Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.
Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen
Posts tonen met het label politiek. Alle posts tonen

24 oktober 2023

Welke eisen kun je stellen aan een vertegenwoordiger van de Partij voor de Dieren?

Groeipijnen en professionalisering

Nu de PvdD een stabiele partij is geworden en gestaag is gegroeid is de partij niet alleen een aanjaagpartij voor dierenbelangen. De PvdD komt ook in aanmerking voor coalities in besturen. Potentiële kiezers willen daarom weten of zij op andere onderwerpen kunnen rekenen op de PvdD.
Dat betekent dat volksvertegenwoordigers ook kennis moeten hebben van andere thema’s. Wanneer ook de PvdD visie ten aanzien heel gemakkelijk is (of zou zijn) uit te dragen en één op één is te vertalen naar de meeste politieke onderwerpen dan kan de partij doorgroeien en medebeslisser zijn op allerlei terreinen en in alle bestuurslagen.

Effectieve uitgangspunten en visie

Nu nog is uitgangspunt van de PvdD dat dierenbelang zijn terug te voeren op “de intrinsieke waarde” van een dier of een ecosysteem. Dit uitgangspunt brengt niemand veel verder in het aanvoelen hoe we met dieren en politieke besluiten zouden moeten omgaan. Wanneer we de belangen van dieren op hoofdlijnen gelijk stellen aan de uitgangspunten waarop mensenrechten zijn gebaseerd dan wordt het veel gemakkelijker om politiek te bedrijven en voor potentiële kiezers om aan te voelen hoe hun stem zal worden gebruikt.
Mens en dier zijn intrinsiek evenwaardig in hun recht op vrijheid. Met dit als uitgangspunt is het veel gemakkelijker op politiek te bedrijven. Het betekent ook dat het ingrijpende gevolgen heeft. Een grote veestapel louter en alleen om op buitenlandse markten geld te kunnen verdienen is dan uit den boze. Huisdieren houden die daarvoor niet geschikt zijn ook. Geïsoleerde natuurgebieden moeten dan worden verbonden om populaties leefbaar te houden. Dat kan allemaal gemakkelijk wanneer de landbouw minder ruimte in ons land zou innemen. Voor een uitwerking van deze gedachte, zie de website van Animal Freedom.
Voor de democratie en professionalisering binnen de PvdD betekent dit ook dat er veel meer aandacht zou moeten komen voor wie er gekozen worden als volksvertegenwoordiger en of specialisten op belangrijke niet-dierenonderwerpen op een verkiesbare plaats op de lijst staan. Vertegenwoordigers in de Tweede Kamer moeten samen een zo groot spectrum van onderwerpen kunnen bestrijken. Hoe te pleiten voor dierenbelangen is niet zo moeilijk aan te leren en af te stemmen. Deskundigheid op andere terreinen zou iemand al moeten hebben.

Wie gaat de partij leiden?

Ook moet er een heldere procedure zijn voor het aanwijzen van een partijleider. Een partijleider kan in principe ieder PvdD lid zijn zo lang maar het ledencongres het laatste woord heeft. Het ligt voor de hand om de lijsttrekker voor deze functie te kiezen onder de voorwaarde dat het partijleiderschap bij nieuwe verkiezingen weer geëvalueerd wordt en opnieuw wordt vastgesteld.

Doelen

De naam van de Partij voor de Dieren is zo gekozen omdat elk politiek besluit wordt bekeken naar de gevolgen die het heeft voor de (vrijheid van alle) dieren. Het zou er niet om moeten gaan dat de PvdD meewerkt aan beleid dat onze huizen en de stallen met dieren overbevolkt blijft houden. Wanneer mensen geen vlees meer eten van dierlijke afkomst dan is al veel leed beëindigd. Het meewerken aan het ontwikkelen en promoten van vleesvervangers is een logische manier om het aantal dieren te verkleinen dat onder onnatuurlijke omstandigheden leeft.

29 augustus 2023

Kloof tussen perceptie van de burger en realiteit bij de boer

Zonder boer geen voer? 

Het is een stelling die door bijna elke burger wordt onderschreven. Maar weinigen durven te zien dat deze stelling vooral bedoeld is om critici de mond te snoeren. De critici van boeren bekritiseren de manier waarop boeren met hun dieren omgaan en heeft (helaas) meestal niet betrekking op de grootte van de veestapel. Die veestapel is te groot, maar vooral niet zichtbaar. Het meeste vee (koeien, varkens en kippen) zit hun leven lang in een stal en komt niet buiten in de wei. Die grote veestapel produceert veel meer mest dan de grond buiten kan verwerken en lekt door naar het grondwater en het oppervlaktewater. De kwaliteit van de Nederlandse wateren is veruit het slechtste van alle Europese landen.
Dit benadrukt de scheiding tussen het romantische beeld bij de burger en de daadwerkelijke praktijken bij de boer. Het is belangrijk om te komen tot goed landbouwbeleid om zowel de positieve als negatieve aspecten van de agrarische sector te erkennen.

Verschillende groepen veehouders

Er zijn veehouders die graag een goed product willen leveren zonder de omgeving te belasten. Er zijn ook veehouders die helemaal niets geven om de gevolgen voor het milieu door hun bedrijfsvoering. Zij bekijken het houden van vee op een simpele manier: hoe houdt je zoveel mogelijk vee tegen zo laag mogelijke kosten. De mest probeer je kwijt te raken tegen zo laag mogelijke kosten en wanneer dat leidt tot vervuiling van de omgeving dan probeer je buiten de controles van de overheid te blijven. Dit onderstreept de noodzaak om duurzamere landbouwpraktijken te bevorderen en manieren te vinden om de milieuproblemen aan te pakken.
Het zou mooi zijn wanneer de overheid haar eigen regelgeving zou combineren met een controle apparaat dat ook nagaat of veehouders zich wel aan de regels houden. Over de regels is lang genoeg nagedacht, maar politici die luisteren naar de lobby van de agrosector zorgen ervoor dat de controlerende instanties te weinig personeel en middelen krijgen om de regelgeving ook effectief toe te passen.

Misinformatie als aanjager van twijfels

De agrosector is zich degelijk bewust van haar eigen imago. Het sponsort tv-programma’s als Boer zoekt Vrouw en acties van de BBB zodat bij het publiek het idee kan blijven bestaan dat boeren het niet al te moeilijk moet worden gemaakt anders dreigen er rampzalige gevolgen voor de voedselvoorziening. En of dat een reëel dreigement is kan de burger vaak niet nagaan of durft niet door te vragen. Het gevolg is dat agrosector vast in het zadel zit en dat de belastingbetaler opdraait voor de kosten van het opruimen van de ellende veroorzaakt door de te grote veestapel.
Wat de zaak verder lastig maakt is dat partijen en individuen in de agrosector schaamteloos omgaan met misinformatie. Leugens en halve waarheden worden te pas en te onpas ingezet om de burger aan het twijfelen te zetten of de critici wel gelijk hebben.

Beleid harmoniseren

Om dit tij te keren zullen politici, overheid, media en milieudeskundigen moeten overleggen hoe zij eendrachtig kunnen optrekken tegen het verspreiden van de misinformatie. Er zal ook geld moeten gaan naar de controlerende instanties om menskracht en middelen aan te trekken die de regelgeving controleren. De burger kan met haar stem bij de verkiezingen en met haar aankoopgedrag in de supermarkt laten zien dat zij begrijpt waar de schoen wringt.
Om deze beweging ten goede zo ver te krijgen zal openbaar man en paard genoemd moeten worden, zodat de betrokkenen (de niet grondgebonden veehouders en zij die dichtbij kwetsbare natuurgebieden werken) en het publiek duidelijk weten waar zij aan toe zijn. Ook het stoppen van op een oneigenlijke manier subsidiëren van schadelijke onderdelen van de agrosector is laaghangend fruit. Aan de politici op alle niveaus de opdracht om uit te leggen dat op alle niveaus een harmonieuze aanpak van de te grote veestapel een goed idee is. Op Europees, landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau zal het beleid op één lijn moeten worden gebracht.

Om onderstaande feiten kan niemand heen

De landbouw gebruikt ongeveer de helft van ons land.
De rotzooi als gevolg van de te grote veestapel bestaat uit vies water en een saai landschap (biodiversiteitsverlies) en daarbij betaalt de vervuiler niet.
De bijdrage van de landbouw aan de economie is gering: minder dan 2%.
Er ligt 25 miljard euro klaar om 15000 veehouders in de benen te houden. Van het vlees en de zuivel die dat oplevert, gaat ruim 70 procent naar het buitenland. De schade aan het milieu en het leefklimaat blijven hier. Om die schade op te ruimen is er volgens de provincies niet 25, maar ruim 50 miljard euro nodig.
Uit recent onderzoek blijkt dat de schade door de veehouderij jaarlijks 9 miljard euro is en wordt doorgeschoven naar de burger. De jaarlijkse toegevoegde waarde van de veehouderij is 3 miljard euro en verdwijnt in de portemonnee van de boeren en de toeleverende industrie. Netto is dat jaarlijks 6 miljard euro in de min.

 

24 juni 2023

Speelt Nederland een dubbelrol in het landbouwbeleid?

Wie maakt er in ons land de dienst uit?

Uit de NRC van 23 juni

"Een kabinetsvisie mét inspraak van de boeren was cruciaal, zo viel maandenlang te horen, om de rust terug te brengen en de stikstofcrisis op te lossen. Maar volgens de onderhandelaars van LTO eist het kabinet te veel van de boeren, en dus stapten ze eruit.
In dat licht was het veelzeggend wat er diezelfde dag in Luxemburg gebeurde, bij een bijeenkomst van Europese natuurministers. Daar was het juist minister Christianne van der Wal (VVD) die namens Nederland op de rem trapte. Op tafel lag de Europese natuurherstelwet, die lidstaten ertoe moet aanzetten veel meer te gaan doen om hun natuur te herstellen.
Een grote meerderheid van lidstaten stemde ermee in, maar Nederland blijft tegen. „We kunnen niet alles tegelijkertijd doen op dezelfde beperkte ruimte”, zei Van der Wal. In eigen huis geldt Van der Wal misschien als voortrekker in het stikstofdossier, in Europa voerde zij rond de wet het groepje dwarsliggers aan.

Januskop

Een spagaat? In feite zijn de twee kabinetsposities niet zo tegenstrijdig als het lijkt. Na decennia van praktisch onbegrensde groei op een klein oppervlak ziet Nederland zich nu gedwongen keuzes te maken. Het inkrimpen van de veestapel en het tegenwerken van nóg meer dwingende regels om de natuur te verbeteren, vloeien kortom allebei voort uit de conclusie die Johan Remkes in zijn stikstofadviezen aan het kabinet al trok: niet alles kan."
Tot zover de NRC.

Waarom moet de natuur hersteld worden?

In een land waar 50% van het gebied wordt gebruikt voor landbouw en de omvang van natuurgebieden kleiner is dan afgesproken binnen de EU, roept het streven naar natuurherstel onvermijdelijk tegenstand op bij boeren. Het is begrijpelijk dat zij terughoudend zijn, aangezien zij concessies moeten doen en grond moeten opgeven die zij voor hun inkomen nodig hebben. Echter, het is ook redelijk om enige ruimte terug te geven aan de natuur, gezien de dramatische afname van biodiversiteit in landbouwgebieden. Het herstellen van natuurlijke ecosystemen biedt voordelen op zowel materieel als immaterieel vlak voor zowel burgers als de natuur zelf.

Het gebruik van landbouwgrond voor natuurherstel roept een belangrijk maatschappelijk vraagstuk op: hoe vinden we een evenwicht tussen economische belangen en het behoud van biodiversiteit? Landbouw speelde vroeger een cruciale rol in voedselproductie en de economie, en boeren zijn afhankelijk van hun (en van buitenlandse) grond om hun brood te verdienen. Het opofferen van landbouwgrond kan leiden tot verminderde productie en inkomsten voor boeren, wat begrijpelijkerwijs leidt tot weerstand tegen natuurherstel. Maar de bijdrage van de landbouw aan de economie is tegenwoordig met 1.4 procent minimaal. Bovendien kan een boer wat anders gaan doen met en op het land.

Aan de andere kant kunnen we niet negeren dat de biodiversiteit in landbouwgebieden dramatisch is afgenomen. De intensivering van de landbouw heeft geleid tot monoculturen, het gebruik van pesticiden en verlies van natuurlijke habitats. Dit heeft een negatieve impact op planten, dieren en ecosystemen die afhankelijk zijn van een gevarieerde en gezonde omgeving. Het teruggeven van land aan de natuur kan helpen bij het herstellen van biodiversiteit en het behoud van ecosysteemdiensten, zoals bestuiving en natuurlijke plaagbestrijding.

Naast de materiële voordelen voor de natuur zelf, biedt natuurherstel ook immateriële voordelen voor de samenleving. Natuurgebieden dienen als toevluchtsoorden voor recreatie, ontspanning en het behoud van cultureel erfgoed. Ze bevorderen het welzijn van de burgers door hen de mogelijkheid te bieden te ontsnappen aan de drukte van het stadsleven en te genieten van groene ruimtes. Bovendien dragen natuurlijke ecosystemen bij aan het reguleren van klimaatverandering, het zuiveren van lucht en water, en het beschermen tegen overstromingen en verdroging.

Om het conflict tussen natuurherstel en landbouwgrond op te lossen, is een gebalanceerde aanpak nodig. Het is belangrijk om samen te werken met boeren en hen te betrekken bij het proces, zodat zij actief kunnen bijdragen aan het vinden van oplossingen. Compensatiemechanismen, zoals financiële prikkels of ondersteuning bij het overstappen naar duurzame landbouwmethoden, kunnen helpen om de economische impact voor boeren te verzachten. Daarnaast is het essentieel om te investeren in onderzoek en innovatie om efficiëntere landbouwpraktijken te ontwikkelen die zowel de productie als de biodiversiteit ten goede komen.

Het streven naar natuurherstel op landbouwgrond is een complex politiek vraagstuk waarbij economische belangen en het behoud van biodiversiteit met elkaar in evenwicht moeten worden gebracht. Het vereist een zorgvuldige afweging van de verschillende belanghebbenden en een langetermijnvisie die zowel economische groei als ecologische duurzaamheid ondersteunt. Door internationaal samen te werken en te investeren in innovatieve oplossingen, kunnen we streven naar een gezonde balans waarin zowel de landbouw als de natuur gedijen en waarde creëren voor zowel de mens als het milieu.
 

29 december 2022

In de toekomst eten mensen geen dieren meer

Nu, eind 2022, leven er wereldwijd zeven keer zoveel dieren (van > 2 kg) in stallen dan in de vrije natuur. Dit is het resultaat van gemak, techniek, onverschilligheid en winstbejag. Ondertussen loopt de omvang van de veestapel in Nederland al jaren tot (over) zijn stikstofgrenzen. De agrosector weet als en via hindermacht echter nog noodzakelijke krimp tegen te houden, vooral met desinformatie.
Gewoon rationeel overleg helpt weinig, want veel veehouders hebben er geen enkel belang bij om in overleg te gaan. Ze willen met rust worden gelaten en hun gang kunnen gaan. Net als vroeger zitten ze nog steeds hoog in het zadel in een vrijwel onaantastbare positie. Ze presenteren zichzelf als slachtoffer en vinden een gewillig oor bij een deel van de bevolking die een gemeenschappelijke vijand denkt te zien in een onbetrouwbare overheid. Dat de overheid de agrosector in wezen een hand boven het hoofd houdt zien ze niet en willen ze niet zien, waarschijnlijk kunnen ze het niet zien. Die relatie wordt dan ook goed versluierd.
De inspanningen van dierenbeschermers om mensen over te halen om minder vlees te eten en zo het dierenleed indirect proberen te verminderen zijn weinig effectief. Een politiek strateeg as Niko Koffeman die de SP en de PvdD aan zetels in het parlement wist te helpen doet zelf geen moeite om mensen te overtuigen om hun gedrag te veranderen. Hij grijpt de techniek van voedsel maken op plantaardige basis aan om vleeseters bijna ongemerkt tot vegetariër te maken door vlees en melk na te maken. Eerst als Vegetarische Slager en nu opnieuw met Jaap Korteweg als Those Vegan Cowboys.
Koffeman heeft gelijk: wanneer de smaak en prijs ongeveer hetzelfde zullen zijn zal vanwege de overige voordelen de stap naar wereldwijde uitrol snel en gemakkelijk gemaakt kunnen worden. Dan hoeft er ook niet langer getrokken worden aan het spreekwoordelijke dode paard dat staat voor de onwillige en conservatieve consument.
Er zit ook een gunstige kant aan de onverschilligheid van de voedselverwerkende industrie: zij ruilen dieren als grondstof net zo gemakkelijk in voor planten als grondstof wanneer het meer voordelen dan nadelen heeft. Zaak dus om die balans te doen kantelen in het voordeel van dieren.
Hoe lang het nog gaat duren voordat de voedseltransitie van voedsel op basis van dieren naar planten als basis de omslag gaat maken is niet goed te voorspellen. Lees ook in dit kader het review van de boeken van Martha Nussbaum over de capabiliteitsbenadering om dierenrechten te bepleiten. De aanstaande verkiezingen in 2023 voor de Provinciale Staten en in 2024 voor de Tweede Kamer zullen iets duidelijkheid geven voor de ontwikkelingen in Nederland. Of er door de opkomst van BBB nog sterker op de rem wordt gestaan of dat de steun voor de hindermacht (BBB) afneemt. Er zullen veel teleurgestelde kiezers migreren van het CDA en FVD naar BBB.
Ondertussen: doe als individu gewoon je best om voor een brede kring lekker te koken zonder dierlijke ingrediënten. Erger je niet aan onverzettelijke vleeseters, maar zet ze een maaltijd voor.
Een beter voornemen kun je voor 2023 niet maken.

19 juli 2022

Drogredenen bij het steunen van boeren

Geen boer, geen voer. Wat zou daarmee worden bedoeld? Geen boer, geen veevoer? Zonder boeren, hebben we niets te eten? 80 procent van de agrarische productie wordt geëxporteerd en 70% van ons voedsel wordt geïmporteerd.
Zouden we in ons land honger lijden wanneer om een of ander wonderlijke reden er een tijd lang in ons land geen voedsel wordt geproduceerd?
Antwoord: nee, zolang de distributiecentra niet worden geblokkeerd.
Of wordt er bedoeld dat wanneer er plotseling nergens meer op de wereld boeren zouden zijn dat er dan honger in ons land komt?
Antwoord: ja, duh!

Gezien de grote steun voor de protesten van de boeren bij de burgers en het grote aantal zetels dat nu gepeild wordt voor de BoerBurgerBeweging onder de leiding van Caroline van der Plas en de lage kwaliteit van de argumentatie moet er iets aan de hand zijn wat toch aanslaat bij velen.
Die verklaring kan liggen in een algehele onrust en onzekerheid onder de bevolking over de toekomst en onvrede over het kabinetsbeleid. Dan is het aantrekkelijk om je steun te geven aan een groep die zo machtig lijkt dat ze niet worden tegengehouden door de politie en naar wie de politiek onder de druk lijkt te willen luisteren. Misschien kunnen de boeren voor een andere regering zorgen.
Het kan ook zijn omdat door de BBB en door de boeren overvloedig gebruik gemaakt wordt door drogredeneringen. Drogredeneringen zijn oneigenlijke argumenten die door degene die ze aanhoort niet worden doorzien als ongeldig. Leugens vermomd als waarheid.
Veel burgers uit de stad hebben geen benul van de veranderingen die op het platteland hebben plaats gevonden in de praktijk van dieren houden. Zij hebben romantische herinneringen aan een manier van werken met dieren die nog nauwelijks meer bestaat.
Die burgers zijn door hun onwetendheid en onzichtbaarheid van wat er in de stallen gebeurt gemakkelijk te manipuleren met drogredenen.

Er zijn nogal wat drogredenen die in de strijd worden geworpen.
De cirkelredenering:
Het heeft geen zin om iets te doen aan de grote vleesconsumptie, want bijna niemand doet mee
Het heeft geen zin om de veestapel te krimpen, want het aantal vleeseters groeit

Het beroep op macht:
Ik hoop voor je dat je zelf nooit in die omstandigheden terecht komt dat je boeren nodig hebt
Ik hoop voor je dat er straks nog boeren over zijn, want anders moet je gras eten

Het beroep op de gevolgen:
Als jouw actie om minder vlees te produceren succes heeft, dan betalen we allemaal voor de gevolgen

Het beroep op oneigenlijke argumenten:
Het is onzin om je hier druk te maken over dierenwelzijn, want ergens anders is het nog slechter
Wanneer we stoppen met vlees eten dan moeten er miljoenen dieren naar de slacht

Het beroep op onbekende argumenten:
Natuurlijk mag wat mensen met dieren doen, want mensen zijn intelligenter
Natuurlijk eten mensen vlees, want hun gebit is er geschikt voor

De drogreden van deel en geheel:
Ik kan voorbeelden noemen die weliswaar dieren het leven hebben gekost, maar vele mensenlevens hebben gespaard

Het argument op de man:
Je zegt dat je voor dieren bent, maar je profiteert zelf ook
Je wilt geen dieren eten, maar je draagt wel leren schoenen

Het beroep op autoriteit:
Ik studeer medische biologie en kan weten waarom dierproeven noodzakelijk zijn
Ik woon tussen boeren en weet dat zij heel veel van dieren houden

Het beroep op onwetendheid:
Dieren vinden het niet erg om gebruikt te worden, want je kunt niet bewijzen dat ze het wel erg vinden

Het beroep op vermeend verband:
We hebben altijd al dieren gebruikt en dat heeft veel opgeleverd

Het beroep op het volksgevoel:
De meeste mensen vinden het gebruik van dieren heel gewoon

Het beroep op medelijden:
Als dieren niet meer gebruikt mogen worden, raken veel mensen werkloos

Het ontduiken van de bewijslast:
Ieder weldenkend mens weet dat het niet erg is om dieren te gebruiken

Stroman. Vertekenen en in de grond boren:
A 'We moeten heel voorzichtig zijn met het toepassen van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en antibiotica'.
B 'Dus jij zegt dat we die middelen niet moeten toestaan?'

Het vertekenen van de standpunten:
Dieren rechten toekennen betekent dat dieren hetzelfde behandeld moeten worden als mensen.

Het argument "geen boer, geen voer" is een drogredenering die geschaard kan worden onder het beroep op macht of het beroep op de gevolgen. Eigenlijk is het ook een vertekenen van standpunten want het regeringsbeleid is niet gericht tegen boeren. Dat de overheid aanbiedt om boeren uit te kopen die te dicht bij een kwetsbaar natuurgebied wonen is geen reden om te stellen dat de voedselvoorziening in gevaar komt of nog sterker dat de overheid er op uit is om alle boeren van hun land te verdrijven.

28 februari 2020

Boeren gebruikten de winterrust voor oorlogvoering

Als rivierdelta kent Nederland veel vruchtbare grond. Die grond is voor 70% in gebruik door akkerbouwers en veehouders en de overheid wil een deel overnemen voor andere doeleinden, zoals huizenbouw en natuur. Er is behoefte aan woningen en in de EU is afgesproken dat ieder land minstens 17% van het grondgebied tot natuur zou bestemmen en op dit moment is 13% van Nederland natuur.
Op de natuurgebieden die er zijn komt ammoniak neer afkomstig uit de landbouw. Dat zorgt voor overbemesting waardoor er andere planten en dieren zijn dan de bedoeling is. Natuurbeheerders hebben belang bij minder uitstoot door nabijgelegen veehouderijen.

Boeren moeten dus inleveren en een deel zou zich graag laten uitkopen om met het geld te gaan rentenieren of een andere onderneming op te zetten, ter plekke of elders in het (buiten)land.
Hoe dat inleveren tot stand moet komen is onderdeel van het politieke debat. Tjeerd de Groot van D’66 gooide aan het eind van de zomer van 2019 de knuppel in het hoenderhok door op te roepen om de veestapel met de helft te doen krimpen. Die krimp zal zeker een aantal problemen oplossen, maar heeft ook veel verzet bij boeren opgeroepen die vinden dat ze niet voldoende financieel gecompenseerd worden en die (net als onder meer de veevoederbedrijven en exporteurs) hun verdienmodel gedwarsboomd zien.
Investering in huisvesting voor dieren moeten terugverdiend worden in de loop van tientallen jaren. Ook financierders denken mee over de haalbaarheid daarvan. En de geluiden dat we over een tiental jaren geen vlees meer eten afkomstig van dieren, gehouden in stallen, komen bij de banken beter aan dan bij de veehouders.

Boeren zijn al 50 jaar gewend dat de politiek wel een oplossing vond die hen ruimte om te groeien opleveren zou. Die oplossingen variëren van directe inkomenssteun, wegkijken en door de vingers zien van fraude bij regelgeving, warme sanering, afwentelen van schade op de belastingbetaler, oncontroleerbare rekenmodellen die schade van uitstoot bagatelliseren, etc..
Sommige van die steun van de overheid is niet goed uitgepakt. Het stimuleren van het jaarrond binnenhouden van koeien op stal met roostervloeren in het kader van schaalvergroting heeft een probleem met ammoniakuitstoot opgeleverd. Koeienpoep en -pies komen in de ondergrondse mestkelders samen en vormen ammoniak. Die ammoniak ontsnapt dag en nacht door de roosters in de stalvloer of wordt later uitgereden op de landerijen. Nu de stallen er staan kost het veel geld om de vloeren aan te passen of andere technologie te ontwikkelen. Oplossingen worden dan ook gezocht in minder eiwitrijk voer dat leidt tot minder problematische mest, het ontwikkelen van koeientoiletten om de urine op te vangen, weer meer in te zetten op weidegang. Maar dat zijn slechts druppels op een gloeiende plaat, heet gehouden door ontvlambare gassen.

Ondertussen protesteren de boeren met hun buitenproportioneel grote tractoren als tanks op de openbare wegen en slaan oorlogszuchtige taal uit tegen de overheid en beschermers van milieu en dierenwelzijn. Het sluit de rijen intern, maar roept extern weerstand op.
Het voornaamste effect is dat het publiek wakker wordt en geattendeerd wordt op de gang van zaken in de agrosector. De media vormen hierbij een informerende en opiniërende rol op een manier die boeren niet goed uitkomt, want meestal ondersteunen de conclusies van hun artikelen de waarschuwingen van activisten die al meerdere decennia eerder werden afgegeven.

Positief effect van de protesterende boeren is dat ook andere uitstoters van schadelijke stoffen nu de noodzaak voelen om hun uitstoot te verlagen en de bedrijfsprocessen zo aan te passen dat ze minder schadelijk voor het milieu zijn en minder of niet meer bijdragen aan klimaatopwarming.

Voor concrete oplossingen voor het stikstofprobleem, luister naar Prof. Jan Willem Erisman, hoogleraar in 'de stikstof' en directeur van het Louis Bolk Instituut, in het interview met Dick Veerman van Foodlog.

17 oktober 2019

Actie is reactie

De Partij voor de Dieren is eind 2002 opgericht omdat dierenbeschermers een definitieve plek aan tafel van de bestuurders wilden hebben. In navolging van het succes dat de PvdD inmiddels heeft willen de boeren nu ook een partij oprichten en deelnemen aan de komende verkiezingen.
Weliswaar heeft de agrosector al decennia een stevige lobby-apparaat dat de gevestigde politieke partijen als CDA, CU, SGP en VVD influistert hoe te stemmen, maar men is niet langer zeker van een belegde boterham in de naaste toekomst.

Misschien wordt er zelfs -zo vrezen de boeren- wel een einde gemaakt in Nederland aan de landbouw. En die gedachte is zo gek nog niet, want waarom zou je planten laten groeien in de volle grond terwijl ze van alle kanten belaagd worden door insecten en loslopend wild? Liever een plantenflat dan een varkensflat, uiteraard niet gericht op de export. Het succes van de gewasbeschermingsmiddel is doorgeslagen: insectenpopulaties zijn 70% gekrompen met allerlei ongewenste gevolgen van dien. Voedsel kan veel milieuvriendelijk binnenskamers worden gekweekt. Planten maken geen misbaar wanneer ze in een kamer staan en er is ook nog nooit overwogen om een politieke partij op te richten om kas- en kamerplanten te beschermen.
De dieren in de veehouderij zijn al bijna allemaal naar binnen verbannen en leven in afgesloten stallen. De maatregelen die daarbij worden genomen om ziektes te voorkomen en mestoverlast te verkleinen werken niet goed en de trucjes en de drogredeneringen die worden verzonnen om dit te maskeren worden door steeds meer partijen doorzien.

Het gelijk van de PvdD kent haar evenknie in het gelijk van de boeren, met dat verschil dat een boer ook gelijk wil hebben wanneer de feiten anders laten zien. Ewald Engelen in de Groene over dubbelhartigheid van boeren: "Meten met twee maten: het botst met alle principes van rechtsstatelijkheid".

Boeren hebben tractoren en een dunne laag sympathie bij een groot deel van de bevolking, die ook wel door heeft dat het leven veel duurder wordt wanneer ze de boeren niet hun gang laten gaan. Een consument ziet er geen tegenstelling in om te gruwen van dierenleed in de bio-industrie en tegelijk sympathie te voelen voor een boer. Ook allerlei rechtse politici willen een graantje mee willen pikken van de onvrede onder de plattelanders en staan in de rij om hun electoraat te vergroten.

Hoe zal dit aflopen? Veel bestuurders en wetenschappers zullen eieren voor hun geld moeten kiezen en bewijzen dat zij hun functie waard zijn door ruggengraat te tonen. Uiteindelijk bepaalt de markt of boeren bestaansrecht hebben. Via subsidies kan een zieltogend agrarisch bestaan nog wat gerekt worden, maar subsidies zouden moeten aangewend worden om toekomstbestendige ondernemers een steuntje in de rug te geven. Laten we ervoor waken om het begrip "toekomstbestendig" niet ook een hol woord te laten worden, zoals "duurzaamheid" misbruikt werd en wordt om op een schadelijke manier geld verdienen groen te wassen.

Het is tijd om wereldwijd onze energie en creativiteit in te zetten in het tegengaan van klimaatopwarming, het beëindigen van onnodig leed bij mens en dier en zo nog veel onderwerpen meer die het gevolg zijn van het kortzichtig en ongebreideld ruimte geven aan gewetenloze ondernemers.
De schaarse ruimte op aarde kunnen we veel beter op een rechtvaardige manier verdelen onder mens en dier wanneer we ons bewust worden van de gevolgen van overvloedig consumeren in de vorm van vlees eten en snel en ver reizen. Dat vraagt doordenken van het begrip "evenwaardigheid". Mens en dier zijn voor mij (intrinsiek) evenwaardig in het recht op vrijheid. Laten we ons in die gedachte verbinden en zo ruimte vrij geven om zonder gewetensnood opgelucht adem te kunnen halen. Meerderwaardigheidsgevoelens zijn ook een vorm van stikstof: schadelijk wanneer het zich verbindt met ongewenste andere elementen.

 

06 oktober 2019

Hoe slecht gaat het nu echt in de landbouw?

In de nasleep van het boerenprotest van 2 oktober op het Malieveld komen veel deskundigen aan het woord over de mist en nevel die landbouwpolitici al tientallen jaren over de waarheid van (de toegevoegde waarde van de intensieve veehouderij op) het platteland verspreiden. Voeren we de discussie over de meerwaarde van de landbouw wel op de juiste cijfers? 60% van de boeren behoort tot de bovenste 20% van de inkomens. 18% van de Nederlandse boeren is miljonair. Bijna tweederde van ons landoppervlak wordt gebruikt voor 2% bijdrage aan ons BNP.

Twee interviews over de manier waarop politici met de cijfers aan de haal gaan. Het eerste is met een hoofdeconoom van het CBS en het tweede een interview door Jort Kelder met een oud-hoogleraar uit Wageningen, Jan Douwe van der Ploeg.

Interview 1. ‘Het beeld dat boeren arm zijn en met keihard werken een laag inkomen verdienen strookt niet met de feiten’, twitterde hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het Centraal Bureau voor de Statistiek.



Interview 2. Ruim tweeduizend tractoren in Den Haag. Kan het zo zijn dat de boeren die daar stonden onderling ook erg verdeeld zijn. Van der Ploeg denkt van wel en dat begint al bij de Minister van Landbouw, Carola Schouten. ‘Alle tegenspraken die inherent zijn aan de Nederlandse landbouw die komen bij deze minister terug. Ze laat het schip doordenderen en elke keer stuit die op een grens. Deze keer is dat stikstof, de volgende keer zal het energieverbruik zijn’.

Daaronder commentaar van David van der Wilde op Npo1.

Bron: Financieele Dagblad

Wie kijkt naar de feiten, ziet geen zielige boeren. “Boeren zijn boos op het Binnenhof, maar lijken vooral bang voor de ongemakkelijke waarheid”, zegt politiek redacteur David van der Wilde.

17 mei 2019

Gelijk hebben en krijgen in de strijd om dierenbelangen

In onze maatschappij staan belangengroepen op verschillende platforms tegenover elkaar op het onderwerp “hoe om te gaan met dieren”. Het gesprek dat plaatsvindt heet een twistgesprek, debat, discussie, gesprek of een dialoog.
Voor belanghebbenden in de media zal het worst zijn welke vorm wordt gekozen zolang het kijkcijfers oplevert ook al verzandt het in een kakofonie. De belangengroepen gaan daarin mee. Ook negatieve aandacht is aandacht.
Met waarheidsvinding heeft het alles niets te maken. Er is zelfs sprake van opzettelijke spraakverwarring. Eigenlijk zijn er alleen maar verliezers, maar de mensen pikken er de kersen uit die hen het meest bevallen, de dieren blijven achter, gehuisvest in de gevangenis, die stallen heten.

Er zijn in de veehouderij zoveel niveaus waarop er sprake kan zijn van misstanden dat bijna niemand bereid is te zoeken naar het overzicht waar de bron van de misstanden ontspringt. Ieder mens en dier hecht aan zijn vrijheid. Dat is een recht dat ook het welzijn bepaalt. Voor een veehouder, die economisch wil overleven, is het van belang om vrijheid te hebben in de levensomstandigheden waaronder hij dieren houdt. Zijn er te veel eisen waaraan de huisvesting moet voldoen, dan kan zijn veehouderij niet uit. Alleen wanneer hij failliet gaat zal hij andere vormen van inkomsten verwerven overwegen.
Een veganistische activist gaat het liefst uit van de situatie waarin helemaal geen dieren meer gebruikt worden door mensen. Maar die stip op de horizon ligt zover weg dat het voor tegenstanders veel gemakkelijke is om te wijzen op het onrecht dat hen wordt aangedaan vlak voor zijn voeten. Er wordt huisvredebreuk gedaan, er moet een fatsoenlijk gesprek worden gevoerd, er moet keuzevrijheid zijn om te kiezen waarmee je je voedt, een boer moet ook geld verdienen om zijn gezin te onderhouden, etc..

Iedere belangengroep krijgt gelijk binnen de eigen bubbel en krijgt het nooit van de tegenstander wanneer standpunten diametraal tegenover elkaar staan.

Het argument "nood breekt wet" of "aan een onrechtvaardige wet mag je overtreden" kan slechts zeer spaarzaam worden ingezet en werkt snel tegen je.

Wat is de moraal van dit artikel? Wanneer het dier gebruikt wordt in een kapitalistisch systeem kun je vechten tegen het systeem of je pleit ervoor dat de regels rechtvaardig en voor iedereen gelijk worden toegepast. Dat betekent geen verkapte subsidies aan veehouders die niet volgens de regels willen werken of kunnen overleven. Een controlerend orgaan (de NVWA) die alle veehouders zo regelmatig en standvastig controleert dat niemand meer de wet overtreedt. Het vraagt ook actievoerders die het geduld kunnen opbrengen om het trage tempo van bewustwording te accepteren en er rekening mee te houden dat de weg naar een oplossing een andere afslag neemt. Bijvoorbeeld dat vleeseters in plaats van zich te bekeren tot het veganisme vlees gaan eten dat niet 100% gemaakt is van dieren, maar stapje voor stapje meer gemengd wordt met plantaardige ingrediënten.

Eerst eens zijn over de feiten.

28 maart 2019

Het shifting baseline syndrome maakt blind voor uitsterven

Filosoof René ten Bos neemt na twee jaar afscheid als Denker des Vaderlands, maar eerst verschijnt nog zijn boek Extinctie, over het verdwijnen van mens en dier. ‘Er voltrekt zich een ecologische catastrofe’. In de Volkskrant van 27-03-2019 een interview.

‘We nemen de wereld waar zoals hij nu is. Ik zie een ander platteland dan mijn vader in zijn jeugd en mijn kinderen zullen weer iets anders zien. De norm verandert met de tijd, veranderingen worden niet waargenomen: het shifting baseline syndrome. Dat er minder vogels en minder vissen zijn, vinden we normaal. We vergeten hoe het vroeger was. Ecologisch verlies laat zich wel uitdrukken in cijfers, maar mensen worden moe van wetenschappelijke data. Dat weet iemand als Baudet ook. Hij vindt ze niet interessant, hij negeert ze gewoon’.

In hoeverre schiet onze waarneming tekort?
‘We denken in charismatische soorten, zoals de neushoorn of de tijger. Als het slecht gaat met deze dieren leidt dat tot treurnis, maar intussen onttrekt veel extinctie zich aan onze waarneming'.

Verder lezen? Zie de Volkskrant.

Verder is het effectief om de werking van drogredeneringen van politici te doorzien of hoe agrarische belangengroepen opzettelijk langs elkaar heen praten.

Schrijfster en journaliste Jantien de Boer publiceerde in 2017 Landschapspijn. In Buitenhof wordt zij geïnterviewd samen met Helma Lodders. Oud-Pink voorzitter en korte tijd PvdD voorzitter Sebastiaan Wolswinkel analyseert samen met Angelo Delsen in "De Klaagmuur".
Landschapspijn. Over de toekomst van ons platteland (bol.com).
Van de omslag.
Het moderne boerenland doet pijn; kleuren vervagen en geluiden sterven weg in het moderne land van zuivel, vlees en turbogras. Burgers maken zich grote zorgen over de teloorgang van bloemen, planten, vogels en insecten. Veehouders en akkerbouwers vechten voor hun bestaan. Een megastalboer zegt met ingehouden woede dat er maar weer eens een hongerwinter moet komen. 'Dan leren mensen ons tenminste opnieuw waarderen'. Deze groeiende kloof tussen landbouwers en burgers bemoeilijkt een gesprek over de toekomst van ons platteland. Door de perspectieven van beide kampen te laten zien hoopt Jantien de Boer bruggen te bouwen.

30 oktober 2018

Een boer krijgt wat hij er zelf van maakt

LTO Nederland vraagt met #watkrijgtdeboer aandacht voor de 'scheve situatie' waarvan veel consumenten niet eens weet van hebben. Het inkomen van boeren en tuinders staat ondertussen al jaren onder druk terwijl de kostprijs oploopt. De consument wil niet alleen voedsel dat er mooi uit ziet en waarvan de kwaliteit hoogwaardig is, maar is ook steeds meer geïnteresseerd in de wijze waarop zijn of haar voedsel is geproduceerd, aldus LTO.

De consument betaalt 90 cent voor een liter melk en de boer krijgt maar 33 cent. Maar voor dat verschil wordt dat witte spul opgehaald, verwerkt, opgeslagen, nog eens opgeslagen, gekoeld gehouden en vervolgens te koop gezet in een duur pand waar al even duur personeel rondloopt of vervoerd naar een ver land.
Komt nog bij dat de melkveehouders door overproductie zelf de prijs die ze krijgen laag houden: meer dan de helft van de Nederlandse melk wordt met verlies verkocht omdat er teveel van is. Die verliezen worden gecompenseerd door woekerwinsten op het maken van melkpoeder als basis voor babymelk in China.

De oplossing voor de lage prijzen voor de boer? Minder produceren, en ja dat kost een aantal boeren de kop. Is dat erg? Dat gebeurt overal en in elke bedrijfstak. Minder melk, en dus minder boeren betekent minder verspilling. Niet alleen van geld, maar ook van milieu en dierenwelzijn. Het scheelt een hoop gesleep met voer en mest, terwijl het landschap er van opknapt en wellicht de insecten en de weidevogels weer terug kunnen keren.
Kortom: win, win, win, dat wordt tegenhouden door een groep halsstarrige boeren die gesteund door het CDA, de VVD en de ChristenUnie niet van ophouden weten.

Auteur .

30 mei 2018

Welk beeld roept Yvon met Onze boerderij op?

Na de 2e wereldoorlog kreeg de Nederlandse boer van collega en minister Sicco Mansholt de opdracht mee om meer en goedkoper voedsel te produceren. “We gaan de wereld voeden” werd er geroepen en iedereen geloofde dat het mogelijk was, vooraleerst de boer zelf. Wat hij minder goed zag was dat hij gebruikt werd door de overheid, politiek en het bedrijfsleven als aandrager van grondstoffen. En die grondstoffen waren niet alleen plantaardig, hij mocht zijn dieren ook zo beschouwen. Het werd hem aan alle kanten gemakkelijk gemaakt: het bouwbedrijf bouwde zijn stal, de mechanisatie droeg machines aan om het werk te verlichten, veevoer werd geïmporteerd en de coöperaties zorgde voor verkoop aan het buitenland. Het grote groeien kon schijnbaar eindeloos doorgaan, immers de wereldbevolking groeide mee. Er werd jaren goed geboerd en menig boer kon met pensioen in de boerenhemel (een villawijk aan de rand van het dorp). Dat niet iedere boer mee wilde doen met een economie van  “meer, meer, meer”, gaf nou juist aan de meest ambitieuze boeren de ruimte die ze nodig hadden om te groeien. Kortom: de doorzetters leken te profiteren. De PR-machine, geholpen door de universiteit van Wageningen, bleef de verhalen aandragen dat ook het buitenland enthousiast was over de exportproducten die de wereld overgingen.
Ondertussen waren er in de vorige eeuw ook mensen die met lede ogen aanzagen dat er veel natuur verdween van het platteland. Gelukkig was er de politiek die via het poldermodel een compromis wist te sluiten: sommige delen van het land werden aangewezen als natuurgebied en op andere delen mochten boeren ongehinderd hun gang gaan. Gelukkig waren er ook boeren die op een natuurlijke manier wilde werken en die worden vaak geportretteerd en houden zo de zuiver zakelijk werkende boeren uit de wind.
De beheersing van de natuur in het gebied dat voor de boeren was, naderde perfectie, maar had ook een schaduwzijde. De nadruk op monoculturen en hoge productie leidde tot ziektes. Medicijn na medicijn werd ontwikkeld maar de disbalans tussen natuur die vanzelf haar weg volgt en gecultiveerde natuur die zo snel mogelijk tot financieel resultaat moest leiden werd steeds groter. Ook de landbouwgrond verarmde ondanks het mestoverschot.
Landbouw werd een steriele omgeving voor mens en dier en de vraag werd steeds nijpender of het grote publiek nog langer achter de ambities van de landbouwpolitiek blijft staan. De overgebleven boeren, die al jaren meedraaien in het groeiproces, zijn inmiddels volkomen afhankelijk van hun omgeving: de verwerkende industrie, de banken, de politiek, de media, de sympathie (lees het zwijgen) van hun buren.

De zorgvuldig aangewakkerde liefde voor de boer begon te tanen. De vraag kwam op of technologie wel alle problemen kan oplossen, die de ondertussen overwegend intensieve landbouw met zich mee heeft gebracht. En hebben natuurgebieden niet te veel te lijden onder het gebruik van bestrijdingsmiddelen en doorlekken en neerslaan van meststoffen uit naastgelegen landbouwgebieden? Kan het publiek vermaakt worden met de menselijke kant van het boeren, zodat de aandacht afgeleid wordt van de boven het hoofd groeiende problematiek als mestoverschot, dierenleed, milieuvervuiling en landschapspijn?

En net zoals zij zelf aankijken naar het financiële resultaat van hun werk, kijken anderen naar de boeren: wat kost die grootschaligheid ondertussen? Levert het wel op wat gezegd wordt? Worden er niet teveel kosten verborgen gehouden? Mansholt heeft zich inmiddels in zijn graf een aantal keren omgedraaid omdat de doorgeslagen grootschaligheid nu ook weer niet zijn bedoeling was. Ook het vertrouwen van het publiek na een aanhoudende reeks van voedsel- en dierenwelzijnsschandalen is nog steeds niet geborgd.
Het geheel van omgaan door boeren met de natuur ziet er technologisch en daarmee ietwat liefdeloos uit. De onnatuurlijke disbalans is niet goed voor hun imago.

Tijd voor een reddende engel: Yvon Jaspers. Yvon maakt door de agrosector (i.c. veevoederproducent For Farmers) goed betaalde emo-tv, waarin een kritische noot niet wordt geschuwd.
De vraag is echter of alle relevante vragen wel gesteld worden. Boeren zijn individuen uit een groep die de draagkracht van de natuur al veel te lang op proef hebben gesteld. Wat is de zin van het exploiteren van hun emoties wanneer zij terecht door de politiek worden teruggefloten?
De vraag die gesteld moet worden is of de individuele boer bereid is zijn of haar aandeel te zien in die manier van werken die cumulatief bij de sector schadelijk uitwerkt voor de belangen van de samenleving en de natuur. Is hij of zij bereid daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen en de werkzaamheden zo aan te passen dat de schadelijkheid verdwijnt.
Zal Yvons vorm van aandacht van wat er achter de schermen in de boerderij gebeurt de sector redden of de teloorgang helpen vertragen? Of is zij een goed betaalde afleidster van een structureel van de natuur afgedwaalde sector?

04 april 2018

Wie gaat er met het advies van de RLI aan de haal?

De Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur (RLi) adviseert Nederland om minder vlees te produceren en te consumeren. De belangenorganisatie voor melkveehouderij en landbouw in het algemeen, de LTO, reageert onmiddellijk en afwijzend. Dit is voor kenners een teken dat het advies van de RLi hout snijdt, want wanneer het door de regering zou worden opgevolgd kan dat voor de melkveehouderij en de banken grote gevolgen hebben.
Maar zoals zo vaak in kwesties met economische belangen is de race-to-the-bottom nog lang niet gelopen. Er is bij het grote publiek van jongs af aan veel geïnvesteerd in het imago van de boeren. Het effect van het advies van de RLi zal voorlopig nog niet groot zijn.

Wat belangrijk is wil er echt iets veranderen in ons land is dat mensen beginnen te snappen dat overproductie in de melkveehouderij die wordt weggezet via export zowel in eigen als in het buitenland negatieve gevolgen heeft. Wanneer bijvoorbeeld in Afrika weer een voedseloverschotten worden gedumpt kan de lokale landbouweconomie niet op gang komen. Het gevolg is dat mensen wegtrekken, niet alleen naar Afrikaanse steden, maar ook naar onze streken. Hier valt immers welvaart te halen.
In eigen land heeft overproductie van zuivel structureel nadelige gevolgen die afgewenteld worden op de belastingbetaler. Bijvoorbeeld lelijker landschap, verminderde vruchtbaarheid van landbouwgronden, vervuiling van grond- en oppervlakte water, stankoverlast voor omwonenden van een melkveehouderij.

Boeren en banken die door beleidsverandering menen minder te kunnen verdienen zullen oproepen tot financiële steun. Bij elke voorstel om weer geld te pompen de agrosector zal goed doordacht moeten worden of het wel leidt tot structurele verbetering. Wordt de veestapel wel kleiner, wordt de kwaliteit van het product wel dier- en milieuvriendelijker? Wordt niet onbedoeld de groei van een kleine groep grote spelers in de agrosector  in plaats van de ecologie bevorderd?
Aan het publiek de oproep om de eigen naïviteit te onderzoeken en bereid te zijn om de gevolgen van de eigen consumptie van voeding kritisch te bezien.

Een citaat uit een artikel (april 2018) in de Groene Amsterdammer" de boer broeit voort" dat laat zien hoe laks de overheid reageert:

De stroom berichten uit de regionale pers maakt één ding duidelijk: gemeentebesturen werpen geen noemenswaardige drempels op tegen megastallen. Politici van VVD, CDA en lokale partijen kiezen vaak de kant van de industriële boeren en Den Haag en Brussel geven hun die ruimte.
Het is genoeg geweest: de fijnstofuitstoot van boerderijen moet gehalveerd! Die boodschap kregen boerenorganisaties vorig jaar van toenmalig staatssecretaris van Economische Zaken Martijn van Dam (PvdA). Ferme taal, maar deze kon niet verhullen dat Nederlandse regeringen toen al zes jaar treuzelden om Europese emissiegrenzen voor fijnstof te vertalen naar concrete eisen voor de landbouw.
Begin jaren 2000 zette Nederland de Europese fijnstofnormen om in landelijke wetten, die echter algemeen bleven en zich niet specifiek op de landbouw toespitsten. Nederland slaagde er maar niet in de EU-normen te halen, dus werd in 2009 het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (nsl) opgericht. Daarin was wel aandacht voor de landbouw, maar werden nog geen landbouwspecifieke regels opgesteld. Wel werd tegen 2011 een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) beloofd om landbouwers te dwingen moderne technieken te gebruiken om hun uitstoot te reduceren. De AMvB kwam er uiteindelijk pas in de zomer van 2015 en hield de facto een verplichting tot fijnstofreductie van dertig procent in voor de landbouwsector. Vijf jaar tussen aankondiging en besluit, terwijl Nederland al sinds 2011 definitief gebonden was aan de Europese regels.

24 januari 2018

Een effectieve aanpak van fraude in de agrosector

De Nederlandse agrosector is voortdurend in het nieuws vanwege fraude. Toch leidt dit niet tot afdoende maatregelen door de opeenvolgende regeringen. Dit hangt samen met de Nederlandse mentaliteit om iets waar schijnbaar veel geld mee gemoeid is omzichtig te benaderen. Je ziet dit bij het niet aanpakken van de NAM bij de gevolgen van de overgrote gaswinning en in de omzichtigheid waarmee de exorbitante visvangsten van de Nederlandse vissers buiten schot worden gehouden.
Er is een Nederland een problematisch grote veestapel. In de jaarlijkse presentatie van de omzet van de landbouw wordt de bio-industrie niet afzonderlijk genoemd maar geteld bij de omzet van de akkerbouw, de doorvoer van agrarische producten en er worden onderdelen bij gerekend die in ieder geval niets te maken hebben met vee. De media zijn daar niet alert op. Het resultaat is dat het publiek ten onrechte denkt dat de Nederlandse bio-industrie van economisch belang is. In werkelijkheid ligt het eerder andersom.

Er wordt een soort competitiegevoel opgeroepen met iets waarmee je geen competitie zou moeten willen voeren, namelijk onnodig dierenleed.
“Wij Nederlanders flikken het toch maar om als klein landje op nummer twee van de agroproduktie te staan achter Amerika en voor Frankrijk”.
Zo veel mogelijk dieren houden is geen olympisch wedstrijdonderdeel
.

Een werkelijk doeltreffende oplossing zou zijn om de veestapel zo drastisch in te perken en duurzaam om te vormen dat het niet meer kan bedienen dan de lokale markt (Nederland en iets daarbuiten). Dat is minder moeilijk dan de betrokkenen zullen toegeven. Nu gaat alle onderhandeling over net wel of net niet over de grens gaan. Zie bijvoorbeeld de uitzondering die Nederland van tijd tot tijd bedingt om extra mest uit te mogen rijden (derogatie). Te veel mest werkt als gif voor bodemleven, waterkwaliteit en klimaat.

CEO Joosten van coöperatie Friesland Campina gaf april 2016 in het Financieele Dagblad aan (toe) dat meer dan de helft van de Nederlandse melkproductie blijvend verliesgevend is. Dit verlies wordt gecompenseerd met woekerwinsten op de overige melkproductie in plaats van beëindiging van onrendabele en overbodige bedrijfsvoering. De te lage melkprijzen worden veroorzaakt door de overproducerende boeren zelf! Niet door een gewetenloos calculerende consument of een keihard zakelijk afpersende supermarkt.
Een frauderende sector -die geen echte grenzen wordt gesteld- om te scholen tot een duurzame met gelijkblijvende productie is een hele lastige opgave. De fraudeurs zouden hun vergunning kunnen worden ontnomen in combinatie met een zo hoge boete dat ze failliet gaan. De melkproductie van die boeren kan uit de markt worden genomen, zodat de melkprijs omhoog schiet omdat je van het onrendabele deel verlost bent. In combinatie met een gedwongen grondgebondenheid voor alle vee (ook, varkens, en kippen) vang je meerdere vliegen in een klap.
De overheid kan in samenwerking met de EU duurzaam en diervriendelijk producerende boeren beschermen tegen oneigenlijke concurrentie gebaseerd op dierenleed. Precies dat is wat Nederlandse boeren, die zuivel en vlees produceren, nu hun buitenlandse collega’s aandoen.

Nederland zou de rest van de EU moeten aanbieden om vrijwillig de productie van vee, zuivel en vis in te perken tot het bedienen van een regionale markt in ruil voor bescherming en de verplichting aan de eigen producenten om de productie zo duurzaam te maken dat niemand (natuur, dier, milieu, belastingbetaler etc.) er meer last van heeft.
Sterker nog: de hoeveelheid voordelen van de inperking van de veestapel is groot.

21 januari 2018

Weerstand tegen Nederlandse boeren en vissers

Ondanks de claim van Nederlandse vissers dat de pulsvisserij visvriendelijker en milieuvriendelijker is, heeft het Europese parlement deze wijze van vissen onder druk van de Franse vissers aan banden gelegd. In de diverse media wordt hier verschillend over gerapporteerd. Niet iedereen vertelt erbij dat Nederland tegen de EU-afspraken een veel groter deel van de visserijvloot heeft gesteund in het omschakelen naar elektrisch vissen. Ook de hoeveelheid vis (quota), die gebaseerd is op de hoeveelheid in het verleden, zit buitenlandse vissers niet lekker, te meer dat voor hun eigen kusten veel wordt weggevangen.
Ook de Nederlandse veehouderij is groot en drukt buitenlandse collega’s uit de markt. Ook zij claimen een meer milieuvriendelijke manier om met vee om te gaan. Bovendien mogen Nederlandse boeren meer mest uitrijden dan buitenlandse (derogatie). Door de overproductie van mest staat dit voorrecht op de tocht.
Organisaties die zich bekommeren om diervriendelijkheid, klimaatopwarming en milieudruk staan kritisch tegenover Nederlandse vissers en boeren. De twee sectoren zijn zo omvangrijk dat buitenlandse concullegae (concurrerende collega's) er door in de verdrukking komen.
De Nederlandse politiek en de Nederlandse burger zou zich best eens mogen realiseren dat de wens om excessief te exporteren en expanderen helemaal niet zo’n gezonde motivator is. Het zorgt voor disbalans in binnen- en buitenland en daar lijden zonder enige noodzaak mens, dier, milieu en klimaat onder.

06 december 2017

Overheid medeplichtig aan toename van dierenleed

Persbericht van World Animal Protection.

Willens en wetens dragen Nederlandse bedrijven bij aan het wereldwijde lijden van dieren in de vee-industrie. Dat doen ze door, onder meer, dieronvriendelijke huisvestingssystemen te exporteren. De Nederlandse overheid is daaraan medeplichtig, want zij biedt deze bedrijven steun en stelt daarbij geen of onvoldoende dierenwelzijnseisen. Dat blijkt uit onderzoek van World Animal Protection.

In het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ van oktober stelt het kabinet dierenwelzijn internationaal te willen verbeteren. Maar in feite draagt de overheid bij aan wereldwijd dierenleed. Internationale dierenbeschermingsorganisatie World Animal Protection (voorheen WSPA) komt tot die conclusie na onderzoek naar de manieren waarop de overheid Nederlandse bedrijven, die zaken doen in het buitenland, kan ondersteunen.

Daartoe behoren ook Nederlandse bedrijven die bijdragen aan dieronvriendelijke vee-industrie in landen als Rusland, Oekraïne en China. Een van de conclusies van het rapport Merchants of misery is dat de overheid in de afgelopen kabinetsperiode tientallen toeleveringsbedrijven heeft gesteund die geen minimum dierenwelzijnsstandaard hanteren of standaarden die onder die van de EU liggen.

Dierenleed wereldwijd bevorderd.
Hoewel de Tweede Kamer al in 2007 erkende dat dierenwelzijn onderdeel is van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, wordt daarmee in de praktijk niet of onvoldoende rekening gehouden. Nederlandse bedrijven produceren een scala aan systemen en verkopen die aan het buitenland: voor ventilatie, opfok en mestafvoer, voor software, slachtapparatuur, broedmachines en zelfs complete stalhuisvestingen. Daarnaast verschaffen ze veevoer, diergeneeskundige middelen, genetica of zelfs levende dieren.

Hoofd programma’s Dirk-Jan Verdonk van World Animal Protection Nederland: “Al deze bedrijven zouden moeten bijdragen aan een beter dierenwelzijn. Maar dat gebeurt lang niet altijd. Ze zijn betrokken bij de bouw van varkensgevangenissen, plofkipfabrieken en legbatterijen met slecht dierenwelzijn – die bovendien in veel gevallen tegenwoordig illegaal zijn in de EU (en dus ook in Nederland). Kortom: Nederlandse bedrijven dragen willens en wetens bij aan het wereldwijde lijden van dieren. En doordat de Nederlandse overheid hen ondersteunt, is zij medeplichtig aan het bevorderen van dierenleed in de wereldwijde vee-industrie”.

Van handelsmissies tot exportkredietverzekeringen
De overheid helpt bedrijven, die zakendoen in het buitenland, op allerlei manieren. Bijvoorbeeld met handelsmissies, assistentie via ambassades, het sponsoren van handelsbeurzen, het leveren van projectfinanciering, onderzoekssubsidies en exportkredietverzekeringen. Met deze hulp zou de overheid bedrijven in een diervriendelijke richting kunnen sturen, maar tot dusverre gebeurt dat heel weinig. Zo krijgen Nederlandse bedrijven overheidssteun, terwijl zij kooihuisvesting voor plofkippen verkopen.

World Animal Protection voert daarom campagne en vraagt de minister van Buitenlandse Handel, Sigrid Kaag, te stoppen met het bieden van steun aan Nederlandse bedrijven die dierenleed vergroten in het buitenland.


Klik hier om meer te lezen over de schaduwzijde van de export van landbouw of in de Internetversie bij de labels.

14 januari 2017

Doorgeschoten groei of trots?

Nederlanders zijn trots op bepaalde onderdelen van de economie, maar sommige zijn zo groot geworden dat zij meer nadelen dan voordelen opleveren. Een lezer van de Volkskrant die naast Schiphol woont, verwoordt dat. Deze ingezonden brief zou net zo goed van een buurman van een veehouder ergens op het platteland kunnen komen. Dezelfde argumenten tellen. Hieronder in de eerste kolom de ingezonden brief. In de tweede kolom is het onderwerp Schiphol vervangen door gelijkluidende argumentatie voor de veehouderij.

Schiphol Nederlandse veehouderij
Is de groei van Schiphol het allemaal waard?

Luchthaven groeit, maar met groei komt hinder
Voor de zoveelste keer houdt Schiphol zich niet aan de afspraken. Het afgesproken maximum zou bereikt worden in 2020 onder voorwaarde van een set hinderbeperkende maatregelen. Als dit maximum nu al wordt bereikt, wordt er dus meer hinder veroorzaakt dan afgesproken. De politiek lijkt het opnieuw voor kennisgeving aan te nemen.
Wanneer gaat de politiek eindelijk inzien dat Schiphol ook gewoon een bedrijf is met een winstoogmerk. Een bedrijf dat enerzijds belangrijk is voor de Nederlandse economie, maar ook een bedrijf dat extreem veel hinder (milieu, geluid, risico) veroorzaakt, een negatief stempel drukt op zijn gehele omgeving en het bereiken van de CO2-doelstellingen dreigt te ondermijnen.

Het is heel simpel: groei van Schiphol is groei van hinder - het aantal ernstig gehinderden neemt toe en niet af.

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur heeft in 2016 een rapport uitgebracht met de volgende conclusies: 1. Schiphol is belangrijk voor de Nederlandse economie, maar het is zeer de vraag of de groei van Schiphol dat ook is. 2. Iedere in de groei van Schiphol geïnvesteerde euro heeft een mager rendement. 3. Verdere groei van Schiphol kan omslaan in een negatieve impact op het vestigingsklimaat (voor medewerkers).

Heeft één politicus ooit de vraag gesteld: 'Schiphol is belangrijk, maar wat is de economische bijdrage (baten én kosten) van de groei van Schiphol?' En draagt de groei in vluchtbewegingen alleen bij aan de mainportfunctie, of vooral aan het verdienmodel van Schiphol? Volgens insiders draagt het grootste deel van de groei van de afgelopen jaren niet bij aan de mainportfunctie.

Ik verwacht van politici dat zij verder kijken dan de belangen van de onderneming Schiphol, en ik daag de politiek uit om te komen met een gebalanceerde maatschappelijke kosten-/batenanalyse van de groei. Een schot voor de boeg: misschien is een mainport met 350- tot 400 duizend vluchten per jaar wel de meest gebalanceerde en de meest wenselijke situatie voor de gehele BV Nederland.

Ik ben niet tegen Schiphol. Schiphol is een factor in de economie en is belangrijk voor het vestigingsklimaat. Maar er zitten schaduwzijden aan, en geen politicus die zich de vraag stelt: is dit het allemaal wel waard?
Is de groei van de nationale veehouderij het allemaal waard?

Productie groeit, maar met groei komt hinder
Voor de zoveelste keer houdt de nationale veehouderij zich niet aan de afspraken. Het afgesproken maximum zou bereikt worden onder voorwaarde van een set hinderbeperkende maatregelen. Als dit maximum nu al wordt bereikt, wordt er dus meer hinder veroorzaakt dan afgesproken. De politiek lijkt het opnieuw voor kennisgeving aan te nemen.

Wanneer gaat de politiek eindelijk inzien dat een veehouderij ook gewoon een bedrijf is met een winstoogmerk. Een bedrijf dat enerzijds belangrijk is voor de Nederlandse economie, maar ook een bedrijf dat extreem veel hinder (milieu, stank, risico) veroorzaakt, een negatief stempel drukt op zijn gehele omgeving en het bereiken van de CO2-doelstellingen dreigt te ondermijnen.

Het is heel simpel: groei van de veestapel is groei van hinder - het aantal ernstig gehinderden neemt toe en niet af.

Veel adviseurs hebben in het verleden een rapport uitgebracht met de volgende conclusies: 1. De veehouderij is belangrijk voor de Nederlandse economie, maar het is zeer de vraag of de groei van de hoeveelheid dieren dat ook is. 2. Iedere in de groei van in de veestapel geïnvesteerde euro heeft een mager rendement. 3. Verdere groei van de veehouderij kan omslaan in een negatieve impact op het vestigingsklimaat (voor omwonenden).

Heeft één politicus ooit de vraag gesteld: 'Veehouderij is belangrijk, maar wat is de economische bijdrage (baten én kosten) van de huidige omvang?' En draagt de beweging van minder bedrijven die groeien bij aan de voedselvoorziening, of vooral aan het verdienmodel van boeren en de verwerkende industrie? Volgens insiders draagt het grootste deel van de groei van de afgelopen jaren niet bij aan de behoefte aan vlees en zuivel in eigen land.

Ik verwacht van politici dat zij verder kijken dan de belangen van de boeren, en ik daag de politiek uit om te komen met een gebalanceerde maatschappelijke kosten-/batenanalyse van de groei. Een schot voor de boeg: misschien is een reductie van de met  70% de meest gebalanceerde en de meest wenselijke situatie voor de gehele BV Nederland.

Ik ben niet tegen boeren. Het boerenbedrijf is een factor in de economie en is belangrijk voor het vestigingsklimaat. Maar er zitten schaduwzijden aan, en geen politicus die zich de vraag stelt: is dit het allemaal wel waard?
G.J. van de Lagemaat, Aalsmeer

21 mei 2016

Helpt het om boeren voor natuur te subsidiëren?

Volgens staatssecretaris Martijn van Dam (Economische Zaken, PvdA) moet het Europese landbouwbeleid radicaal anders. Europese landbouwbeleid moet radicaal anders. Boeren zouden overwegend subsidies moeten krijgen die gekoppeld zijn aan het realiseren van ‘maatschappelijke opgaven’, zoals dierenwelzijn en natuurbehoud.

Drie jaar eerder werd de conclusie getrokken dat het natuurbeleid van boeren een fiasco is.
“Er moet een einde komen aan de regeling die duizenden boeren van natuursubsidies voorziet, terwijl zij door gebruik van mest en landbouwgif datzelfde landschap juist aantasten. Alleen boeren in de directe omgeving van natuurreservaten die bereid zijn tot vergaande milieumaatregelen moeten nog geld krijgen.
Dit is de belangrijkste conclusie uit het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) dat vanmiddag aan staatssecretaris Sharon Dijksma (natuur) wordt overhandigd. Het kabinet had om advies gevraagd, omdat het het natuurbeleid wil herijken”.

In een interview met de NRC (21 mei) antwoordt hij op de vraag wat zijn grootste zorg is dat de voedselproductie transparanter moet, dat er minder gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt en er beter omgegaan wordt met de bodem. Hij zoekt boeren die koplopers willen zijn en geen bulk meer willen produceren maar vlees van dieren die een beter leven hebben gehad, gericht op afzet in de regio. Hij heeft een beperkt budget en gelooft niet zo in regels.
Dat lijkt sympathiek, maar is ook een valkuil. Een boer die meer duurzaam en verantwoord wil produceren, maar uit de markt wordt gedrukt omdat de concurrentie met oneigenlijke middelen goedkoper kan produceren is geen aansprekend voorbeeld dat op grote schaal doet volgen. Een soort "hang yourself", terwijl de politiek zijn handen in onschuld wast.
In termen van de agrosector zelf: er is een equal level playing field nodig: alle landen zouden voor voedselproductie en -afzet wettelijk beperkt moeten worden tot de eigen regio. Alleen dan verdwijnt de verleiding om over de draagkracht van de natuur heen te gaan en kan men zich weer richten op een ecologische balans die in alle opzichten gezond is.

04 april 2016

De kanarie in de kolenmijn

Ewald Engelen en Marianne Thieme waarschuwen in hun boek De kanarie in de kolenmijn tegen de onhoudbaarheid van de huidige politieke en financiële keuzes. Als een kanarie in de kolenmijn signaleren zij gevaren die onze toekomst bedreigen. Dat het fossiele denken gedurende lange tijd zo'n beetje alle verzamelde reserves aan fossiele brandstoffen erdoor heeft gejaagd. Dat honger niet het gevolg is van te weinig voedselproductie, maar dat het vooral gaat over voedselverdeling en -verspilling. Dat de strijd om water er niet één is van de verre toekomst.

De meeste politici en wetenschappers kiezen voor marginale veranderingen binnen de status quo waarbinnen we ons richten op meer economische groei en meer vrijhandel. Ewald Engelen en Marianne Thieme pleiten voor een radicale koerswijziging. Engelen vanuit economisch perspectief, Thieme vanuit ecologisch oogpunt. Ze komen tot een gemeenschappelijke conclusie: het financiële systeem en het politieke stelsel zijn volledig vermolmd. Plan B is onontkoombaar.

Het boek op bol.com.

01 april 2016

Overheid negeert signalen dat natuur wordt bedreigd

Frank Berendse, scheidend hoogleraar natuurbeheer en plantenecologie wordt in de Volkskrant geïnterviewd door Caspar Janssen.

Hij nam afscheid met een lezing waarin hij nog eens stevig uithaalde naar beleid ten aanzien van ammoniak en bestrijdingsmiddelen.

Een citaat.
Berendse: 'en dan is er nog de uitstraling van het agrarische gebied op de aangrenzende natuurgebieden. Wil je bijzondere blauwgraslandvegetaties, en trilveen, en heidevelden behouden, dan moet de stikstofdepositie omlaag'. Daarover is iedereen het schijnbaar eens, sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, maar vervolgens begint bij Berendse het onbegrip. 'De door het RIVM gemeten ammoniakconcentraties in de atmosfeer zijn in 1998 even gedaald, sindsdien heeft geen enkele daling meer plaatsgevonden. En nu hebben we dan het PAS, het Programma Aanpak Stikstof. De afspraak is dat agrarische bedrijven door technische maatregelen de uitstoot omlaag brengen. Een deel van de daling in stikstofdepositie die zo zal ontstaan, mag vervolgens gebruikt worden door de intensieve veehouderij om verder uit te breiden. Dat is gelet op het feit dat er helemaal geen sprake is van een daling buitengewoon zorgwekkend. Het is ook een typisch Haags bedenksel, een zogenaamde win-winsituatie. Maar niet heus. Dit leidt tot ernstige vertraging van het natuurherstel. Ik vind dat onbestaanbaar'.

Nog bozer maakt Berendse zich over de laksheid bij het aanpakken van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Berendse was eerder betrokken bij een grootschalig Europees onderzoek naar de effecten van landbouwintensivering op de biodiversiteit. 'We hebben op 1.500 bedrijven gekeken naar 23 componenten van die intensivering, variërend van bedrijfsgrootte en kunstmestgebruik tot ploegfrequentie. Tot mijn verbazing kwamen insecticiden en fungiciden eruit als doorslaggevende factoren.

'Vervolgens kwam ik in een commissie terecht van de Europese Academies van Wetenschappen die zich boog over het gebruik van neonicotinoïden, waarmee zaden worden behandeld. De conclusie was evident: zelfs gebruik in lage hoeveelheden heeft dramatische negatieve effecten, zowel op insecten als op vogels. Vervolgens zijn nog twaalf artikelen verschenen in Nature die onze conclusies alleen maar bevestigden. En dan schrijft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in een brief aan de staatssecretaris dat er geen reden is om die middelen te verbieden. Ja, dan knapt er iets in mij'.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.