Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.
Posts tonen met het label intensieve veehouderij. Alle posts tonen
Posts tonen met het label intensieve veehouderij. Alle posts tonen

18 november 2010

Levensbedreigende gevolgen van Q-koorts

De gevolgen van chronische Q-koorts zijn (niet) misselijk. In de aanloop van 2010 hebben ongeveer 4000 mensen een acute Q-koorts besmetting gehad en een deel daarvan zal een chronische aandoening er aan overhouden.
Het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch, dat midden in de infectiehaard van grootschalige geitenfokkers staat, verwacht dat enkele honderden Q-koortspatiënten de soms levensbedreigende chronische variant zullen ontwikkelen.
Voor wie een gedegen overzicht wil van de achtergronden van de Q-koorts, zij verwezen naar Wikipedia.
Helaas wordt er vanwege de gevestigde belangen in Nederland van de veehouderij te weinig aandacht besteed aan het voorkomen van meer ellende in de toekomst. Het beleid is nu om de geitenhouderij net als het overige vee hun leven lang op stal te houden, zodat uitbreiding van de ziekte beter onder controle te houden is. Meer voor de hand had gelegen om ten halve te keren, om te voorkomen dat de veehouderij ten hele zou dwalen. Het afbouwen van de intensieve veehouderij tot een niveau op ecologische balans is een gezonder beleid. Een agrarische onderneming die niet gezien mag worden, zou eigenlijk niet politiek ondersteund en ontwikkeld moeten worden.

17 november 2010

Nederland wordt aantrekkelijker met minder EU subsidie

De EU wil de subsidie aan de landbouw afbouwen. Nederlandse boeren vangen jaarlijks voor bijna 1 miljard subsidie. Er is veel verschil tussen de sectoren, maar de dieronvriendelijke kalvermesterij bijvoorbeeld is voor 80% afhankelijk van EU subsidies.
Boeren hebben grote invloed op het landschap en de natuur. Doordat er in ons land zoveel ingezet wordt op maximale productie, levert dat in de veehouderij problemen op met dierenwelzijn en overproductie van mest.
Boeren willen niet hun hand ophouden, maar om te kunnen blijven concurreren met hun buitenlandse collega’s op buitenlandse markten moet er volgens hun inkomenssteun blijven. Zij pleiten globaal voor dezelfde spelregels, want in ons land zijn er hoge dierenwelzijn- en milieueisen.
Dat is een omdraaiing van oorzaak en gevolg. In ons land zijn de regels zo streng omdat die juist in ons land het meeste nodig zijn. De productie van vlees en zuivel kan met wel 70% dalen zonder dat de Nederlander afhankelijk voor zijn voedsel wordt van het buitenland. Ons land is weinig geschikt en al te vol met dieren om de vleespotten van een groeiende wereldbevolking te vullen.
Met een productiedaling zouden ook de problemen kunnen verdwijnen als de overheid tenminste zijn strenge regelgeving zou handhaven.
Het zou ook wonderen doen voor de aantrekkelijkheid van ons landschap. Er is niets op tegen wanneer de overblijvende boeren zich zouden richten op economische activiteiten die samenhangen met de toeloop van toeristen. Maar veel boeren heffen liever hun hand op om mensen te weren van hun erf. Zij voelen zich beter bij het managen van een grootschalige veehouderij. En daar willen zij tegenwoordig geen pottenkijkers meer bij. En hiermee heeft de intensieve veehouderij een imagoprobleem dat zij heeft te danken aan haar hebzuchtige bedrijfsvoering.

25 oktober 2010

Scharrel-ei is vooral een schuur-ei

De term ‘scharrelei’ is door consumenten verkozen tot ‘Grootste Liegebeest van 2010’ in de jaarlijkse verkiezing van Wakker Dier. De afgelopen weken kon men stemmen op de website van Wakker Dier op tien producten en reclames die zich diervriendelijker voordoen dan ze werkelijk zijn. De naam ‘scharrelei’ is door de overheid verplicht voor eieren van kippen die binnen leven in een schuur met 9 kippen per vierkante meter. In de meeste andere Europese landen heet het scharrelei, ‘schuurei’ of ‘grond-ei’. Door het predicaat ‘scharrelei’ voor deze eieren verplicht te stellen, zet de overheid consumenten massaal op het verkeerde been. Scharrelvlees van kippen, runderen en varkens komt immers van dieren die wél buiten hebben kunnen scharrelen. Wakker Dier wil dat de overheid met spoed de naam wijzigt in de veel duidelijkere term ‘schuurei’.

28 april 2010

Wetenschappers vertellen waarom u minder vlees moet eten

Op 27 april 2010 werd de site www.duurzameveeteelt.nl geopend. Op de site pleiten Nederlandse hoogleraren voor het volgende:

Wij, wetenschappers uit uiteenlopende disciplines, verbonden aan Nederlandse universiteiten als (emeritus) hoogleraar, zijn van mening dat de intensieve veehouderij moet worden gesaneerd en omgevormd tot een dier-, mens- en milieuvriendelijk systeem dat tegemoetkomt aan de natuur en behoeftes van alle levende wezens. Wij denken dat daartoe om te beginnen de plannen gerealiseerd moeten worden die tien jaar geleden al werden geformuleerd door o.a. Wijffels en Brinkhorst. Wij pleiten daarom voor een kritische evaluatie van wat er in concreto gedaan is met de aanbevelingen van de commissie-Wijffels, en vooral wat niet gedaan is.

Daarnaast formuleren we de volgende algemene uitgangspunten die in onze visie richtinggevend moeten zijn bij de hervorming van de sector:
  1. De overheid en niet de markt moet verandering sturen. Bij het hervormen van de veeindustrie moet de overheid uitdrukkelijk een sturende rol spelen. Via regelgeving moet de overheid afdwingen dat de productie van vlees en zuivel duurzaam is.
  2. De consumptie van dierlijke eiwitten moet worden verlaagd met minstens 33 % in 2020. Dit moet een doelstelling worden van het kabinetsbeleid. De overheid kan deze doelstelling, die een gedragsverandering van de consument vraagt, deels bereiken middels voorlichting met onafhankelijke informatie over dierenwelzijn, milieu, ecologische voetafdruk en gezondheid.
  3. Alle maatschappelijke kosten van de productie van vlees en zuivel moeten worden verdisconteerd in de prijs, volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Sleuteltermen voor de consumptie van vlees en zuivel moeten worden: minder en beter. Boeren die verbeteringen in kwaliteit, duurzaamheid en dierenwelzijn verwezenlijken, zullen een hoger inkomen genereren doordat de maatschappelijke kosten van hun product lager zijn.
  4. Nederland moet voortrekker van Europa worden. Maatregelen moeten waar mogelijk in Europees verband genomen worden, maar Nederland moet, gezien de omvang van de sector in Nederland, het voortouw nemen.
  5. Welzijn van dieren moet een centrale plaats krijgen in de veehouderij. De overheid moet dierenwelzijn waarborgen door welzijnsonvriendelijke methoden te verbieden.
  6. Het gebruik van antibiotica en hormonen in de veeteelt moet verboden worden. Het mag alleen in specifieke, duidelijk omschreven gevallen worden toegestaan voor individuele dieren die ziek zijn.
  7. Grondgebonden landbouw en gesloten kringlopen in de productie van dierlijke eiwitten moeten het uitgangspunt vormen. Het fokken, vetmesten en het slachten van landbouwhuisdieren alsmede de productie van grondstoffen van veevoer moet bij voorkeur binnen één regio gebeuren.
  8. De vestiging en uitbreiding van grootschalige veeindustrieën moet aan banden gelegd worden, om verdere aantasting van het landelijk gebied tegen te gaan. Er moet een grens worden gesteld aan het aantal te houden dieren per hectare, per provincie of in heel Nederland.
  9. Boeren moeten de kans krijgen het hoofd boven water te houden. Bij de door ons voorgestelde gedwongen herstructurering is duidelijk dat de sector problemen zal krijgen in de transitiefase. Er is dus flankerend beleid nodig, waarbij de overheid degenen die in de problemen komen zal moeten helpen zich aan te passen. Gezien de hoge maatschappelijke kosten van de huidige wijze van bedrijfsvoering, zal deze investering zich op termijn terugbetalen.
  10. De ontwikkeling van verantwoorde en smakelijke plantaardige voeding moet worden bevorderd. De overheid moet investeren in meer onderzoek naar efficiënte productie van plantaardige producten die voor de consument een volwaardige vervanger zijn van dierlijke producten. Een aantrekkelijk alternatief leidt vanzelf tot een lagere vlees- en zuivelconsumptie, en zal aldus alle genoemde problemen tegelijkertijd aanpakken, terwijl tevens de gezondheid van de consument erbij gebaat is.

Minder vlees, mevrouw. U weet nu waarom.

10 april 2010

Is intensieve veehouderij milieuvriendelijk?

In de intensieve veehouderij worden veel dieren in een kleine ruimte bij elkaar gehouden. Omdat de mest wordt verzameld kan er invloed op worden uitgeoefend waar deze weer in het milieu teruggebracht wordt. Zouden alle dieren buiten lopen op een relatief klein terrein dan zou de natuur de belasting van hun mest niet aankunnen. Uit deze omstandigheid zou je kunnen concluderen dat de intensieve veehouderij het milieu minder belast dan diervriendelijkere veehouderij systemen waarbij de dieren in de wei lopen. Echter, de vergelijking gaat mank, want de huidige intensieve veehouderij houdt juist zoveel dieren het gehele jaar in de stal omdat zij een markt wil bedienen die veel groter is dan de veehouderij, gericht op de eigen regio, vroeger deed. Zou ons land net zoveel landbouwhuisdieren huisvesten als voor de Nederlandse voedselvoorziening nodig is, dan kan het milieu de mest gemakkelijk op een natuurlijke manier verwerken, vooropgesteld natuurlijk wanneer de boeren zich zouden houden aan het maximaal hoeveelheid dieren die een weide aankan.
Ons land wil graag via de export zoveel mogelijk vlees en zuivel op de buitenlandse markt afzetten. Om de veestapel te kunnen voeden moet het voer uit andere delen van de wereld worden aangevoerd en mag de mest niet meer volledig als bemesting over het eigen land worden uitgereden. Dit maakt dat het platteland steeds meer een industrieel karakter krijgt, waarbij voor mensen buiten de agrarische sector weinig meer valt te beleven. Het wordt er steeds minder aantrekkelijk, zelfs ongezond om te wonen.
Het is de vraag hoe lang burgers nog zullen toestaan dat zo’n groot deel van de beperkte ruimte in ons land wordt gebruikt voor exportdoeleinden, waarvan die burger zelf nauwelijks voordeel heeft. Het enige voordeel dat een consument heeft is dat vlees en zuivel goedkoper zijn dan wanneer er op een kleinschaliger en dier- en milieuvriendelijker manier dieren worden gehouden. Dat financiële voordeel van een lagere prijs in de schappen wordt ruimschoots teniet gedaan door de indirecte financiële nadelen en bedreigingen van de gezondheid en beleving van het landschap.
Het is natuurlijk in theorie denkbaar dat de Nederlandse politiek zou besluiten om de exportbelangen van de agrosector op te geven en de vlees- en zuivelproductie toch in handen te geven aan de intensieve veehouderij. Dan zou een handvol boeren de nationale behoefte kunnen dekken. Dan zouden er in wat afgelegen gebieden een paar megastallen over kunnen blijven. Maar het is veel aantrekkelijker voor boer, burger en dier om in ons land een veestapel te onderhouden die net groot genoeg is om de nationale voedselbehoefte te dekken en te laten leven in omstandigheden waarbij zowel de dieren een goed leven zouden leiden als dat buitenstaanders en omwonenden zouden kunnen genieten van een extensievere teelt in de wei.
Ook weidevogels hebben daar belang bij. Nu hebben de boeren het te druk met het voeren van hun grote veestapel om af en toe van de trekker te stappen om een nest te beschermen. LNV reageert hierop door die gebieden waar de boeren daartoe nog wel bereid zijn te steunen en de dieren in de overige gebieden vogelvrij te verklaren.
Het lijkt een dier- en milieuvriendelijk beleid, maar het is allemaal om de aandacht af te leiden van de werkelijke problemen die de grootschaligheid als gevolg van economisch hebzucht veroorzaakt.

11 januari 2010

Hoe moet het verder met de veehouderij in Nederland?

Hoe moet het verder met de veehouderij in Nederland? Deze vraag stelde Eenvandaag op vrijdag 8 januari onder andere aan Compassion in World Farming, LTO Nederland en aan minister Verburg.

In 2001 bepleitte de commissie Wijffels een radicale omkeer in de veehouderij. Het massaal doden van gezonde dieren, om een veeziekte te bestrijden, zou nooit meer mogen gebeuren. Bovendien pleitte de commissie voor een veel diervriendelijkere veehouderij: Koeien horen in de wei, kippen moeten kunnen scharrelen en varkens moeten kunnen wroeten, aldus het rapport. Landbouwminister Brinkhorst was enthousiast: "Dit rapport wordt uitgevoerd. punt".

Nu, in 2010 worden er opnieuw gezonde dieren 'geruimd'. Minstens 40.000 drachtige geiten worden gedood om de Q-koorts in te dammen, en de vee-industrie is nog verre van diervriendelijk.

Het TV-programma Eenvandaag, maakte op vrijdag 8 januari de balans op. Geert Laugs verwoordde de visie van Compassion in World Farming op de toekomst van de veehouderij in ons land: Er is een deltaplan nodig om de dierhouderij duurzaam en diervriendelijk te maken. Dat is niet alleen nodig voor het welzijn en de gezondheid van de dieren, maar ook vanwege het beslag dat de veevoerproductie legt op landbouwgronden in een wereld waar 1 miljard mensen ondervoed zijn en vanwege de grote bijdrage die de vee-industrie levert aan de opwarming van de aarde.

sitestat

24 december 2009

Biodiversiteit in Natura 2000 gebieden bedreigd door intensieve veehouderij

Uit het persbericht van LNV van 23-12-2009
Minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft over 18 Natura 2000-gebieden de definitieve aanwijzingsbesluiten genomen. Het gaat om Deelen, Wijnjeterper Schar, Elperstroomgebied, IJsselmeer, Markermeer & IJmeer, Zwarte Meer, Ketelmeer & Vossemeer, Veluwerandmeren, Eemmeer & Gooimeer Zuidoever, Oostvaardersplassen, Lepelaarplassen, Schoorlse Duinen, Coepelduynen, Donkse Laagten, Oudeland van Strijen, Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe en Ulvenhoutse Bos.
Door de aanwijzing wordt duidelijk welke kwetsbare natuurwaarden in de gebieden bescherming krijgen. Het gaat onder meer om de bescherming van moerasgebieden die belangrijk zijn als broedgebied van moerasvogels, zoetwatermeren die van groot belang zijn voor veel watervogels, beekdalen, duinen en een grootschalig getijdenlandschap met een grote mate van natuurlijkheid. In de volgende fase, bij het opstellen van het beheerplan, wordt duidelijk welke maatregelen er nodig zijn om de kwetsbare natuur te beschermen.
Natura 2000 De natuur houdt niet op bij de grens. Het is onderdeel van een groter geheel. Daarom zijn er door de lidstaten van de Europese Unie regels opgesteld om de natuur te beschermen. Het gaat om de Vogel- en Habitatrichtlijn. De Vogel- en Habitatrichtlijn beschermen Europa’s natuurparels, de zogenoemde Natura 2000-gebieden. Stuk voor stuk gebieden met bijzondere planten en dieren. Ook minister Verburg wil voorkomen dat de natuur steeds eenvormiger wordt en dat bijzondere soorten verder in aantal afnemen. Uiteindelijk worden in Nederland 162 Natura 2000-gebieden definitief aangewezen.
Tot zover het persbericht.

De eenvormigheid die de minister van LNV wil voorkomen wordt deels veroorzaakt door depositie (neerslag) van ammoniak afkomstig uit stallen van intensieve veehouders. Deze stallen hoeven daarvoor niet heel dichtbij de natuurgebieden te staan. De ammoniak zorgt ervoor dat zuurminnende planten de overhand krijgen in natuurgebieden waardoor de oorspronkelijke vegetatie verschrompelt.
Boeren uit de omgeving van Natura 2000 gebieden dringen er op aan om de normen te versoepelen, zodat zij niet beperkt worden in het aantal dieren dat zij willen houden. Daarnaast zeggen zij de ammoniakuitstoot via luchtwassers te kunnen beperken. Maar omdat luchtwassers energie kosten, snel een verminderde werking hebben en de overheid niet controleert hoe groot de uitstoot van individuele bedrijven is, komt er toch meer vrij dan op papier wordt ingeschat. Daarnaast zetten veel boeren hun luchtwassers uit om energie te besparen.

02 november 2009

Maakt vee-industrie een einde aan de bio-industrie?

Persbericht Varkens in Nood, Amsterdam, 2 november 2009: bio-industrie bestaat niet meer.

Uit onderzoek blijkt dat de term bio-industrie bij de meeste burgers tot verwarring leidt. Velen denken ten onrechte dat bio-industrie staat voor de biologisch veehouderij. Ook de betekenis van de afkorting bio is vaak onduidelijk. Voor het zonder respect en op grote schaal houden van dieren is de term vee-industrie veel geschikter, zo menen 13 dieren- en natuurbeschermingsorganisaties. Vandaar dat deze organisaties hebben besloten de term bio-industrie niet meer te gebruiken en in de toekomst alleen nog te spreken over vee-industrie.

Vee-industrie wordt dus, als het aan de deelnemende organisaties ligt, de algemene term voor de veehouderijen waar dieren op grote schaal, intensief gehouden worden. Stallen met tienduizenden kippen, talloze varkens, koeien, kalveren of konijnen vallen onder die noemer.

De term biologische veehouderij blijft gewoon bestaan. Biologisch staat voor de extensieve veehouderij met dieren die buiten komen en de ruimte hebben. Biologisch is overigens een binnen Europa beschermde term.

Varkens in Nood heeft in 2007 en 2008 met vier enquêtes onder 750 studenten, scholieren, ouderen en hoger opgeleiden gemeten welke betekenis men geeft aan de termen bio-industrie en biologisch. Bij scholieren en studenten bleek circa 2/3e het verschil tussen beide niet goed te weten. Bij ouderen en hoger opgeleiden wist nog altijd 1/3e van de ondervraagden het verschil niet.

Wakker Dier heeft recent onder meer dan 400 personen een representatief Internetonderzoek laten verrichten. Dat bevestigde het beeld van eerdere onderzoeken. Circa 60% van de geïnterviewden geeft een verkeerde omschrijving van de termen. Zeven van de tien Nederlanders vindt de term vee-industrie overigens een goed alternatief voor bio-industrie.

De introductie van de term vee-industrie gebeurt op initiatief van Varkens in Nood en Wakker Dier.

De volgende organisaties hebben zich hierbij aangesloten:

Biologica
Compassion in World Farming
Dier & Recht
Dierenbescherming
IFAW
Milieudefensie
Natuur en Milieu
Kon. Sophia-Vereeniging tot Bescherming van Dieren
Varkens in Nood
Vegetariërsbond
Vier Voeters
Wakker Dier
WSPA

Ook verschillende politieke partijen hebben laten weten in te stemmen met de term vee-industrie. De deelnemende organisaties hopen dat de media de naam vee-industrie snel zullen overnemen.

26 oktober 2009

Landbouwproductiviteit moet omhoog

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) beveelt in haar rapport “Groei binnen grenzen” aan om de broeikasemissies terug te brengen en om de biodiversiteit te beschermen.
Om het verlies van biodiversiteit te bestrijden moet de landbouwproductiviteit omhoog, zodat er minder landbouwgrond nodig is. Naast een efficiënter grondgebruik betekent dit dat de consumptie van vlees omlaag moet.
Eigenlijk is dat een vreemde aanbeveling. Er is op de aarde meer dan genoeg voedsel, maar dat wordt grotendeels aan het vee gevoerd, waarna de mens het vee en de dierlijke producten consumeert. Wanneer de veeteelt en de consumptie van vlees sterk zou worden ingeperkt, dan hoeft de landbouwproductiviteit zeker niet omhoog, het zou alleen minder intensieve veehouderij moeten inhouden. Wanneer de akkerbouw ook nog eens zou gebeuren op gronden die niet helemaal bebouwd wordt, dan is er ook ruimte voor biodiversiteit, bijvoorbeeld in de vorm van akkerrandenbeheer. Minder koeien in de stal en meer op land, draagt bij aan de biodiversiteit. Grasland bindt CO2, maar wanneer het monotone grasland alleen wordt gebruikt om de koeien op stal mee te voeren, vormt het onderdeel van het broeikas die hardwerkende koeien produceren.
Koeien (en varkens en kippen) in de wei produceren ook nog wel broeikasgas, maar dragen wel bij aan biodiversiteit. Er moet dus zeker in de veehouderij niet efficiënter, maar vooral minder geproduceerd worden. Wanneer dat gekoppeld aan minder vlees eten is dat een logische koppeling. Er kan dus ook een kwalitatieve stap vooruit worden gemaakt naar meer dierenwelzijn en biodiversiteit.

09 oktober 2009

Miljarden nodig voor mondiale omslag in voedselproductie

De investeringen in landbouw moeten wereldwijd ongeveer worden verdubbeld tot een jaarlijks bedrag van 83 miljard dollar (56,2 miljard euro) om de wereldbevolking in 2050 van genoeg voedsel te kunnen voorzien. Dat stelt de wereldvoedselorganisatie FAO van de Verenigde Naties in een op 8 oktober 2009 gepresenteerd rapport.
Met die miljarden moet de landbouwproductie in de komende veertig jaar met 70 procent worden verhoogd om de verwachte groei van de wereldbevolking tot 9,1 miljard mensen bij te benen.
Jaarlijks is ongeveer 20 miljard dollar nodig voor de productie van gewassen en 13 miljard dollar voor het houden van vee, berekende de FAO. Daarnaast is 50 miljard dollar nodig voor zaken als opslag en verwerking van voedsel.
Tot zover de FAO.



Wanneer de vleeseters zoveel vlees blijven eten als zij nu doen en hun energievretende levensstijl ongewijzigd laten, dan gaat dit ten koste van de ruimte voor natuur op aarde. Er zouden nu al 2 aardes nodig zijn wanneer elke wereldbewoner de Nederlandse manier van leven zou kopiëren. Er is dus een omslag nodig in de manier waarop we ons voeden. Daarin investeren is effectief voor de gevaren die ons bedreigen, namelijk opwarming van de aarde en het achteruitgang van de biodiversiteit in de natuur.
De Nederlandse boeren in de intensieve veehouderij en zij die 'trots zijn op Nederland' roepen dat zij een bijdrage leveren aan het terugdringen van de honger in de wereld.
De waarheid is dat zij juist bijdragen aan het vergroten van het aantal mensen dat honger lijdt, omdat zij het voedsel bestemd voor de armen ophalen uit de Derde Wereld en in hun Westerse stallen aan de varkens, kippen en koeien voeren. Om dit onrecht te veranderen moeten boeren en consumenten hun gedrag veranderen: het is voor iedereen heilzaam om minder vlees en zuivel te produceren en te consumeren.

06 oktober 2009

Discussie over dierenrechten al 30 jaar hetzelfde

Zondagmiddag 4 oktober 2009 werd in het Heerenhuys te Groningen een Dwarsdiep debat gehouden over dierenrechten. Sprekers waren Erno Eskens, Hans Harbers en Dirk Boon.
Erno Eskens heeft een boek geschreven met als titel “Democratie voor Dieren”; Hans Harbers is boerenzoon en docent filosofie aan de RU Groningen en Dirk Boon is voormalig hoogleraar Dier en Recht.
Harbers pleitte ervoor om vooral in de praktijk en in de relatie met het dier af te leiden wat het dier nodig heeft en dat rechten daarbij niet zo’n belangrijke rol spelen. Doordat productiedieren steeds meer in gesloten stallen worden gehouden is er ook minder zicht op de wijze waarop de dieren worden gehouden.
Voor Boon is het al lang wettelijk goed geregeld voor dieren, maar wordt de wet domweg niet toegepast. Hij ziet daarvoor nauwelijks een oplossing, hoogstens dat door toenemende milieudruk het aantal productiedieren in ons land zal worden ingeperkt.
Gaandeweg de discussie verzuchtte Dirk Boon “ik voer en volg de discussie over dierenrechten al 30 jaar en telkens komen dezelfde onderwerpen en argumenten over tafel”.

En zo was het. Voorzichtige pogingen uit het publiek om de discussie naar een ander niveau te brengen door “uit te gaan van het Zijn van het dier” of van het begrip “vrijheid als grondrecht voor dieren” werden afgewezen als te vaag of te onbegrensd.
Overigens is het een bekende politiek van agrarische belanghebbenden om de discussie over dierenrechten expres te laten verzanden door te hooi en te gras drogredenen aan te voeren.

Het lijkt wel of we de taal ontberen om het wezen van (dieren)rechten te bespreken. Eskens ziet in de eerste en voornaamste regel in de grondwet de belangrijkste reden om dieren ook rechten te geven. Artikel 1 geeft aan dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden (gelijkheidsbeginsel) en dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook niet is toegestaan (discriminatieverbod).
Maar vervolgens stopt Eskens met citeren uit de grondwet. De overige artikelen uit de grondwet gaan voornamelijk over “vrijheid”. En dat is allemaal niet verwonderlijk want de Nederlandse grondwet is sterk gerelateerd aan het adagium van de Franse revolutie: “Vrijheid, gelijkheid en broederschap”.
Maar het bepalen van de grenzen van vrijheid vraagt een constant onderhoud. En velen lijken op te zien tegen die moeite, terwijl we in de praktijk niets anders doen dan grenzen in te schatten, bijvoorbeeld in de etiquette of in het betonen van respect. Na enige oefening is het een fluitje van een cent en een kind kan de was doen.
Ook het gesprek rondom het “zijn van het dier” verwordt gemakkelijk. Veel mensen willen een veehouderij waarin het dier zichzelf kan zijn in een natuurlijke omgeving. Elk dier heeft een waarde op zich. In de wetgeving ontaardde dit uitgangspunt in het wezenloze begrip “eigenwaarde” of “intrinsieke waarde”.

Gelukkig stopt het LNV met deze loze woorden, maar vervolgt vervolgens zelf met een lege dierenwelzijnswet.

Hoe moeten we wel handelen in het belang van het dier? Het antwoord is eenvoudig: door enerzijds minder te handelen en anderzijds meer te laten; door grenzen te stellen aan de omvang van de dierenpopulatie in eigen land en door zelf als consument zoveel mogelijk af te zien van het consumeren van dierlijke producten van discutabele herkomst.
Ook dit antwoord wordt al decennia gegeven. Wezenlijke vooruitgang gaat langzaam. Ondertussen blijft het van belang om met elkaar in gesprek te blijven, want veel ongebonden actievoerders, gericht op succes op de korte termijn, brengen meer schade dan oplossingen. Het belang van dieren is een zaak van lange adem. Er is op aarde steeds minder ruimte voor mens en dier. Dirk Boon berekende dat voor iedere Nederlander een half voetbalveld ruimte is en dat daarop ook nog eens 10 dieren worden gehouden. In het leefbaar beheren van die ruimte kunnen de belangen van mens en dier met wat goede wil parallel lopen. Een beetje minder dieren eten, minder produceren voor de export en minder als huisdier houden, maakt ruimte voor kwaliteit van leven.

13 mei 2009

Rapport toont risico's voor volksgezondheid door intensieve varkenshouderij

'Mexicaanse' griep: Rapport toont risico's voor volksgezondheid door intensieve varkenshouderij

Persbericht Nijmegen, 13 mei 2009. De bio-industrie is te vergelijken met een snelkookpan, waarin virussen en andere ziekmakers zich snel kunnen vermengen en verspreiden. Dat is de conclusie van een nieuw rapport van Compassion in World Farming dat deze week verscheen naar aanleiding van de uitbraak van de nieuwe 'Mexicaanse' griep.

Het rapport, dat gebaseerd is op zeer recente wetenschappelijke inzichten, laat zien dat het Mexicaanse virus afkomstig is van varkens en grote gelijkenissen vertoont met virussen die eerder de kop opstaken in Noord-Amerikaanse varkenshouderijen. Bovendien legt het rapport uit dat alleen al het grote aantal dieren in de industriële veehouderij bijdraagt aan de makkelijke verspreiding van dierziekten. Dat geldt bijvoorbeeld óók voor: de hoge bezettingsgraad in de stallen, het vele directe contact tussen de dieren, de veelvuldige diertransporten, de afvoer van mest en het stof in de stallen.

Al eerder wezen onafhankelijke onderzoekcentra op de risico's voor de menselijke gezondheid die ontstaan door de intensieve veehouderij. Nog in 2007 waarschuwde de FAO (de voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties) voor de mogelijke ontwikkeling en verspreiding van zoönoses (ziekten die overgaan van dieren op mensen) in industriële varkens- en pluimveehouderijen. Hoe serieus die waarschuwing genomen moet worden blijkt uit de recente griepuitbraak. 'Grootschalige, industriële veehouderij bedreigt niet alleen het welzijn van de dieren maar brengt ook grote risico's met zich mee voor de gezondheid van mens en dier', aldus Geert Laugs, campagnecoördinator van Compassion in World Farming Nederland.

29 januari 2009

Dieren hebben gevoel en pijn, en nu?

Uit een persbericht van de WSPA (World Society for the Protection of Animals):
Met haar handtekening spreekt mevrouw Verburg zich namens de Nederlandse regering uit voor de aanname door de Verenigde Naties van een Universele Verklaring voor Dierenwelzijn. Met deze Verklaring zal voor het eerst op zo'n hoog politiek niveau worden vastgelegd dat dieren gevoel hebben en pijn kunnen lijden en dat hun welzijn daarom aandacht en respect verdient.
De Universele Verklaring moet helpen wereldwijd een einde te maken aan dierenleed. De Verklaring zal een klemmend beroep doen op nationale overheden om ernstig rekening te houden met dierenwelzijn bij het formuleren van wetgeving en beleid voor dieren. Daarnaast moet de Verklaring een maatstaf zijn voor regeringen, instanties, bedrijven en individuen in delen van de wereld waar momenteel weinig of geen aandacht bestaat voor dierenwelzijn.

Tot zover de WSPA via het communicatiebureau Marlot

Initiatieven als van de WSPA roepen sympathie en vraagtekens op. Wordt het publiek niet in slaap gewiegd als zij het idee krijgen dat de beleidsmakers in hun toekomstplannen rekening gaan houden met het feit dat dieren gevoel hebben en pijn kunnen lijden? Welke veehouder in Nederland doet zijn dieren opzettelijk pijn, behalve kortdurend bij aantasting van hun lichamelijke integriteit door castratie, amputatie of wanneer het dier geprikkeld moet worden om de veewagen in te drijven?
Is het probleem van de intensieve veehouderij niet veel meer dierpsychologisch? Het dier wordt een natuurlijk leven onthouden en verveelt zich in zijn korte leventje te pletter. Ieder weldenkend mens zou dit een aantasting van het welzijn van het dier en haar dierenrechten noemen, maar zal het juridisch hout snijden?
Het antwoord is reeds decennia bekend: dat doet het niet. Het is de zoveelste poging om de publieke opinie via vrijblijvende communicatiestrategieën te beïnvloeden. Het geheel doet denken aan een mediacircus waarbij beide partijen elkaar in evenwicht houden, omdat een werkelijke aanpak van het probleem te persoonlijk wordt en de betrokkenen berooft van hun broodwinning.

19 januari 2009

Het stoppen van de export van vlees en zuivel draagt bij aan het oplossen van de krediet- en klimaatcrisis

Nederland heeft veel belang bij het exporteren van vlees en zuivel omdat onze veestapel zo groot is dat tweederde van de producten in het buitenland moet worden afgezet. Maar de grote veestapel houdt ook verband met de opwarming van de aarde. De mondiale vleesconsumptie en –productie is de belangrijkste factor in de opwarming van de aarde. Ons land zou een belangrijke bijdrage kunnen doen aan de oplossing van dat probleem en daarmee samenhangende problemen als ontbossing in de derde wereld en verspilling van energie door zonder noodzaak vlees en zuivelproducten heen en weer te slepen over de wereld.
Een ander gevolg van de economische crisis is dat landen gaan zoeken naar wegen om de eigen economie en werkgelegenheid te beschermen. Op het gebied van de veehouderij zou het een goede zaak zijn als landen die in staat zijn om hun eigen boontjes te doppen op het gebied van de voedselvoorziening ook dat voedsel op de eigen markt zouden in- en verkopen.
Ons land zou er om uiteenlopende redenen goed aan doen om de veestapel terug te brengen tot een derde van het huidige aantal en aan de landbouwers de eis te stellen dat deze zo duurzaam, dier- en milieuvriendelijk mogelijk produceren. Bulkproductie is alleen goed voor de portemonnee van de grootverdiener en van de grootafnemer. Deze bestaan omdat het mogelijk is te exporteren. Dat offer te brengen door deze export op te geven is veel gevraagd, maar redelijk, terwijl het politiek toch heel gevoelig ligt.
Het wordt tijd dat het grote publiek begint in te zien dat de ontwikkelingen in de landbouw de grens van de redelijkheid is overschreden. Die grensoverschrijding houdt in dat de veehouderij niet meer bestaat voor de oorspronkelijke reden “voedselvoorziening”, maar verworden is tot een productiefaciliteit. Het is een zeer klein deel van de economische handelsbalans en kan gemist worden zonder dat het ons welvaart en welzijn kost.
Een terugkeer naar een landbouwbeleid naar de ware reden van vee houden, namelijk het voeden van de eigen bevolking (op een natuurlijke wijze) is een pad dat meerdere voordelen heeft. Er komt dan ook ruimte om te praten over de meest optimale manier om de landbouwgrond te gebruiken voor behoeften die de samenleving echt nodig heeft. Die levensbehoefte omvat meer dan voedselzekerheid, het omvat ook ruimte om te ontspannen en om natuur en rust te produceren. Dat zijn slechts een paar voorbeelden van elementen, die bijdragen aan ons welzijn en die we in onze samenleving in meerdere opzichten zijn kwijt geraakt.
Het wordt tijd om deze realiteit eerlijk onder ogen te zien en te stoppen met het verspreiden van leugens omwille van het spekken van de portemonnee van enkelen.

09 november 2008

Vestiging intensieve veehouderij moet op Europees niveau worden geregeld

De Boerderij meldt (november 2008):

Noord-Brabant beslist zelfstandig of vergunningen voor veehouderijen worden bekrachtigd. Dat antwoordt landbouwminister Gerda Verburg op vragen van de Tweede Kamer.

Het parlement wilde van haar weten hoe zij aankijkt tegen het niet-ontvankelijk verklaren door de provincie van een aantal bezwaarmakers bij de uitbreiding van 22 veehouderijen. Volgens Verburg is het provinciebestuur in dit geval bevoegd gezag en mag het daar zelf over beslissen.

Tot zover de Boerderij.


In Europa wordt de vestiging van intensieve veehouderij zeer ongelijk verdeeld. Het wordt overgelaten aan de afzonderlijke gemeenten en die houden zoveel mogelijk rekening met de commerciële belangen van de lokale veehouders. Voor Nederland betekent dit dat ons land 3x zoveel produceert als in de eigen omgeving wordt afgezet. In andere Europese landen is deze balans veel meer in evenwicht en wordt het milieu door de veehouderij niet belast en hebben dieren een veel natuurlijker leven.
De politieke samenwerking in Europa zou eigenlijk deze vestiging en de omvang van de veehouderij centraal via de EU in Brussel moeten regelen. Vanuit deze positie kan men veel beter afwegen waar het milieu en het dierenwelzijn het beste gewaarborgd zijn.

22 augustus 2007

Helpt prijsverhogen varkensvlees duurzaamheid?

Milieudefensie is met idee gekomen om de Nederlandse consument 85 cent extra voor een kilo varkensvlees te laten betalen. De opbrengst zou geïnvesteerd worden in de ondersteuning van ecologisch verantwoord en diervriendelijk geproduceerd vlees.
De Nederlandse varkenshouder produceert voor het buitenland (70%-80% wordt geëxporteerd). Zou de buitenlandse consument niet extra hoeven te betalen, dan komt er in ons land geen varkenshouder minder, maar zullen ze door schaalvergroting dmv varkensflats de buitenlandse markt met goedkoop en dieronvriendelijk geproduceerd vlees blijven bestoken. Misschien dat het van Brussel mag dat je de Nederlandse consument dwingt meer te betalen, maar zou er geen storm van protest opsteken als de consument ziet dat de maatregel in eigen land niet helpt om de varkensveestapel te verkleinen?
Is dat niet typisch Nederlands om de producent geen strobreed in de weg te leggen en de lasten van de bezwaren van de intensieve veehouderij af te wentelen op een groep dat het probleem niet heeft gecreëerd?

02 februari 2007

Waalkens spreekt zichzelf tegen

PvdA Tweede kamerlid Harm Evert Waalkens zegt in het januarinummer van Rood, het ledenblad van de PvdA, het volgende:

Als de overheid geen richtlijnen en grenzen aangeeft dan zal de markt ervoor zorgen dat er steeds meer dieren in een nog kleiner hokje terechtkomen. Maar het heeft helemaal geen zin om boeren en veehouders daarvoor te straffen en te criminaliseren. Zij zijn ook gevangen in de economische ratrace.
De verantwoordelijkheid voor het welzijn van dieren ligt volgens Waalkens bij de overheid, het bedrijfsleven en de consument samen. Maar het is de taak van de overheid om te normen vast te stellen en toe te zien op naleving. De PvdA wil daarom dat dierenwelzijn expliciet wordt opgenomen in wet- en regelgeving.

Tot zover Waalkens in Rood.

In deze zinnen legt Waalkens de verantwoordelijkheid buiten zichzelf en spreekt hij zichzelf tegen. Deze tegenspraak is sprekend voor de huidige boer: wel de lusten van de verminderde regelgeving en niet de lasten. Wanneer de overheid minder, maar duidelijkere regels stelt voor dierenwelzijn, dan moet zij ook handhaven (lees: straffen). En aan die bereidheid schort het bij de overheid en bij de sector die handhaving tegenwerkt.

Meer lezen over versluierend taalgebruik door boeren? Klik hier.

Nog een voorbeeld van inconsistent handelen:
Voormalig PvdA Tweede Kamer-lid en biologisch veehouder Harm Evert Waalkens uit Finsterwolde vindt dat de intensieve veehouderij in Groningen toch moet kunnen uitbreiden. Hij pleit voor bundeling langs de A7. Op deze manier blijft de overlast tot een minimum beperkt. Het plan van Waalkens (zie video) staat haaks op het standpunt van de PvdA statenfractie die de intensieve veehouderij juist aan banden wil leggen.

01 juni 2006

Zolang idealen leven, blijft er hoop dat ze gerealiseerd worden

Je hebt volgens mij twee soorten idealisten wat betreft de manier waarop mensen omgaan met morele of sociale verbeteringen. Let wel, ik bedoel met idealisten hier mensen die zich willen inzetten om een bepaald ideaal te realiseren; het gaat dus om de neutrale of positieve betekenis van het woord en natuurlijk niet om de negatieve betekenis van 'wereldvreemde dromers'.

Het ene soort is afhankelijk van concrete vooruitgang. Als die uitblijft, slechts langzaam op gang komt of relatief weinig behelst, raakt dit type idealist ontmoedigd. Dat geldt al helemaal als er in plaats van verbeteringen, juist sprake is van achteruitgang. De persoon in kwestie kan daarbij zelfs zo teleurgesteld raken, dat hij of zij gaat twijfelen aan het nagestreefde ideaal (bijvoorbeeld omdat het niet 'realistisch' genoeg zou zijn) en het in het uiterste geval zelfs binnen het persoonlijke leven de rug toekeert (bijvoorbeeld omdat een onrealistisch ideaal ook in dat eigen leven weinig zin zou hebben).
Het andere type idealist is blij met behaalde successen en treurt om eventuele achteruitgang, maar er is geen sprake van dat zijn of haar ideaal alleen gevoed wordt door positieve ontwikkelingen. Dit soort idealisten wordt met andere woorden in goede en slechte tijden geleid door het ideaal zelf, en niet door de mate waarin het hier en nu reeds gerealiseerd wordt.
Ze beseffen dat ze in een onvolmaakte wereld leven waarin georganiseerde tegenkrachten, maar ook onwetendheid of domme pech positieve ontwikkelingen kunnen vertragen of omkeren. Zolang de ideale situatie nog niet behaald is, zien ze daarin slechts een goede reden om door te strijden voor dat ideaal.
We kunnen dit model toepassen op de politieke situatie: veel mensen laten zich ontmoedigen door de macht van rechtse krachten, terwijl anderen uit de negatieve gevolgen van die macht juist concluderen dat ze vroeg of laat gebroken moet worden.
Maar het is ook toepasbaar op de positie van dieren in onze maatschappij. De laatste decennia is die positie systematisch verslechterd door de introductie van de intensieve veehouderij oftewel bio-industrie. Sommigen zullen daar een reden in zien om het bijltje erbij neer te gooien en in het uiterste geval zelfs hun eigen vegetarisme op te geven. Terwijl anderen des te meer gemotiveerd zullen zijn de misstanden te bestrijden.
Natuurlijk is mijn tweedeling 'ideaaltypisch'; idealisten kunnen in de praktijk tussen beide houdingen inzitten of in de loop van hun leven hun instelling meermalen wijzigen. Maar één ding is zeker; zolang er onverstoorbare idealisten zijn, is er in elk geval hoop op verandering ten goede.

Titus Rivas

14 februari 2006

Geen bio-industrie meer ipv kerncentrales tegen broeikaseffect

Nederland heeft moeite om maatregelen te vinden die effectief zijn bij het tegengaan van het broeikaseffect. Wanneer ons land een einde zou maken aan de intensieve veehouderij zou het op vele fronten een effectieve bijdrage leveren aan een betere en zuinigere wereld. Ons land importeert van ver weg veevoer en voert vervolgens 70% van haar vlees en zuivel uit naar het buitenland. Het buitenland op haar beurt brengt dezelfde producten ook hier op de markt.
Dat is veel zinloos gesleep, met de natuur, het milieu en het vee als slachtoffers.
Stoppen met de bio-industrie en minder vlees eten maakt de aanleg van kerncentrales overbodig.

Meer lezen over energieverlies door de vleesconsumptie? Klik hier.

19 januari 2006

Varkenssector rekt ethische grenzen steeds verder op

De intensieve veehouderij gaat steeds verder in het fabrieksmatig houden van dieren. Werd aan het dier eerst haar natuurlijke omgeving ontnomen en werd het op grote schaal in kleine ruimtes gehouden, tegenwoordig knaagt men zelfs aan de meest minimale welzijnsgrenzen. Hoezo mag een zeug haar eigen jongen zogen? Hoezo mag een zeug haar biggen nog werpen? Het is veel voordeliger en “hygiënischer” om de biggen vlak voor de geboorte te “winnen” en zonder moedercontact op te voeden.
Het mag verwacht worden dat hiertegen maatschappelijk verzet opkomt, maar de PR-machine en de politieke voormannen van de sector proberen dit verzet te criminaliseren. De Nederlandse consument wordt in slaap gesust met de boodschap dat Wakker Dier niet deugt.
Eigenlijk deugt niemand die vraagtekens durft te zetten bij de ethische overschrijding van de (omvang van de) veehouderij en die daarom de economische speelruimte van de sector wil beperken.

Het wordt in de varkenshouderij steeds moeilijker om economisch verantwoord te werken. De marges worden steeds smaller, de internationale concurrentie steeds heviger en de behoefte bestaat om zich te ontworstelen aan de beter omschreven welzijnsregels uit Nederland.

Een van de maatregelen die men in het verleden nam, is het zorgen voor het elimineren van gezondheidsbelemmerende omstandigheden. Een ziek dier groeit slechter en levert minder rendement op. Antibiotica helpt ziekte voorkomen en tegelijk groeit het dier daarmee sneller: 2 vliegen in één klap.
Een andere strategie is het dier te laten slachten op die locatie waar men de beste prijs biedt. Dit kan gaan over grote (internationale) afstanden. Kunnen de dieren mooi onderweg uitrusten van het stressvolle laden en hoeft de slachterij het minder lang aan haar laatste levensfase te laten wennen.

Maar de maatregelen ter bescherming van het welzijn van het varken beginnen steeds meer te knellen. Waarom wij wel en zij (in het buitenland) niet?
Jonge biggen moeten volgens de wet drie weken bij hun moeder blijven uit welzijnsoverwegingen.
Maar de varkenshouder van nu zou de biggen liever meteen bij de geboorte weghalen en bij een “gezondere” varkens”min” onderbrengen of zelfs nog liever uit de baarmoeder halen met een keizersnede.

Het lijkt een slechte grap maar deze manier van werken is in 2005 werkelijkheid geworden: het SPF varken is gecreëerd. Specific Pathogen Free heet het varken. Het is ziektevrij en heeft daarom als vleesvarken een hoger rendement.
Omdat het ziektevrij is, noemt men deze vorm van varkens houden “gezond produceren”.
Het varken en de consument worden voor het lapje gehouden. Er is al bijna geen verschil meer tussen het kweken van vlees op basis van levende en complete dieren met het produceren van kunstvlees op basis van kweekcellen.

De goede smaak verdwijnt meer en meer uit het vlees en uit de werkwijze van de producent. Waar zal deze ontwikkeling eindigen en wie zal deze keren?
Sommigen hebben zich van de vleesconsumptie afgekeerd en

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.