van het dier is leidend bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering, zonder dat andere aspecten als economie, milieu, diergezondheid, voedselveiligheid en arbeidsomstandigheden uit het oog worden verloren.
2. Gehouden dieren kunnen behoeften, voortvloeiend uit hun natuurlijk3 gedrag, uiten en krijgen daglicht, hebben voldoende ruimte en ondergaan geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze van houden.
3. Gehouden dieren zijn in principe zichtbaar voor burgers, ofwel in het landschap, ofwel op het bedrijf.
4. Houders van hobby) en gezelschapsdieren beschikken over voldoende kennis, informatie en ondersteuning om hun verantwoordelijkheden te nemen bij de aankoop, huisvesting en verzorging van de dieren en handelen hiernaar.
5. Consumenten beschikken over voldoende kennis informatie en ondersteuning om in redelijkheid een afweging te kunnen maken bij hun aankoop van dierlijke producten wat dierenwelzijn betreft.

De Nota Dierenwelzijn gaat voor dierenwelzijn uit van de ‘Vijf vrijheden’ als aangegeven door de Commissie Brambell. Deze vijf vrijheden:
1. Vrij van honger, dorst of onjuiste voeding
2. Vrij van thermaal en fysiek ongerief
3. Vrij van pijn, verwonding of ziekte
4. Vrij van angst en chronische stress
5. Vrij om soorteigen gedrag te uiten
worden wereldwijd als uitgangspunt voor dierenwelzijn gehanteerd. Lastig is, dat ze als zodanig niet zijn geoperationaliseerd en er dus geen eenduidige indicatoren voor bestaan. Intuïtief zijn ze goed te interpreteren, maar elke diersoort heeft in elke levensfase een eigen specifieke invulling.

Tot zover rapport 221.

De opmerking dat “het lastig is dat de vrijheden niet zijn geoperationaliseerd” moet zo worden gelezen dat de sector het maar al te comfortabel vindt dat niemand het ontbreken van de vrijheden in de praktijk als juridische onderbouwen kan aandragen voor de rechter om de bio-industrie te laten verbieden. Consumenten voelen op hun klompen aan (“kunnen intuïtief goed interpreteren”) dat het niet klopt in de intensieve veehouderij.
Het gebrek aan onomstotelijk bewijs over het ontbreken van dierenwelzijn maakt dat de agrosector voorlopig haar gang kan blijven gaan en nog lang zelfs het doen van onderzoek naar dierenwelzijn kan gebruiken om tegenstanders aan het lijntje te houden.
De vijf vrijheden hebben evenveel met welzijn als met grondrechten te maken. En deze constatering zou ogenblikkelijk moeten leiden tot inperking van de omvang van de intensieve veehouderij.

02 juli 2009

Vlaamse vegetariërs in open dialoog met Nederlandse vleessector

Persbericht EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) Gent, 2 juli 2009

Op Meat & Meal, de website voor de Nederlandse vleessector, is redactrice Caroline van der Plas een open dialoog begonnen met Tobias Leenaert, coördinator van de Vlaamse vegetarische organisatie EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief). De vleeseter en de vegetariër zullen in de komende tijd elkaar het vuur aan de schenen leggen, maar ook proberen elkaars motivaties beter te leren begrijpen.

Vlees ligt vandaag onder vuur. Biefstuk wordt gelinkt aan klimaatverandering, stijgende voedselprijzen en kanker. De Zweedse overheid riep onlangs op om minder vlees te eten. De Nederlandse overheid onderzoekt volop alternatieven. Vleesloze dagen worden populairder. De vleesindustrie voelt zich bedreigd en moet uiteraard niet veel hebben van vegetariërs en vegetarische organisaties, die volgens hen hun product viseren en in een slecht daglicht plaatsen. Vegetariërs voelen zich dan weer vaak niet begrepen en vinden dat hun belangen, wensen en behoeften niet altijd serieus worden genomen. Daarom is deze dialoog tussen een organisatie uit de vleessector en een vegetarische organisatie verfrissend, interessant, en belangrijk.

Caroline van der Plas is redactrice van Meat & Meal – een website voor managers uit de vleesindustrie - en een fervent vleeseetster die bij wijze van experiment ooit een maand vegetariër was. Tobias Leenaert is coördinator van EVA en eet al ruim elf jaar geen dierlijke producten. In de eerste gedachtewisseling vraagt Caroline zich af waarom vegetariërs in hemelsnaam hun voedingspatroon aan anderen willen opdringen. Dat ze zelf geen vlees eten, zo stelt van der Plas, is geen probleem, maar hun veggieburgers in de strot van een ander willen duwen, dat is erover.

Het antwoord vanuit EVA aan de vleessector is even uitdagend: “jullie eten het niet alleen, jullie stoppen ook enorm veel miljoenen euro’s in reclame voor vlees om te zorgen dat alle andere mensen er ook zoveel mogelijk van eten. Júllie dringen jullie product zo hard op aan de mensen dat het niet gezond meer is. Noch voor het eigen lichaam, noch voor de planeet, noch voor dieren. Wie is het dan die de ander iets in de strot duwt?”

Niemand verwacht de ander te overtuigen, maar wel wordt gerekend op een open, rustige, grappige, stimulerende, respectvolle discussie waardoor beide partijen meer inzicht kunnen verwerven in hun tegenpool. Wanneer kan dit in Vlaanderen?

26 juni 2009

Geef handhavers de bevoegdheid dieren vrij te laten

Uit het vakblad voor handhavers op het gebied van Dier en Milieu, jaargang 84, april 2009/2.

In een vorig nummer van Dier en Milieu staat ons relaas van een vogelhandelaar, waarbij we vijftig beschermde inheemse vogels in beslag namen. Nu was het de beurt aan een jongeman, die dacht hieraan ook een leuke bijverdienste te hebben. Het bleek een 'startende' handelaar, die regelmatig adverteerde op Internet - Marktplaats en Vogelmarktplaats.
We zagen kort achter elkaar advertenties, waarin inheemse zangvogels voor 'lage' prijzen te koop werden aangeboden. De aantallen, soorten en prijzen gaven ons te denken. Hij adverteerde onder z'n achternaam en 06-nummer. Via een GBA-controle bij de gemeente Veenendaal kwamen we snel achter z'n adres en op een late namiddag stonden we bij hem óp de stoep'. De verdachte was die middag, samen met z'n vader, de volière aan het uitbreiden.
In deze volière zaten vier koppels geringde inheemse vogels, te weten kruisbekken, goudvinken, kneuen en baardmannetjes. Bij een 'voorcontrole' hadden we al gemerkt dat er ook vogels in een schuurtje zaten. Hierin zat z'n handelsvoorraad, in totaal achtenzestig vogels. Steekproefsgewijs controleerden we uit elke kooi en uit de volière een geringde vogel, waarbij we zagen dat de vogels Belgische pootringen hadden en dat er met de ringetjes geknoeid was. Reden om alle vogels voor nader onderzoek in beslag te nemen. Bij de vogelopvang zijn alle achtenzestig pootringen onder een vergrootglas en met een digitale schuifmaat onderzocht. De ringen waren vervormd en beschadigd en de binnendiameter van de ringen kwam niet overeen met de ringmaatopschriften op de ringen. Het waren dus duidelijk gemanipuleerde ringen. De aangehouden handelaar verklaarde dat hij via Internet-marktplaats in contact was gekomen met een Belg. Hij had inmiddels al drie keer een partij inheemse vogels van deze Belg gekocht. De levering vond dan plaats op een parkeerplaats bij de grensovergang. De vogels, die we nu in beslag namen, vooral kruisbekken, groenlingen, geelgorzen en putters, had hij een week geleden gekocht voor 750 euro. Hij had ze direct op Marktplaats te koop aangeboden. Een aantal vogels was alweer verkocht maar moesten nog afgehaald worden.
De conditie van met name de putters was slecht, deze vogels waren vermagerd en er lagen al een paar dode vogels in de kooien tijdens de inbeslagname. Deze vogels 'zaten nog niet op zaad', zoals dat heet in de handel.
Het is, ook voor ons als ervaren handhavers, iedere keer weer triest om te horen en te zien dat zulke mooie vogels gevangen zijn en respectloos verhandeld worden.

Tot zover Politie, dier en milieu.

Kan iemand uitleggen waarom een handhaver niet gewoon de wettelijke bevoegdheid krijgt om vogels die in Nederland in het wild voorkomen ook ter plekke gewoon de vrijheid te geven?

Hoezo is het tegengaan van dierenleed decadent?

Ik, een van de vrouwen in de column van Drayer - die met het verstandige schoeisel, de verstandige fiets en de verbeten blik- die het struikgewas indook om de rattendozen weg te halen heb in een deuk gelegen om de column van Drayer. Zij heeft ons oprecht plezier bezorgd. Alleen wel jammer dat zij onze actie als decadente gekte bestempelt.

Wat is er decadent aan om dierenleed tegen te gaan en er voor te zorgen dat er niet nog meer gif in het milieu geloosd wordt?

Weet mevrouw Drayer wel hoe rattengif werkt? Dat je daar langzaam inwendig door doodbloedt. Dat niet alleen de ratten hier op een gruwelijke manier slachtoffer van worden, maar ook andere dieren die de ratten opeten. Een bruine rat is een normale inwoner van de stad. Het klopt dat een rat ziekten kan overbrengen, maar de kans dat een rat dat op een mens zal doen is vele malen kleiner dan de kans dat mevrouw Drayer een eigen soortgenoot aansteekt met een door haar meegedragen ziekte.

Drayer vindt de GGD handig om de ratten te bestrijden en vraagt zich af op welke slinkse wijze de GGD hier volgens ons geld mee verdient. Dat wil ik haar graag uitleggen: de GGD is al jaren op de hoogte van het feit dat het vangen, vergiftigen en doden van dieren bij overlast niets helpt omdat de open plekken die hierdoor ontstaan snel weer worden ingevuld door nieuwe dieren. Toch gaat de GGD hier mee door omdat deze opdrachten haar geld opleveren.

In een interview in de Telegraaf van 30 januari verkondigde de GGD dat zij ratten die langs de waterkanten leven met rust zou laten. En tijdens het gesprek wat wij vorige week met de GGD hadden werd ronduit toegegeven dat lokdozen juist dieren aantrekken en dat andere dieren waaronder beschermde diersoorten schade hiervan ondervinden.

Nee, tien jaar geleden had inderdaad niemand geloofd dat de GGD onnodig dieren doodt!

Sandra van de Werd,
Comité Dierennoodhulp, en mede namens
Stichting De Faunabescherming,
Stichting rechten voor al wat leeft en
Werkgroep Park en Fauna

Koeien gebruiken voor demonstraties is niet verboden

In antwoord op Kamervragen van Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren antwoordt minister Verburg van LNV:
In beginsel is het niet verboden dieren bijeen te brengen. Indien het vervoer volgens de geldende regels heeft plaatsgevonden en bij de dieren die bij de genoemde demonstratie zijn ingezet geen sprake was van veroorzaking van pijn of letsel ofwel benadeling van de gezondheid of het welzijn, is een schending van artikel 36 van de GWWD niet aan de orde.
In dit geval ging het naar mijn mening niet om een onredelijk doel.

Tot zover de dubbele ontkenning van Gerda Verburg.

In Nederland worden koeien steeds meer het jaar rond binnen gehouden om een hogere productie mogelijk te maken. Een uitje naar een demonstratie 300 kilometer verderop (van Friesland naar Den Haag) zou voor mensen een goede manier zijn om hun ongenoegen over hun leefsituatie kenbaar te maken.
Gerda Verburg wil graag de melkveehouders steunen in het afnemen van hun overproductie van melk. Daarvoor vraagt ze zelfs EU-subsidie.
Zou het niet voor alle partijen beter zijn als er in Nederland wat minder de nadruk zou liggen op melkproductie voor het buitenland en dat koeien wat vaker rustig buiten op het land in de wei zouden lopen?

Grondeigenaar moet plantensoorten beschermen

In het vakblad voor handhavers op het gebied van Dier en Milieu, jaargang 84, juni 2009/3 een artikel van Aad van Wijnen onder de titel “Handhaving van de gedragscode Flora en Faunawet”.

Daarin deze opmerkelijke zinnen:

Overigens staat in de Natuurbeschermingswet een artikel dat eigenaren en beheerders van gronden, waarop in principe de mogelijkheid bestaat, dat een inmiddels verdwenen soort zich hier in de toekomst weer zal vestigen, de verplichting geeft om die gronden intact te houden voor dat doel. Als daar werkzaamheden gaan plaatsvinden na inventarisatie in het kader van de Flora en Faunawet, waarbij alleen lijst 1 soorten werden aangetroffen dan zouden die beide wetten, die beide natuurbescherming beogen, duidelijk met elkaar in botsing komen. De Natuurbeschermingswet heeft hierbij een duidelijk vooruitziende blik. Wat niet is kan toch gaan gebeuren, mits de condities in stand blijven.

Tot zover.
In een vrijstellingenbesluit dat in werking trad op 23 februari 2005 heeft de Minister echter vrijstelling gegeven om het gebied te bewerken wanneer door niet-deskundigen is “vastgesteld” dat er geen “echt” beschermingswaardige dieren en planten voorkomen. Veel grondeigenaren die willen voorkomen dat de zeldzame dieren weer terugkomen bewerken de gronden zodanig dat de kans daarop erg klein wordt, bijvoorbeeld door grond om te ploegen. Zij doen dat om projectontwikkelaars ter wille te zijn.

Bovengenoemde tekst werd voorafgegaan door:
Het handhavingdocument van het Openbaar Ministerie geeft duidelijk aan, dat overtredingen van artikel 8 t/m 12 te vuur en te zwaar dient te worden gehandhaafd. Dat is echter door het vrijstellingenbesluit nagenoeg onmogelijk geworden. Immers: als door een niet deskundig persoon, zonder gebruik te maken van een niet verplichte inventarisatie, is vastgesteld, dat alleen lijst 1 soorten in een gebied voorkomen dan beschouwt de Minister het vernielen van nesten en holen en het doden van dieren, die algemeen voorkomen als "ongelukken". Dit is in de brochure zo weergegeven en zal waarschijnlijk met dat document en het vrijstellingenbesluit in de hand voor de rechter bij verbalisering tot vrijspraak lijden. Als het al zo ver komt, want het OM onderkent dit en zal dus vermoedelijk niet tot vervolging over gaan. Alleen bij grove aantoonbare schuld en nalatigheid zal dan verbalisering nog zin hebben. Eventueel zou dan op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren de ondernemer of zijn personeel nog kunnen worden aangepakt indien zij een broedsel laten verkommeren.

Tot zover.
Wat ideaal voor politieke beslissers zou zijn, is dat elke kaart met een inventarisatie van soorten planten en dieren (maar ook bijvoorbeeld over zuurgevoeligheid van de bodem) vergezeld zou gaan van gegevens over de situatie tot minstens 50 jaar terug.
Op deze wijze is het veel gemakkelijker om de handen op elkaar te krijgen voor de (her)aanwijzing van gronden die bij de Ecologische HoofdStructuur betrokken kunnen worden. Zo kunnen de leefomstandigheden voor zeldzame planten en dieren worden verbeterd, wordt de biodiversiteit gediend en worden gebieden opnieuw aantrekkelijk voor natuurliefhebbers en toeristen. De intrinsieke waarde van een gebied krijgt daarmee ook meer inhoud.

17 juni 2009

Stop nertsenhouderij vergoeden?

In de discussie over het beëindigen van de nertsenhouderij wordt het argument aangedragen dat het de belastingbetaler veel geld gaat kosten wanneer de pelsdierhouders financieel vergoed moeten worden. De bedragen die daarbij door de sector genoemd worden hebben natuurlijk de bedoeling om de publieke opinie te beïnvloeden: zo van “het gaat jullie veel geld kosten als wij ons beroep niet meer mogen uitoefenen”. De sector hoopt daarmee het besluit tot verbieden permanent te vertragen.

Of een nertsenhouder recht op schadevergoeding heeft is deels een formeel juridische kwestie en deels een politieke kwestie. Onderaan dit artikel een citaat uit het juridische advies dat de Tweede Kamer heeft gevraagd.

Politici worstelen met de kwestie omdat het niet vergoeden een precedentwerking heeft. Er zijn in ons land veel mensen die planschade lijden door economische ontwikkelingen. Hun huis met een uitzicht wordt bijvoorbeeld minder waard als er veel andere huizen of bedrijven in de buurt worden gebouwd. Bedrijven kunnen soms niet uitbreiden als er bepaalde andere bedrijven naast worden gebouwd.
In de kwestie van de pelsdierhouderij speelt vooral een ethische component: mag of kan je spreken van het recht op schadevergoeding wanneer je door het houden van dieren hen in hun grondrechten schendt?
Nu worden dieren in de wet als objecten gezien zonder grondrechten, maar de rechtmatigheid van deze visie wordt al jaren betwist. Dieren worden gezien als wezens met gevoel en belangen. Deze termen zijn nauwelijks omstreden. Het trekken van de logische consequenties echter wel, want wat zijn de consequenties van die belangen? Voor mensen zijn de consequenties van haar belangen dat in de wet wordt vastgelegd waar de vrijheid van handelen voor de een begint en voor de ander ophoudt.
Voor dieren zou datzelfde principe van denken en handelen moeten gelden. Om een lang verhaal kort te houden: voor nertsenhouders betekent dit dat zij geen recht op schadevergoeding hebben omdat zij zowel dieren schenden in hun grondrechten als dat zij een economische activiteit onderhouden zonder maatschappelijke noodzaak.

Er is mogelijk een compromis denkbaar in de termijn waarop een nertsenhouderij moet worden ontmanteld. Idealiter zou dat ogenblikkelijk zijn, de politiek denkt over een termijn van 10 jaar.

De Tweede Kamer heeft De Brauw Blackstone Westbroek in relatie tot dit wetsvoorstel een aantal vragen gesteld. Deze vragen zijn te groeperen tot vier kernvragen: is de in het wetsvoorstel opgenomen termijn van tien jaar voor afbouw van de pelsdierhouderij voldoende om niet te hoeven overgaan tot nadeelcompensatie van de pelsdierhouders? hoe moet de positie van de bedrijven worden geduid die direct afhankelijk zijn van de pelsdierhouderij (zoals een nertsverffabriek) in het licht van een verbod op de pelsdierhouderij? Bestaat tegenover die bedrijven een verplichting tot nadeelcompensatie? indien aannemelijk is dat er een juridische verplichting tot nadeelcompensatie is, waaruit zou die nadeelcompensatie dan moeten bestaan? kan nadeelcompensatie aan pelsdierhouders (en indien aan de orde: van direct van de pelsdierhouderij afhankelijke bedrijvigheid) als staatssteun worden aangemerkt? In dit extern advies worden deze vragen beantwoord en een advies en conclusies geformuleerd.

Conclusies van De Brauw Blackstone Westbroek:
  1. Wij achten de kans aanzienlijk dat de rechter geen aanleiding zal zien de pelsdierhouders schadevergoeding toe te kennen, mits komt vast te staan dat de afbouwtermijn van tien jaar de pelsdierhouders een reële mogelijkheid biedt om hun schade te beperken. Bij deze inschatting speelt een rol dat het verbod op de pelsdierhouderij bij wet in formele zin zal zijn geregeld en dat het verbod, gelet op de al jaren bestaande maatschappelijke discussie rond de sector, voorzienbaar was.
  2. Er bestaat geen algemene regel over de noodzakelijke lengte van de afbouwtermijn om vorderingen tot schadevergoeding in gevallen als deze af te weren. Wij kunnen niet beoordelen of de afbouwtermijn van tien jaar in het geval van de pelsdierhouderij een reële mogelijkheid biedt om de schade te beperken. We achten het op voorhand niet aannemelijk dat bij een afbouwtermijn van tien jaar alle pelsdierhouders aanspraak zullen kunnen maken op schadevergoeding. De Tweede Kamer zou kunnen overwegen nader te onderzoeken of binnen de sector een subgroep van pelsdierhouders door het verbod onevenredig zal worden getroffen. Mocht dat zo zijn, dan zal die subgroep in beginsel wel recht hebben op vergoeding van zijn onevenredige schade of een deel daarvan.
  3. Wij achten de kans uiterst klein dat bedrijven die niet de pelsdierhouderij uitoefenen, maar (volledig) afhankelijk zijn van de pelsdierhouderij, bij de rechter met succes aanspraak kunnen maken op vergoeding van schade als gevolg van het verbod.
  4. Als onder omstandigheden wel schade aan pelsdierhouders zou moeten worden vergoed, dient een adequate schadevergoeding te worden geboden. Dat is waarschijnlijk niet een volledige schadevergoeding.
    Het gaat erom dat met de schadevergoeding een redelijke verhouding (fair balance) wordt bewerkstelligd tussen het algemeen belang dat gediend is met het verbod en de onevenredig geschade belangen van de desbetreffende pelsdierhouders. Het is bovendien aannemelijk dat de rechter een deel van de onevenredige schade voor rekening van de pelsdierhouders zal laten, omdat dit tot hun normale maatschappelijke risico behoort.
  5. Indien niet méér wordt vergoed dan de geleden schade voor zover onevenredig, is geen sprake van staatssteun. Er wordt immers geen voordeel aan de pelsdierhouders verstrekt.

Is biggensterfte in de natuur hoger dan in de bio-industrie?

Nuancering ontbrak in berichtgeving Varkens in Nood volgens Trouw.

In een Videobrief van de hoofdredactie van dagblad Trouw op 12 juni 2009 wordt de stelling verdedigd dat over de berichtgeving over biggensterfte de nuance ontbrak. "De varkenshouder weet biggensterfte te beperken en doet het beter dan de natuur", zegt hoofdredacteur Willem Schoonen op de video.

Volgens Schoonen zou in de vrije natuur 50% van de jonge zwijntjes niet tot wasdom komen. Hij ziet dat als een bewijs dat de Nederlandse varkenshouder goed voor zijn dieren zorgt. In de Nederlandse varkenshouderij worden alle vleesvarken geslacht vlak voor dat zij volwassen worden, maar de biggensterfte is volgens hem in de intensieve veehouderij het laagst. Biggen en zeugen die wat meer ruimte om te bewegen krijgen willen nog weleens hardhandig met elkaar in aanraking komen. Het aantal dieren dat door "doodliggen" sterft is in de biologische sector hoger.
Willem Schoonen mist het punt waar het om gaat: de kwaliteit van het leven. Dieren in de vrije natuur lopen grotere gevaren om het leven te laten. Maar de kwaliteit van hun leven is oneindig veel hoger. Vrijheid is een grondrecht voor dieren, althans zou dat moeten zijn.
Ondertussen zijn de varkenshouders trots over het relatief grote aantal dieren dat levend het slachthuis bereikt. Hoe verknipt kan een discussie gevoerd worden?

Met de persberichten over het grote aantal dieren dat sterft voor de slacht in de bio-industrie en de incidenten met levende dieren die herhaaldelijk worden aangetroffen door destructiebedrijf Rendac wil Varkens In Nood aandacht voor het ontbreken van goede euthanasiemethoden voor varkenshouders.
Zeugen werpen aan de lopende band en wekelijks sterven er op een varkensbedrijf biggen (tussen 2003 en 2008 steeg het percentage "uitval" van 13,8 naar 14,8). Zou de varkenshouder daarvoor telkens de dierenarts moeten laten komen dan kost hem dat de winstmarge op het houden van varkens (2 euro). De varkenshouder laat daarom de zwakke biggetjes (of die waar de zeug deels op heeft gelegen) al dan niet actief sterven. Hoe dat gaat? Dat wilt u niet weten.
Dat de kwestie toch een commotie oplevert heeft er mee te maken dat het publiek twee zaken door elkaar haalt. Dat dieren gehouden worden om gegeten te worden en dus geslacht is niet problematisch door het doden, maar door de wijze waarop zij worden gehouden. De Nederlandse bio-industrie produceert voornamelijk voor de export. Het moet dus zo goedkoop mogelijk. Heb je daar moeite mee, dan moet je geen vlees eten. Ook de keuze voor biologisch vlees helpt het dilemma niet om zeep.
Het stoppen met vlees eten heeft allerlei voordelen, niet in de laatste plaats voor de komende problemen met de opwarming van de aarde en de energieverspilling van het zinloos vervoeren van veevoer en vlees over de aarde.
Als je stopt met vlees eten hoef je alleen een korte tijd je een klein beetje te verdiepen in anders koken. Dat is een kleine moeite, maar dan hoef je je niet meer in bochten te wringen om je geweten te ontlopen. En als je het goed doet, leef je ook nog gezonder en eet je smakelijker.

16 juni 2009

Levende dieren tussen kadavers is geen incident

Persbericht Varkens In Nood

Destructiedienst Rendac, die bij boerderijen door heel Nederland kadavers ophaalt, treft regelmatig nog levende dieren aan in kadavertonnen langs de weg. Dat bevestigt een anonieme bron binnen Rendac aan Stichting Varkens in Nood. “Het gaat dan voornamelijk om biggen of kippen.”

Varkens in Nood bracht vorige week videobeelden naar buiten van nog levende biggen die waren aangetroffen in een kadaverton in Brabant. Die tragische vondst werd door velen afgedaan als een incident. “In met name de varkens- en pluimveesector gebeurt dit meerdere keren per jaar”, aldus de insider. “Er worden zowel kleine als grote dieren aangetroffen. Zo lag een keer een halfdode zeug onder een kadaverkap.”
Als medewerkers van Rendac nog levende dieren aantreffen, wordt daarvan melding gemaakt bij de Algemene Inspectiedienst (AID). “De AID heeft maar een beperkt aantal uren om te besteden aan de controle op het naleven van de destructiewetten”, stelt de bron. “Daar zit het probleem. We weten dat er wantoestanden zijn in de veehouderij, maar men heeft nauwelijks de juridische mogelijkheden om een bedrijf dicht te gooien.”

In de stallen van de Nederlandse vee-industrie sterven per jaar 3,3 miljoen biggen, 60 duizend zeugen en 500 duizend vleesvarkens, veelal zonder dat er een veearts aan te pas komt. Niet al die dieren zijn dood op het moment dat ze ter destructie worden aangeboden, zo bleek vorige week. “Er wordt altijd geroepen dat overtredingen incidenten zijn. Heel vaak blijkt echter dat wij slechts het topje van de ijsberg hebben blootgelegd”, stelt Hans Baaij, directeur van Varkens in Nood.

12 juni 2009

Verboden kooien te koop

Gelezen in Nieuwsflits van Compassion In World Farming

Verboden in Europa, te koop in Nederland!

In juli 2010 worden in de EU voor het eerst speciale welzijnsregels voor vleeskuikens van kracht. Deze regels zijn erg slap, maar stellen wél eisen aan het maximum aantal dieren per vierkante meter en ze schrijven voor dat de kuikens op strooisel moeten leven.
Het Nederlandse bedrijf JPE heeft nu een kooisysteem bedacht dat zelfs deze minimale welzijnseisen aan zijn laars lapt. In de zogenaamde Bromaxx-kooi worden op een oppervlak van 5,3 m2 maar liefst 125 dieren gepropt, ruim een kwart meer dan het Europese maximum! Bovendien staan ze op een onnatuurlijke plastic vloer, waar de mest doorheen valt. Natuurlijk gedrag is in de kooi niet of nauwelijks mogelijk en de dieren worden nog sneller vetgemest dan in de gangbare bio-industrie (5 in plaats van 6 weken).
Gelukkig mogen deze kooien, dankzij de nieuwe welzijnsregels, in Europa niet gebruikt worden, maar ondertussen doet de fabrikant er alles aan ze buiten de EU te slijten, en daarbij helpt de Nederlandse regering een handje: eind vorig jaar mocht JPE dit dieronvriendelijke systeem namelijk laten zien op een grote bio-industrie-tentoonstelling in China, in een paviljoen dat deels werd betaald met Nederlands belastinggeld!
Compassion in World Farming vindt dit een groot schandaal en heeft bij de ministeries van Landbouw en Economische Zaken protest aangetekend tegen deze gang van zaken. In plaats van te helpen bio-industrie over de hele wereld te verspreiden kan Nederland beter duurzame en diervriendelijke veehouderij promoten!

Tot zover CIWF

In haar eigen woorden onderschrijft de fabrikant de werking van deze kooi. Op Internet valt onderstaande te lezen over de Broiler Maximizer.

BroMaxx werd ontworpen door Jansen Poultry Equipment om aan de wensen van de klanten te voldoen:
* BroMaxx heeft een diervriendelijke flexibele vloer die de vleeskuikens niet beschadigt en borstbeschadigingen en pootproblemen voorkomt.
* BroMaxx heeft een eenvoudig modern voersysteem dat niet hoeft te worden afgesteld en geen voer verspilt.
* BroMaxx heeft een aanzienlijk grotere diercapaciteit. Per stal is deze 2.5 tot 3 keer groter dan het traditionele grondstalsysteem.
* BroMaxx heeft zowel een machinaal ontladingssysteem als een machinaal ladingssysteem van de vleeskuikens in de containers.

Tot zover JPE.


Wie wil weten hoe het korte miserabele leven van "moderne kippen verloopt, klik hier.

Dood van jonge biggen

Terecht is er in de media onlangs veel aandacht besteed aan de gruwelijke manier waarop men in de bio-industrie omgaat met biggen. Het laat zien dat mededogen geen rol van betekenis kan betekenen zodra men dieren primair als productiemiddelen ziet, zelfs niet als het jonge dieren betreft.

Ik hoor zelf bij de mensen die de beelden die daarbij horen mijden, omdat ik ze emotioneel niet goed kan verwerken.
Toen ik het bericht las moest ik denken aan een youtube-clip waarin een varken een spel met een joystick bleek te beheersen. Uit experimenten rond de cognitieve vermogens van varkens blijkt dat ze over het algemeen minstens zo intelligent zijn als honden.
Een andere gedachte die door mijn hoofd schoot, was: is het nu ten minste afgelopen met het onverdoofd castreren van biggen? Ik kan het niet terugvinden op internet dat het voortaan tot het verleden behoort. Er is slechts een afspraak om in 2015 te stoppen met castratie en tot die tijd verdoofde castratie mogelijk te maken als 'tussenoplossing', wat dus nog iets anders is dan het verplicht te stellen. Verder blijkt er een vaccin ontwikkeld te zijn, Improvac geheten, dat ingezet kan worden voor pijnloze zogeheten immunocastratie, om chirurgische castratie te vervangen.
Het schiet dus allemaal nog niet op, maar wat wil je ook, als je bedenkt dat vlees eten volstrekt onnodig is voor mensen en dus ook volstrekt immoreel.

11 juni 2009

Supermarkten willen omschakelen naar duurzame soja

Supermarkten erkennen 'drama achter goedkoop vlees'
CBL wil omschakelen naar duurzame veevoersoja
Milieudefensie biedt hulp aan om plannen te verbeteren

Persbericht Milieudefensie Amsterdam, 11 juni 2009 - De Nederlandse supermarkten hebben vandaag bekend gemaakt om te willen schakelen naar duurzame soja voor de productie van vlees, zuivel en eieren. Milieudefensie juicht het toe dat de supermarkten stappen willen zetten om de problemen van de sojateelt in Zuid Amerika op te lossen. Duidelijk is wel dat de supermarkten daarvoor nog wat huiswerk zullen moeten doen, de vandaag gepresenteerde plannen zijn nog voor verbetering vatbaar.

Wouter van Eck, campagneleider Landbouw en Voedsel bij Milieudefensie:
“Nu supermarktkoepel CBL heeft aangekondigd de sojateelt te willen verduurzamen lijken verbeteringen mogelijk. De supermarkten zien echter belangrijke oplossingen nog over het hoofd. Door te zorgen voor meer en aantrekkelijker geprijsde vleesvervangers kan het gebruik van veevoersoja worden teruggedrongen. Daarnaast zorgt gebruik van meer Europese voedergewassen er voor dat er minder veevoer van de andere kant van de wereld gehaald hoeft te worden.”

Nederland is de tweede grootste importeur van soja ter wereld. Ruim 90 procent van de soja die in ons land blijft, wordt gebruikt als goedkoop veevoer, vooral voor kippen en varkens in de intensieve veehouderij. De productie van kipfilets en speklapjes is nu gebaseerd op goedkope veevoersoja die in ontboste gebieden wordt verbouwd. Milieudefensie startte dit voorjaar de campagne over het 'drama achter goedkoop vlees’, waarmee ze marktleider Albert Heijn wil bewegen oerwouden in Zuid Amerika te redden. Met de website www.stopfoutveevoer.nl, radiospotjes en een tour langs AH-filialen wist Milieudefensie al tienduizenden klanten te mobiliseren. De supermarkt weigerde tot nu toe echter te stoppen met het gebruik van fout veevoer.

Van Eck: “De supermarkten hebben de positie om iets te doen aan de problemen in Zuid Amerika. Maatschappelijk verantwoord ondernemen houdt in dat er echte stappen gezet zullen moeten worden tegen het drama achter goedkoop vlees. We gaan dan ook graag met de supermarkten in gesprek om bij te dragen aan de noodzakelijke verbetering van de vandaag gepresenteerde plannen.”

10 juni 2009

Massale sterfte van varkens op de boerderij

Miljoenen varkens komen vroegtijdig aan hun einde

Persbericht van Varkens in Nood

In Nederland worden per jaar ruim 30 miljoen biggen geboren. Van die miljoenen biggen sterven er jaarlijks zo’n 3 miljoen in de eerste weken van hun leven. Ruim 2 miljoen biggen worden doodgeboren. Naast deze massale biggensterfte laten nog eens 500 duizend vleesvarkens en 60 duizend zeugen het leven op de boerderij. Dat blijkt uit cijfers van destructiebedrijf Rendac, dat kadavers ophaalt bij boerderijen, en Agrovision, de belangrijkste leverancier van boekhoudsystemen voor de agrarische sector.

Deze onvoorstelbaar grote ‘uitval’, zoals dit in de sector wordt genoemd, is een direct gevolg van de wijze waarop in Nederland wordt omgegaan met productiedieren. ‘We wisten dat de leefomstandigheden van varkens op de boerderij verre van ideaal zijn, maar dat zo veel dieren vroegtijdig sterven, sloeg ook bij ons in als een bom’, aldus Hans Baaij, directeur van Stichting Varkens in Nood. Actualiteitenprogramma EénVandaag besteedt woensdagavond 10 juni uitgebreid aandacht aan dit verborgen leed.

‘Kennelijk realiseert niemand zich dat miljoenen dieren op de boerderij creperen en zonder tussenkomst van een veearts om het leven komen’, stelt Baaij. Binnenkort publiceert Rendac de cijfers van 2008. ‘Het aantal dode dieren stijgt ieder jaar. Wij vrezen dat de nieuwste cijfers opnieuw hoger zullen uitvallen.’

De biggensterfte heeft te maken met het alsmaar stijgende aantal biggen dat een zeug in de vee-industrie ter wereld brengt. Waar een everzwijn in de natuur per jaar vijf biggen werpt, is een zeug in de vee-industrie zo doorgefokt dat zij inmiddels bijna dertig biggen per jaar werpt. De sector wil dit verder opvoeren tot veertig biggen per jaar. De zeugen kunnen niet goed voor hun kroost zorgen en hebben vaak te weinig melk om al hun biggen te voeden. Daardoor blijven biggen achter in hun groei en zijn ze zwak.

Al enkele dagen na de geboorte moeten de biggen pijnlijke ingrepen ondergaan. Zo wordt hun staart gecoupeerd, hun tandjes gevijld en de mannetjes worden gecastreerd. Met het toedienen van antibiotica wordt geprobeerd infecties tegen te gaan, maar desondanks worden miljoenen biggen niet ouder dan een paar weken. Veel dieren overlijden alleen dankzij enorme hoeveelheden antibiotica. Als de overgebleven biggen na drie weken van hun moeder worden gescheiden, zijn ze vaak nog zwak en vatbaar voor ziekten.

De sterfte onder oudere dieren is wellicht nog tragischer. Waar biggen over het algemeen een relatief korte doodstrijd voeren, lijden oudere dieren soms wel dagenlang voordat ze sterven. Omdat een veearts te duur is, worden doodzieke dieren simpelweg ‘apart gelegd’, waarna ze aan hun lot worden overgelaten.

De massale sterfte van biggen en varkens is een van de meest tragische geheimen van de varkenshouderij. ‘Het is een schande dat we de dood van miljoenen dieren accepteren als een onvermijdelijke bijkomstigheid van de vee-industrie’, stelt Hans Baaij. ‘De dieren worden gezien als wegwerpproducten. Men heeft alleen oog voor het aantal dieren dat per saldo overblijft. Consumenten moeten zich realiseren dat ze door goedkoop varkensvlees te kopen, dit soort praktijken in stand houden.’

Persbericht van de Partij voor de Dieren

Sterfte vijf miljoen biggen ingecalculeerd door varkensboeren

Partij voor de Dieren wil spoeddebat over massale varkenssterfte

Den Haag 10 juni 2009- Ruim 5 miljoen van de 27 miljoen biggen die jaarlijks in Nederland gefokt worden sterven tijdens of vlak na de geboorte. Uit cijfers van destructiebedrijf Rendac blijkt dat het percentage zogenaamde ‘uitval’ de laatste vijf jaar is gestegen tot een dramatische 15 procent. De varkenszeugen in de bio-industrie zijn inmiddels zodanig doorgefokt dat ze inmiddels 30 biggen per jaar baren, terwijl het natuurlijke gemiddelde bij wilde zwijnen rond de vijf ligt. Een ongezond hoog aantal dat zorgt voor massale sterfte onder pasgeboren varkens.
Hoe meer biggen er geboren worden hoe meer er per saldo overblijven. Dat lijkt het credo te zijn van de varkensboeren in de bio-industrie. Dat de biggen die ter wereld komen vaak te vroeg geboren en zwak zijn is kennelijk van ondergeschikt belang. Het gemiddeld aantal biggen per worp is inmiddels zo onnatuurlijk groot geworden dat de zeugen niet eens voldoende melk hebben om ze allemaal te voeden. Volgens de Stichting Varkens in Nood wil de sector het aantal nu zelfs gaan opvoeren tot 40 per zeug per jaar. Varkenshouders calculeren een hoog sterftecijfer in en blijven doorfokken zodat ze per saldo voldoende varkens overhouden om goedkope kiloknallers te kunnen blijven leveren aan de supermarkten.
De Partij voor de Dieren vindt deze gang van zaken onacceptabel en wil dat de dramatisch hoge sterfte onder biggetjes een halt wordt toeroepen. Marianne Thieme:’Het feit dat zeugen zodanig zijn doorgefokt dat ze meer biggen op de wereld zetten dan ze kunnen voeden geeft aan dat de industrie is doorgeslagen. De bio-industrie is failliet, zowel op economisch als op welzijnsgebied.’ Thieme heeft vandaag namens de Partij voor de Dieren een spoeddebat aangevraagd. Groen Links steunde dit verzoek maar de overige partijen lieten het helaas afweten en het verzoek werd afgewezen. De Partij voor de Dieren zal echter blijven aandringen op een debat met de Minister van LNV zodat de noodzakelijke koerswijziging kan worden ingezet en er een einde komt aan de massale biggensterfte in de bio-industrie.

Tot zover de PvdD.

Meer lezen over het vervangings- en uitvalspercentage in de bio-industrie? Klik hier.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.