Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.
Posts tonen met het label export. Alle posts tonen
Posts tonen met het label export. Alle posts tonen

06 mei 2013

Tros Radar over bijensterfte


Al jaren sterven er meer bijen dan gebruikelijk in de winter. Normaal gesproken overleeft zo’n tien procent van de bijen het niet, de laatste jaren gaat twintig tot zelfs dertig procent van de bijen dood in de winter. Deze sterfte vindt niet alleen plaats in Nederland.
Ook in de rest van de wereld is de sterfte veel hoger dan gebruikelijk. Dat heeft vergaande consequenties. Voor tachtig procent van onze gewassen zijn we afhankelijk van bestuivende insecten zoals honingbijen. Worden deze gewassen niet meer door bijen bestoven, zal ons voedsel veel duurder worden. Markus Imhoof maakte een indrukwekkende film (More than honey) over de mysterieuze wereldwijde bijensterfte.

Alleen in Nederland zijn er al zo’n 350 bijensoorten, waarvan meer dan de helft met uitsterven wordt bedreigd. Er wordt inmiddels wereldwijd veel onderzoek gedaan naar de oorzaken van de sterfte en daar komen drie zaken uit naar voren.

Biodiversiteit
Er is te weinig biodiversiteit. Het landschap wordt steeds eentoniger en er zijn weinig verschillende soorten bloemen en planten. Bijen hebben in de late zomer behoefte aan verschillende soorten stuifmeel. Hierin zit namelijk gevarieerde voeding voor de bijen. Dit hebben ze nodig om de lange winter door te kunnen.

Normaal leven bijen zo’n 6 weken, het broed dat in augustus wordt grootgebracht moet echter veel langer leven. Wanneer er alleen maar maïs of zonnebloemen zijn, krijgen bijen te weinig verschillende soorten stuifmeel binnen en zo te weinig gevarieerd voedsel.

Wat kun je zelf hier aan doen? Zorgen voor laatbloeiers in je tuin. Zodat bijen ook laat in het seizoen nog voldoende stuifmeel kunnen vinden.

Varroamijt
Deze mijt is een parasiet die zich voortplant in de kasten van bijen. Vooral de Europese honingbij is slecht bestand tegen deze parasiet die allerlei ziektes en bacteriën overbrengt. Een bijenvolk kan flink verzwakken wanneer ze last hebben van de varroamijt.

Neonicotinoïden
Neonicotinoïden worden over het algemeen op twee manieren gebruikt. In de landbouw wordt het uitgespoten, waardoor een dun laagje op de gewassen ontstaat, ook wel coating. Daarnaast vinden we neonicotinoïden terug in middelen die mieren en luizen tegen gaan.

Deze neonicotionoiden worden dus niet alleen in de landbouw gebruikt, maar zitten ook in allerlei middelen die gewoon bij het tuincentrum of de bouwmarkt te koop zijn. Middelen waar stoffen als imidacloprid of thiacloprid zitten, zijn niet alleen zeer giftig voor mieren en luizen, maar ook voor bijen, hommels en vlinder. Het is beter om milieuvriendelijkere alternatieven te kopen. 

Correctie op de uitzending van 22 april 2013: geen thiacloprid in consumenten-tuinaarde
In onze uitzending zegt dr Jeroen van der Sluijs het volgende: 'Dan hebben we hier tuinaarde. Dan denk je: wat heeft tuinaarde nou met insecticide te maken? Maar het is dus gewoon toegelaten dat je hier een ander middel thiacloprid gebruikt om die tuinaarde helemaal dood te maken, terwijl het mooie van gezonde aarde juist is dat het krioelt en wemelt van het leven. En dat is ook nodig om alle voedingsstoffen uit die aarde vrij te maken.'

Dit is een vergissing. Er zit in tuinaarde voor consumenten geen thiacloprid. Dit middel is in Nederland niet toestaan als potgrondbehandelingsmiddel voor de particuliere markt. Het middel is wel toegestaan als als potgrondbehandelingsmiddel voor de professionele sierteelt.

Slachting onder waterinsecten Imidacloprid, een middel uit de neonicotinoidengroep, wordt door wetenschappers van de Universiteit Utrecht in verband gebracht met de afname van de insectenrijkdom in het oppervlaktewater. ‘Dit insecticide is zo schadelijk en blijft zo lang in het milieu dat een internationaal verbod zeker op zijn plaats is.’
Het gebruik van imidacloprid heeft volgens onderzoek van het Copernicus Institute of Sustainable Development van de Universiteit Utrecht een zeer negatieve impact op de insectenrijkdom en andere ongewervelde diertjes in en om het oppervlaktewater. ‘Op bijna de helft van het aantal plekken waar de afgelopen acht jaar in Nederland is gemeten, zit er te veel imidacloprid in het water. Op die plekken vonden we gemiddeld drie keer minder ongewervelde diertjes dan in water dat wel aan de norm voldoet’, aldus Jeroen van der Sluijs, docent Nieuwe Risico's aan de Universiteit Utrecht.
Hij en zijn team zien een sterk verband tussen de normoverschrijding van imidacloprid in het oppervlaktewater en de verminderde aanwezigheid van aquatische insecten zoals libellen, waterjuffers, eendagsvliegen, vedermugjes, tweevleugelige insecten en van slakjes en schaaldiertjes. De onderzoekers beweren dat de normen voor stoffen in oppervlaktewater al jarenlang fors worden overschreden. ‘Sommige metingen gaven aan dat de concentratie imidacloprid in het oppervlaktewater 25.000 keer boven de norm was. De normoverschrijdingen zijn in grote delen van Nederland waargenomen, uitgaande van de MTR-norm (maximaal toelaatbaar risiconiveau). Maar ook de MTR-norm voor imidacloprid, 13 nanogram per liter, biedt onvoldoende bescherming voor insecten waarvan de larven lang in het water leven, zoals eendagsvliegen.’
Van der Sluijs hoopt dat het onderzoek duidelijk maakt dat ‘dit veel te breed werkende gif ernstige gevolgen heeft voor de insectenrijkdom van onze planeet. We zetten daarmee nogal wat op het spel voor dat handjevol plaaginsecten waar de landbouw mee worstelt.’ Het middel moet volgens hem dan ook op internationaal niveau zo snel mogelijk moeten worden uitgebannen.

In Trouw van 3 mei wordt PR medewerker Ronald Giezenaar van Bayer aangehaald die stelt dat de voedselproductie niet zonder chemische middelen zou kunnen en dat er in ons land niet genoeg ruimte zou zijn voor volledige omschakeling naar biologische teelt. Dat is maar betrekkelijk. In ons land wordt vooral overgeproduceerd. Wanneer we minder grond zouden benutten voor landbouw, maar wel voor biologische teelt en meer van de grond voor natuur dan wordt er nog steeds genoeg geproduceerd voor de export.

22 januari 2013

EU belastinggeld bevordert inhumaan vee-export

Een deel van de veehandel tussen de E.U. en andere landen wordt genereus gesubsidieerd met geld van de Europese belastingbetalers. Vee-exporteurs krijgen jaarlijks circa 9 miljoen aan subsidie, waarmee zo’n 80.000 dieren worden verhandeld naar landen buiten de EU. Eyes on Animals, Compassion in World Farming en Animal Welfare Foundation vinden het ethisch onaanvaardbaar dat overheidsgeld een handelstak aanmoedigt die op zulke grote schaal dierenleed veroorzaakt. Schokkend genoeg prijst de Europese Commissie in het ‘2012 Progress Report on Turkey’ dit land juist voor het feit dat het zijn invoer van levend vee vanuit de EU heeft vergroot (zie video).

08 november 2012

Herten op ecoduct bejaagd

Uit de Stentor.
De provincie Gelderland laat herten afschieten om te voorkomen dat er anders te veel herten het ecoduct over de A28 bij Hulshorst oversteken.
Het ecoduct is weliswaar speciaal voor de dieren gemaakt, maar bewoners van Hulshorst en Hierden wilden de bouw ervan alleen toestaan als het aantal herten dat er gebruik van zal maken beperkt blijft. Zij vrezen anders overlast en schade aan landbouwgewassen. De provincie ging daar in mee.
Tot zover de Stentor.

Marianne Thieme stelt hierover Kamervragen.
Vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de staatssecretaris van Economische Zaken over het afschieten van herten omwille van openstelling ecoduct.
  1. Kent u het bericht ‘Teveel herten bij Ecoduct A28. Provincie laat dieren afschieten’?
  2. Is het waar dat Rijkswaterstaat het initiatief heeft bij de aanleg van ecoducten en die aanleg dus geen provinciaal beleid betreft? Zo nee, wie heeft dan het initiatief genomen voor de aanleg van het ecoduct over de A28 bij Hierden?
  3. Is het waar dat het ecoduct bij Hierden uit rijksgelden is aangelegd en niet uit Provinciale middelen? Zo ja, wat zijn de totale directe en indirecte kosten van de aanleg geweest en hoe verhoudt die uitgave zich tot het afschieten van de dieren voor wie het ecoduct bedoeld is?
  4. Is het waar dat de Provincie eerder heeft aangegeven geen afschot te zullen plegen in een straal van 250 meter rond ecoducten en hoe kan worden zeker gesteld dat jagers zich niet in slagorde rond die straal opstellen om makkelijk dieren af te schieten?
  5. Deelt u de mening dat bij het kennelijk ontbreken van draagvlak bij de bevolking van Hierden voor de aanwezigheid van grote hoefdieren, selectieve afsluiting van het ecoduct meer voor de hand ligt dan afschot van grote hoefdieren rond het ecoduct? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid met de provincie in overleg te treden om een diervriendelijke oplossing van dit probleem te bereiken?
  6. Kunt u aangeven wat de logica is van de aanleg van een ecoduct dat een voedselarme zone (de Veluwe) en een voedselrijke zone (landbouwgronden in Hierden en Flevoland) met elkaar verbindt? Zo nee, waarom niet?
  7. Kunt u aangeven welke strategische afweging gemaakt is bij de aanleg van een ecoduct tussen een voedselrijk en een voedselarm gebied, en waarom de discussie over afschot pas tot stand komt na aanleg van het ecoduct?
  8. Deelt u de mening dat de aanlegkosten voor het betreffende ecoduct niet alleen weggegooid geld zijn wanneer grote hoefdieren geen onbelemmerde passage krijgen, maar dat er zelfs sprake is van een miljoenensubsidie voor hobbyjagers die de herten nu nog makkelijker voor de loop van het geweer krijgen?
    Zo ja, op welke wijze wilt u zich inzetten om deze impasse te doorbreken? Zo nee, waarom niet?
  9. Deelt u de mening dat de rijksoverheid de regierol dient te nemen, wanneer conflicten die betrekking hebben op de Ecologische Hoofdstructuur, dierenwelzijn en investeringen uit rijksmiddelen aan de orde zijn en leiden tot maatschappelijke verontwaardiging? Zo nee, waarom niet?
Tot zover Marianne Thieme.

voerbak

De Stentor spreekt over bewoners waar de lezer wordt geacht te lezen “boeren”. Boeren zijn bang voor vraat aan landbouwgewassen en overdracht van dierziekten. Vraat en ziekten kosten hun geld. De jagers spelen hier op in door zich bij de ecoducten op te stellen en de overstekende dieren te schieten. Het vlees gaat naar de poelier en de jager heeft zijn ontspanning, maar de hobby moet natuurlijk niet te veel tijd kosten. Zo zijn er al jagers die een sms-je krijgen wanneer dieren zich binnen een bepaalde zone van hun jachthut begeven. Gemak dient de mens.
Het wordt tijd dat we onze open ruimte en samenleving zo inrichten dat wild zich vrij kan bewegen over de Ecologische HoofdStructuur (EHS) en dat iedereen de handen op een creatieve en diervriendelijke ineenslaat om de dieren daarbinnen te houden. De voedselvoorziening in Nederland en de wereld is niet afhankelijk van de vaderlandse boeren. Die produceren voornamelijk voor de export.

01 november 2012

Steeds meer export van andermans voedsel

Volkskrant verslaggever Gerard Reijn schrijft 31 oktober:
Nederland exporteert steeds meer andermans producten. In 1995 werd van alle voedingsmiddelen die we zelf consumeren en die we exporteren, 20 procent uit het buitenland gehaald. Inmiddels is dat al bijna 35 procent.

Spullen uit Spanje, Italië, Kenia en Egypte worden Nederland ingevlogen of -gereden en tot diep in Europa verkocht. Deze wederexport groeit rond de 10 procent per jaar, en wordt altijd geadministreerd als Nederlandse export. Maar werkgelegenheid levert het in Nederland nauwelijks op. De export van in Nederland gemaakte producten - die wel veel werkgelegenheid opleveren - groeide slechts in een tempo van 3,3 procent.

Lokaal
Volgens het rapport kalft de riant ogende positie van Nederland als voedingsmiddelenexporteur ongemerkt al jarenlang af. Dat komt vooral door de trend onder Europese consumenten dat ze meer en meer op zoek gaan naar lokaal geproduceerde waren. Local for local heet dat.

Tot zover de Volkskrant.

Met de miljarden die in de agrosector omgaan wordt in de media goede sier gemaakt om de twijfels die bij de kritische consumenten en kiezers leven over het nut van de sector te verkleinen.

In 2009 was de agrarische export €60 miljard. Maar er wordt niet bijgezegd dat het voor bijna €20 miljard aan noten, specerijen, hout, margarine, drank, koffie en tabak gaat (Bron: Land en tuinbouwcijfers 2010, pag. 186).
Van de €40 miljard die er na aftrek daarvan overblijft moet natuurlijk ook nog de agrarische import van bijna €22 miljard worden afgetrokken.

03 september 2012

Intensieve landbouw is niet duurzaam

Nederland moet zijn intensieve landbouw absoluut niet in de ban doen. Integendeel, de landbouw moet juist nog intensiever dan nu al het geval is. Het is het productiefste en duurzaamste systeem dat er is. Daarmee kan de groeiende wereldbevolking worden gevoed en het milieu worden gespaard. Dat stelt Aalt Dijkhuizen, voorzitter van de raad van bestuur van Wageningen Universiteit in een gesprek met Trouw (3-september).

Dijkhuizen gaat met zijn oproep voorbij aan dierenwelzijn. De redenering van Dijkhuizen ligt in de al jaren zichtbare trend om het opvangen van mest in de stal en vervolgens (eventueel na vergisting) in de wei uitrijden milieuvriendelijker te noemen dan een beperktere veestapel zelf hun mest in de wei te laten vallen. Het is niet logisch, maar wanneer je er niet lang over nadenkt dan blijft de kreet dat dieren op stal milieuvriendelijk is wel hangen.

Wanneer mensen minder vlees eten dan valt er een veel grotere bevolking te voeden dan wanneer de consumptie van vlees toeneemt. Alle hens aan dek dus om deze gedragsverandering op gang te helpen. Minder vlees is gezonder, milieuvriendelijker en vertraagt de opwarming van de aarde. Er zijn alleen maar voordelen.
Iemand die af en toe graag een stukje vlees of zuivel eet, zou voor de keuze gesteld moeten worden: is dat een verantwoord stukje of niet? De prijs van het niet-verantwoorde stukje vlees zou hoger moeten zijn, dan is de duurzaamheid van de intensieve veehouderij vanzelf verbeterd. Verantwoorde vlees of zuivel is afkomstig van een beperkte hoeveelheid dieren die buiten hebben gelopen en biologische voeding hebben gehad.

Deze opzet betekent dat Nederland minder producten uit de intensieve veehouderij kan exporteren omdat er minder dieren worden gehouden en trager opgroeien. Zich daarvoor inzetten is voor de Wageningse universiteit pas een duurzaam beleid. Daarnaast kan de WUR zich inzetten voor het intensiveren van akkerbouw in ontwikkelingslanden. Daar is niets mis mee.

Een dag later reageerde zijn collega Paul Struik, hoogleraar gewasfysiologie in Trouw:
Het interview doet het nodige stof opwaaien, ook in Wageningen zelf. "Er is vandaag veel gedoe op het werk", zegt Struik. "Veel mensen die het artikel hebben gelezen, zijn boos". Dijkhuizen hanteert wel een erg nauwe definitie van duurzaamheid, vinden zij. Daarin is geen ruimte voor dierenwelzijn, biodiversiteit en de kwaliteit van de bodem en het water. Struik: "hij kijkt alleen naar de efficiëntie per eenheid product. Hij vermeldt daarbij niet dat de intensieve landbouw de mest op een kleiner oppervlak concentreert. Om de mineralenbalans in evenwicht te houden moet die terug naar de bron van het voer, maar dat is ver weg. In Brazilië of Thailand".

Dat Dijkhuizen een verband legt met mogelijke voedseltekorten, noemt Struik bangmakerij. "Hij stelt nu: 'of je kiest voor intensieve landbouw of de groeiende wereldbevolking lijdt straks honger'. Dat klopt niet. We kunnen ook met zijn allen eten als we op een andere manier landbouw bedrijven".

21 juni 2012

Voedsel en spelen voor de naïeve burger

Verbouw je eigen voedsel in de stad. Stadsboeren en stadstuinen zijn in opkomst.
Deels heeft dat een fraaie achtergrond: de burger meer bewust te maken van hoe voedsel wordt gemaakt en aan te zetten meer producten uit de eigen omgeving te consumeren. Gelukkig gaat het bij in de stad gekweekte groenten om kleine aantallen, want het stadsklimaat is in principe ongezonder dan buiten de stad. Gezonder om voeling met de natuur te houden is het om bloemen te kweken in je stadstuin.
Voedsel maakt voordat het op je bord komt veel kilometers. Een standaard menu van aardappels, vlees en groente heeft 33.000 kilometer afgelegd. Dat kan korter en zou veel energie besparen.
Maar het systeem van produceren is wel efficiënt. Te efficiënt in het geval van dieren in de vee-industrie, want de kostprijs moet zo laag mogelijk zijn om te kunnen concurreren op buitenlandse markten. Wanneer we geen vlees en zuivel meer zouden produceren om te exporteren zouden wij ook fors bijdragen aan het reduceren van de energieverspillende voedselkilometers en er komt ruimte vrij om vee in de wei te houden.

Het ware beter wanneer Nederlanders minder vlees zouden eten en dat ook nog eens op een verantwoorde manier zouden produceren. Daarover zijn nogal wat misverstanden, bijvoorbeeld dat we te weinig land zouden hebben om voldoende biologisch vlees te produceren. Dat is maar hoe je het bekijkt. Er is genoeg voor ieders behoefte, maar te weinig voor ieders hebzucht. Vlees produceren we in Nederland te veel op een dieronvriendelijke wijze om in het buitenland geld te verdienen.

Medewerker De Rooden van kunst- en architectuurcentrum Stroom organiseerde een aantal jaren geleden het programma Foodprint, waarvoor hij kunstenaars, ontwerpers en architecten uitnodigde om na te denken over de complexe relatie tussen steden en voedsel, met lezingen, manifestaties en exposities als Food Forward.

De Volkskrant meldde bij aanvang het volgende.
Bij deze gelegenheid wordt tevens het boek Food for the City. A future for the metropolis (NAi Publishers) gelanceerd. Hierin ontvouwen onder anderen een kok, een wetenschapper, een boer, filosofen en een architect hun toekomstvisie op de voedselvoorziening van steden. Tijdens het Voedseltribunaal worden zowel de voedselindustrie als beleidsmakers en de argeloze burger aan de tand gevoeld. Maar het definitieve antwoord op het voedselprobleem zal deze openbare hoorzitting niet opleveren. Kleinschalige stadslandbouw en het biologische boerenbedrijf zijn geen reëel alternatief; zelfs de totale landbouwgrond in Nederland is niet toereikend de hele bevolking dagelijks van biologisch vlees te voorzien.
Maar, zo redeneert De Rooden, de eerste - en belangrijkste - stap moet nog worden gezet: bewustwording. 'Voor een euro koop je tegenwoordig een kippenpoot in de supermarkt. Pervers! We moeten voedsel weer leren waarderen. Niet alleen als primaire levensbehoefte, voedsel is ook een manier om te laten zien wie we zijn. In progressieve kringen is het bon ton om vegetarisch te eten. Maar voor Chinezen is juist het eten van vlees een statussymbool'.
De kunstzinnige projecten op Foodprint schieten tekort in het aandragen van pasklare oplossingen. 'Juist voor de bewustwording van de voedselproblematiek zijn ze onmisbaar', zegt De Rooden. Als voorbeeld noemt hij The Meat License Proposal van de Britse kunstenaar John O'Shea. 'Alleen mensen die bereid én in staat zijn een dier op verantwoorde wijze te doden, krijgen een vergunning om vlees te kopen'. Waarschijnlijk zullen er maar weinig mensen zijn die hun biefstuk laten staan door dit kunstwerk, weet ook De Rooden. 'Het zet in elk geval aan het nadenken over waar dat vlees vandaan komt en hoe het op je bord is beland'.
Tot zover de Volkskrant.

Zo is het maar net, maar we hebben meer dan genoeg landbouwareaal in ons land om voor de eigen bevolking op verantwoorde en gezonde manier voedsel te produceren.

Voor onderbouwing lees
100% biologische landbouw is mogelijk in Nederland.
het verhaal van BD boer Leen van Zelderen.
en in het algemeen
Columns van journalisten, theologen, hoogleraren en andere experts op de website van de Stichting Animal Freedom.

Ook bijzonder is het project van de tostifabriek, waarbij midden in Amsterdam dieren worden gehouden op een fabrieksterrein. Het project beoogt de Amsterdammers voor te houden waar hun voedsel vandaan komt. Maar die confrontatie loopt niet altijd van een leien dakje.

Door vervuiling zijn groenten en eieren uit eigen tuin niet altijd ongevaarlijk. "".

Klik hier om meer te lezen over biologisch boeren.

02 mei 2012

Duitsland is terecht boos over Nederlandse mest

In Eenvandaag van 1 mei een item over de export van stront naar Duitsland. In ons land is zoveel mest dat een afnemer geld toe krijgt om het over zijn land uit te laten rijden. De kosten voor het verwerken van mest variëren van 15 tot 18 euro per kuub. Bedrijven die mest verwerken betalen volgens het LEI nog steeds voor de afzet van eindproducten. De kosten variëren van minder dan 1 euro tot meer dan 5 euro per ton. Geen wonder dat Nederlandse mest welkom is in het buitenland, althans bij sommige akkerbouwers. Je kunt over je land te kort, voldoende, extra veel en te veel mest uitrijden. Het is duidelijk dat wanneer je als boer extra veel uitrijdt dat je dan meer geld verdient dan wanneer je precies voldoende uitrijdt. Wat je teveel hebt spoelt uit naar het grond- en oppervlaktewater. En daar is waar de Duitse overheid boos over wordt. Want dat levert schade op aan het drinkwater en het milieu, terwijl de kosten voor het aanpakken van die schade wordt afgewenteld op de belastingbetaler in binnen- en buitenland.

Maar dat vertelde Eenvandaag er niet bij.
Ook in ons land wordt de overbemesting afgewenteld op de belastingbetaler. De burger laat zich door de boer een oor aannaaien.

23 april 2012

Eetrevolutie voor ecologisch en ethisch voedsel

Van de site van discussie- en evenementencentrum de Rode Hoed:
Terwijl de politiek druk discussieert over toekomstscenario’s voltrekken zich in de praktijk al interessante veranderingen.
In supermarkten zien we steeds meer biologische producten, varkensvlees met een ster van de dierenbescherming en Utz Certified koffie. Ook streekproducten veroveren een plekje. Zijn dat randverschijnselen of gaan de grote voedselketens ingrijpend veranderen?
We onderzoeken dit met vernieuwers in bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. En we bevragen politici. Kan de politiek nog leiderschap tonen of loopt ze achter de markt aan? We laten meerdere spelers aan het woord die hier al volop mee bezig zijn en succes hebben geboekt: spelers uit de voedselindustrie, de supermarkten en de Youth Food Movement. Gaan jonge NGO’s zoals Foodwatch en Wakker Dier ons voedingspatroon veranderen? Wat kan de supermarkt met streekvoedsel en slow food? Hoe kunnen consument en boer meer met elkaar communiceren? Wat wordt de rol van sociale media?
Tot zover de site.

Onze voedselvoorziening is niet toekomstbestendig. Om daar wat aan te doen is een vlinderrevolutie nodig.

Doe het samen:
Als consumenten, producenten en winkeliers samen bepalen wat er op ons bord komt, ontstaan nieuwe markten waar iedereen zich verantwoordelijk voor voelt. Slimme, toekomstgerichte bedrijven zullen er evenveel plezier van hebben als consumenten.

Sluit kringlopen regionaal (binnen enkele tientallen tot honderden kilometers):
Houd water en voedingsstoffen in een voor ons beschikbare vorm in omloop; alleen regionaal lukt dat optimaal.

Houd ook de geldstromen regionaal:
Dat zorgt voor voedselzekerheid en werk, zowel in Nederland als in andere landen.

Wees biodivers wijs:
In de natuur hangt alles met alles samen; respecteer je dat niet, dan loop je risico.

Sjouw niet met halffabricaten of levende dieren:
Dat verspilt energie, koopkracht en kostbare nutriënten en zorgt voor onnodig leed.

Produceer regionaal en drijf inter-regionaal handel:
Dat belast de natuur het minst; we kunnen nu eenmaal lang niet al ons voedsel lokaal kopen.

Denk EEEE:
Niet alleen Economisch (financiering), Ecologisch (natuur) maar ook Ethisch (mensen, dieren) en Esthetisch (schoonheid) moeten onze landbouw, voedselproductie en –consumptie met elkaar in evenwicht zijn.

Zorg voor een gezond eetpatroon:
Reclame en verkooptactieken voeden ons op tot te veel en verkeerd eten; gebruik ze om mensen goed en eerlijk te laten eten.

Verzamel revolutionair durfkapitaal in een beleggingsfonds:
Banken zien te weinig in echt innoverende projecten die op deze principes gebaseerd zijn; als investeerders tevens consumenten zijn ontstaat veel sneller rendabele vernieuwing.

Tot zover Nieuwvers.

De oproep om geen dieronvriendelijk voedsel te halen, heeft natuurlijk als keerzijde dat we ook moeten stoppen met het brengen van dieronvriendelijk voedsel naar anderen.

31 december 2011

Omslag in natuurbeleid vooral financieel gemotiveerd

In de laatste Volkskrant van 2011 wordt het beleid van Henk Bleker over de bezuiniging op natuurontwikkeling besproken. Daarin deze tekst over het gebrek aan aansluiting tussen de beleidsmakers en de plattelandsbevolking.

De EHS was revolutionair. Overheid en natuurorganisaties beperkten zich niet langer tot het beschermen van de natuur. In totaal moest een gebied ter grootte van de provincie Drenthe op de mens worden 'heroverd' of, iets vriendelijker, 'aan de natuur teruggegeven'.
Al snel stuitten de natuurbouwers op verzet, zegt de Wageningse milieufilosoof Josef Keulartz. De nieuwe natuur werd de plaatselijke bewoners van bovenaf opgelegd. Aan hun tekentafel projecteerden ecologen en landschapsarchitecten nieuwe natuur op het land dat boeren eeuwenlang in cultuur hadden gehouden. Ook de ideeën van de natuurbouwers waren vaak autoritair en technocratisch, zeggen critici als Keulartz of de filosoof Hans Achterhuis. Een van de pioniers, de Wageningse hoogleraar C.W. Stortenbeker, zei dat het grote publiek zich niet met de nieuwe natuur moest bemoeien. Dat leidde maar tot pastorale kitsch en 'halfnatuur'. Het definiëren van goede natuur moest aan de ecologen worden overgelaten. Hun ideaal was een terugkeer naar de 'oernatuur', een zelfregulerend ecosysteem. Voor boeren was geen plek. Er groeide ook een kloof tussen ecologen en burgers, die natuur eerder definiëren als een bos met wandelroutes.
Tot zover de Volkskrant.
Waar het artikel het niet over heeft is de verklaring dat boerenland vroeger minder gewenst was bij de boeren omdat men het te weinig productief kon maken. Er werd door de overheid subsidie verstrekt om gronden braak te laten liggen. Door de recente economische ontwikkelingen is alle landbouwgrond weer economisch interessant. Boeren met megastallen zoeken grond om mest op uit te rijden, veevoer te verbouwen en gewassen als basis voor biobrandstof te verbouwen. Dit gebruik van de grond is minder onschadelijk dan onwetende burgers geneigd zijn te denken. Grondwater raakt verontreinigd door het mestoverschot, biobrandstof kan niet zonder subsidie en vee is er veel te veel in ons land.
Minstens de helft van het grondoppervlak in Nederland is in gebruik als landbouwgrond. Dat is veel meer dan nodig is voor de voedselvoorziening van de eigen bevolking. Nederland produceert vooral voor de export. Wat betreft voedselzekerheid kan er wel wat landbouwgrond gemist worden, ook goede landbouwgrond in de Flevopolder.
Het beleid van Henk Bleker is vooral goed te begrijpen vanuit de financiële belangen van de Agrosector. Recreatief belang heeft voor de Nederlandse bevolking een lagere prioriteit, laat staan een altruïstische belang om diersoorten een leven te geven waar zij recht op heeft. Dierenrechten zijn vooral een kwestie van willen zien en veel Nederlanders hebben boter op hun hoofd in het zien van de gevolgen van hun koopgedrag voor het leven dieren in de veeteelt. Er is ook het gemak waarmee zij huisdieren in huis halen zonder er werkelijk inzicht in te hebben wat dierenwelzijn bepaalt.
Beleidsmakers die grote grazers in afgesloten gebieden laten leven, hebben ook de morele plicht gecreëerd om te zoeken naar migratie mogelijkheden. Pas dan wordt recht gedaan aan het wezen van natuur, namelijk vrijheid om te bewegen naar de aard van het levende wezen.
Zie ook Trouw: Landbouwgrond verandert niet in natuur maar in asfalt en beton. "Aan de mythe dat Nederland landbouwgrond moet behouden om in tijden van crisis zelfvoorzienend te zijn, maakt de onderzoeker definitief een einde".

16 december 2011

Henk Bleker voert verdeel en heers beleid

Henk Bleker wil geen verbod op megastallen. Hij laat dit aan provincies, gemeentes en de markt (vleesindustrie, supermarkten, consumenten en boeren) over. Dit is een verdeel en heersstrategie. Het is al tientallen jaren bekend dat deze groepen geen effectieve tegenmacht vormen tegen een dieronvriendelijke vee-industrie. De reden is de exorbitante grote export van vlees en zuivel. Deze brengt met zich mee dat boeren bezuinigen op dierenwelzijn om de kostprijs te verlagen. De Nederlandse consument die zo min mogelijk geld wil betalen voor zijn vlees, ook als deze van dubieuze oorsprong is, is dan altijd een belangrijk deel van de markt. En dat deel kan altijd worden aangevoerd als rechtvaardiging van de schaalvergroting die gericht is op verlaging van de kostprijs. En zo moeten de marktpartijen blijven concurreren op prijs.
Een verdeel en heersbeleid is een knappe, maar geen integere politiek. Wie Bleker beticht van gebrek aan integriteit is gesprekspartner af, bijvoorbeeld Bert Wagendorp of Marianne Thieme. Maar Henk Bleker kan de integriteit van zijn beleid niet overtuigend aantonen omdat hij weinig voorbeelden laat zien van afwegingen waaruit zijn integriteit blijkt. De PvdD is bezig het bewijs voor deze stelling te verzamelen.
Via “Blekertjes doen” en “u-bochtconstructies” zijn wel vele voorbeelden van zware beslissingen die later worden verzacht, maar dat is de doorzichtige strategie van “ik vraag het maximale en kom met wat toegeven daar vlak onder uit”. Ook de lippendienst dat hij de gevolgen voor alle belangengroepen onderschrijft en heeft meegewogen kan Bleker niet waarmaken, want te vaak blijft het bewijs uit dat die gewichten groter zijn dan nul.
Het gaat Bleker niet om de belangen van de burgers op een gezond milieu, een mooi landschap en een rijke natuur of om dierenwelzijn, maar om de financiële belangen van de (kleine groep) veeboeren. Die mogen geen strobreed in de weg worden gelegd om hun internationale concurrentiepositie niet te ondermijnen.

12 december 2011

Regionaliseren om voedselongelijkheid te voorkomen

In de Volkskrant van 12 december een interview met hongerstaker Guus Geurts (46), landbouw- en klimaatactivist. Hij ziet vrijhandel als de oorzaak dat koopkracht van de rijken zwaarder weegt dan de behoeften van de armen en het beschermen van de natuur.
'Ik pleit ervoor dat regio's zo veel mogelijk zelfvoorzienend worden voor hun basisbehoeften. Door een importheffing op soja uit Brazilië maak je Europese voedergewassen aantrekkelijker voor de veevoerindustrie. Importheffingen voorkomen dat supermarkten de wereld niet meer afstropen naar de goedkoopste producten. Tegelijk kun je aan boeren in Europa hogere eisen stellen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn, omdat ze niet meer hoeven te concurreren met goedkope producenten uit andere werelddelen. Door de productie te beheersen, voorkom je dat wij overschotten dumpen en elders de boeren kapot maken. Met regionalisering van de voedselproductie kun je de uitstoot van broeikasgassen met de helft tot driekwart reduceren'.
Tot zover de Volkskrant.
Regionalisering houdt ook in het reduceren van Nederlandse veestapel tot 70%, zodat dierenleed wordt voorkomen omdat bio-industriëlen onder de kostprijs moeten werken om op buitenlandse markten te kunnen concurreren.

Elders in de Volkskrant geeft columnist Bert Brussen voeding aan een oude mythe dat boeren een belangrijke bijdrage leveren aan de vaderlandse economie.
“Net als Uri Rosenthal heeft Henk Bleker de ballen om realistische beslissingen te nemen. Realisme doet pijn. Maar de pijn van het hedendaags realisme voorkomt grotere pijn in de toekomst. Een toekomst die onze '3 procent boeren' (die met 65 miljard euro export aan agrarische producten overigens wel goed zijn voor 10 procent van de Nederlandse economie) met zoveel mogelijk vertrouwen tegemoet moeten zien”.
Tot zover de misvatting van Brussen, aangewakkerd door Henk Bleker.

In 2009 was de agrarische export €60 miljard. Maar Bleker zegt er niet bij dat hij voor bijna €20 miljard aan noten, specerijen, hout, margarine, drank, koffie en tabak meetelt (Bron: Land en tuinbouwcijfers 2010, pag. 186).
Van de €40 miljard die er na aftrek daarvan overblijft moet natuurlijk ook nog de agrarische import van bijna €22 miljard worden afgetrokken. Bron: Land en tuinbouwcijfers 2010, pag. 185).
Blijft over ongeveer €18 miljard.
Ook een mooi bedrag daar niet van, maar toch aanzienlijk minder dan €60 miljard waar de boerenlobby het steeds maar over heeft.

Volkskrant 31-10-2012, Gerard Reijn: "in 1995 werd van alle voedingsmiddelen die we zelf consumeren en die we exporteren, 20 procent uit het buitenland gehaald. Inmiddels is dat al bijna 35 procent.

Spullen uit Spanje, Italië, Kenia en Egypte worden Nederland ingevlogen of -gereden en tot diep in Europa verkocht. Deze wederexport groeit rond de 10 procent per jaar, en wordt altijd geadministreerd als Nederlandse export. Maar werkgelegenheid levert het in Nederland nauwelijks op. De export van in Nederland gemaakte producten - die wel veel werkgelegenheid opleveren - groeide slechts in een tempo van 3,3 procent".

Meer lezen over discutabele cijferij? Klik hier.

07 december 2011

Thieme geeft Bleker een veeg uit de pan

Op de verjaardag van Sinterklaas werd in de Tweede Kamer het Landbouwdebat gevoerd. Daarbij was staatssecretaris Henk Bleker van Economie, Landbouw en Immigratie nog lang niet jarig,
In de bijdrage van Marianne Thieme wordt "Krentmeester" Henk Bleker duidelijk aangesproken om zijn dubbelhartige uitspraken. Zo zou hij boeren hebben voorgehouden om creatief om te gaan met natuurregels. In haar voordracht geeft Thieme vele voorbeelden van wat "een Blekertje doen" wordt genoemd.

De voordracht van Thieme is een "must" voor zwevende kiezers, die hopelijk spoedig weer hun stem mogen uitbrengen.

Voorzitter,
Toen ik ruim een jaar geleden kennis maakte met staatssecretaris Bleker, was het eerste wat hij tegen me zei “met mij kun je zaken doen”. Omdat ik zelf niet in zaken zit en de toon uitermate bemoedigend klonk, heb ik de opmerking van de staatssecretaris opgevat als een belofte dat er mogelijk betere tijden aan zouden breken voor dieren, natuur en milieu. Dat het Krentmeesterschap dat bewindslieden van met name het CDA tot nu toe aan de dag hadden gelegd, waarin geld altijd centraal stond, waarin ecologie standaard werd geofferd op het altaar van de economie… Dat die vorm van Krentmeesterschap door deze staatssecretaris mogelijk verlaten zou worden. Dat die vervangen zou worden voor de aloude gedachte van Rentmeesterschap, waarbij de reproductiecapaciteit van de aarde en respect voor het leven centraal zouden staan.

Voorzitter, vandaag heeft mijn partij 68 minuten uitgetrokken voor onze bijdrage aan het debat over de begroting van Landbouw en Natuur, in het bijzonder dat deel dat betrekking heeft op dieren, natuur en milieu. Geen enkele andere partij in dit huis besteedt zoveel aandacht en tijd aan deze begroting als wij doen, de reden daarvan laat zich raden. Voorzitter, de Partij voor de Dieren komt niet alleen op voor de belangen van dieren, natuur en milieu, maar óók voor de belangen van boeren en hun gezinnen, voor agrarische woonkernen, voor een gezonde toekomst van het agrarisch gezinsbedrijf.

Voor mensen die naar de rand van de afgrond gemanoeuvreerd worden door een harteloos beleid. Agrarische bedrijven die door banken en overheden worden opgejaagd naar verdere schaalvergroting en waar marktmechanismen ervoor zorgen dat ze nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden, laat staan dat ze fatsoenlijk met hun dieren en hun land om kunnen gaan.
De wijze waarop geld het wint van leven en essentiële waarden die met het leven samenhangen komt het meest schrijnend in beeld in de agrarische sector, waar schaalvergroting het leven op aarde binnen afzienbare termijn ondraaglijk of zelfs onmogelijk dreigt te maken.

Niet alleen omdat dagelijks zes agrarische bedrijven noodgedwongen moeten stoppen. Maar ook omdat we allemaal weten, dat voor ons huidige consumptiepatroon, wanneer dat overgenomen wordt door de rest van de wereldbevolking (en wie zou andere mensen dat recht willen ontzeggen?) vier aardbollen nodig zijn. En die zijn er niet, weet ook de staatssecretaris. Dat zegt ook Daan van Doorn van de gelijknamige commissie van Doorn, en de staatssecretaris lijkt dat met hem eens te zijn. Daarom mijn eerste vraag aan de staatssecretaris, welk deel van zijn beleid is er concreet op gericht de consumptie te verminderen, zowel in Nederland als in derde landen met wie Nederland betrekkingen onderhoudt, zoals Brazilië, China, Vietnam om maar een paar recente reisdoelen van handelsmissies te noemen.

Voorzitter, ik wil graag even terugkomen op de informele uitspraak van de staatssecretaris een jaar geleden, dat er met hem wel zaken te doen waren. Toen de staatssecretaris op 18 november op de jaarvergadering van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond zei dat boeren met de natuurregels vooral creatief moesten omgaan, sloeg menigeen de schrik om het hart. Ik citeer: “Doe het. En doe het vooral in stilte. Ik wil niet weten hoe u het doet, als het maar gebeurt”.

Sinds 1972 kent Nederland een Bond van Wetsovertreders, maar dat een staatssecretaris een oproep tot wetsovertreding doet aan het begin van de 21e eeuw, in een tijdperk waarin de natuur zucht onder de dominantie van een uit zijn voegen barstende landbouw, mag zeer verontrustend heten. Eén trekkende gans maakt nog geen winter, maar ik zou de staatssecretaris toch nog eens willen vragen wat hij (met de kennis van nu) met deze oproep tot wetsovertreding beoogde en of hij meent dat aan zijn oproep in voldoende mate gehoor is gegeven. En wat het effect ervan is geweest.

Voorzitter, met deze staatssecretaris zijn zaken te doen. Zouden dat mogelijk zaken kunnen zijn die het daglicht niet kunnen verdragen? Hoe kan ik anders de aansporing zien om de regels te omzeilen en dat vooral in stilte te doen, op een (ik citeer) “pragmatische manier waar met name de Limburgers meesters in zouden zijn”. Tijdens diezelfde bijeenkomst zei de staatssecretaris dat de voltooiing van de Ecologische Hoofd Structuur door de Provincies wat hem betreft gewoon door kon gaan, ik citeer: „Als geen het extra geld kost, kan het wat mij betreft. En natuurlijk, gebieden die al klaar zijn,hoef je niet af te breken”. Een jaar later komt ook die stelling in een wonderlijk daglicht te staan, nu Staatsbosbeheer door de staatssecretaris op het matje is geroepen over haar medewerking aan het Oostvaarderswold, zonder dat het haar extra geld kost, voor een gebied dat goeddeels gerealiseerd is en gefinancierd wordt door derden.

Voorzitter, dat is voor mij aanleiding geweest me voor vandaag te verdiepen in de toezeggingen en beloftes van de staatssecretaris en zijn ambtsvoorgangers en de mate waarin die beloftes zijn waargemaakt. Je kunt best de meest veelbelovende bewindspersoon uit de Nederlandse geschiedenis zijn, maar wanneer je de ene na de andere belofte niet waarmaakt, romantiseert, verdraait, ontkent of intrekt, zou het kunnen dat daar conclusies aan verbonden dienen te worden. In een tijdperk waarin de burger steeds minder vertrouwen krijgt in de politiek, is het van het allergrootste belang dat de politiek verantwoording aflegt.

Zeker wanneer een prominent lid van de grootste regeringspartij, Ed Nijpels, zegt dat de staatssecretaris de waarheid voortdurend geweld aandoet, is er reden op zoek te gaan naar weerlegging of bewijs voor die stelling. Als partijgenoot en ambtsvoorganger Veerman de staatssecretaris beticht van ‘boerenbedrog’. Als journalist Noordhof schrijft dat in de provincie waar de staatssecretaris jarenlang gedeputeerde was, inmiddels de uitdrukking bestaat (ik citeer) “even een Blekertje doen”, wat zou staan voor het stelselmatig maken van U-bochten na eerdere met veel aplomb ingenomen stellingnames. Voorzitter, dan moet niet alleen de staatssecretaris zich zorgen maken, maar ook de mensen die gekozen zijn om het kabinet te controleren.

Voorzitter, ik zei al, we hebben ruim een uur uitgetrokken voor onze bijdrage aan deze begroting, en het liefst zou ik een uur lang de loftrompet gestoken hebben over de staatssecretaris die een jaar geleden zo beloftevol aantrad. De staatssecretaris die in no-time vaste gast werd in menig talkshow. Niet in het minst om zijn onconventionele benadering en zijn veelbelovendheid.
Voor die loftrompet is tot mijn grote spijt tot nu toe niet veel aanleiding geweest. Maar ik wil de staatssecretaris graag in de gelegenheid stellen het tij te keren. Duidelijk te maken dat wat over hem verteld wordt als het gaat om romantisering van de werkelijkheid, gebaseerd moet zijn op misverstanden, verkeerde citaten of anderszins in aanmerking komt voor rectificatie. Ik zal de eerste zijn om daar ruim podium voor te bieden in dit huis dat het hoogste gezag in ons land vertegenwoordigt, wanneer de staatssecretaris daar aanleiding voor geeft.

Voorzitter, ik wil graag aan aantal concrete zaken met de staatssecretaris doornemen en ik verzoek de staatssecretaris ook heel concreet in te gaan op mijn vragen. Voorzitter, de staatssecretaris weet dat de Nederlandse mestproductie een droevig record in Europa vormt. Nergens in Europa wordt zoveel mest geproduceerd per hoofd van de bevolking en per vierkante meter landoppervlak als in Nederland. Concreet: onze veehouderij produceert zeventig miljard kilo mest. Dat is vier duizend kilo per Nederlander, van jong tot oud.

De staatssecretaris spreekt in het kader van mestbeperking alleen over mestverwerking maar heeft alle vertrouwen in het oplossen van het gigantische mestprobleem. Geen idee wie al die miljoenen euro’s ophoest, om in zeer korte tijd de capaciteit van mestverwerking fors op te schroeven. Laat staan dat er voldoende tijd en draagvlak is voor alle noodzakelijke (milieu)vergunningen. En de oplossing lijkt vooral te moeten komen van derogatie, Europese uitzondering van de regels, waaraan we niet voldoen.

Vitens, ons grootste waterzuiveringsbedrijf, heeft in een brief aan staatssecretarissen Bleker (landbouw) en Atsma (milieu) inmiddels de noodklok geluid. Zo’n zestig procent van het kraanwater wordt uit grondwater gewonnen. Het huidige beleid leidt tot een toename van waterhardheid, verzuring en sulfaat- en zware metalengehalten, met vijftien miljoen euro aan meerkosten tot gevolg. Het nieuwe beleid maakt zuivering nóg duurder, zo schrijft Vitens.

Vitens benadrukt dat de regels op Europees, nationaal en regionaal niveau vaak met elkaar in tegenspraak zijn. Zo leidt het verschil in toepassing van de nitraatnorm binnen het mestbeleid en het grondwaterbeleid volgens het bedrijf tot willekeur. Het kabinet moet daarom maatregelen treffen om de verdere verontreiniging van grondwater te voorkomen.
Voorzitter, samenvattend, de staatssecretaris is tevreden met zijn mestbeleid en meent het budget voor mest drastisch te kunnen terugschroeven, terwijl Vitens zegt dat het beleid extra geld gaat kosten. Kan de staatssecretaris verklaren hoe zijn tevredenheid te rijmen is met de zorgen van waterzuiveraar Vitens? Graag een reactie.

Voorzitter, de staatssecretaris zegt bij meerdere gelegenheden te staan voor de belangen van het Nederlandse agrarische gezinsbedrijf. Maar welke bedrijfsomvang heeft hij daarbij in gedachten, voorzitter? Kan hij nou eens concreet maken hoeveel dieren wat hem betreft bij een agrarisch gezinsbedrijf horen? Als maximum? Of is het allemaal vooral semantiek? Kan elke megastal of gigastal – wat de staatssecretaris betreft – gedekt worden door een vlag waarop in Oudhollandse letters “agrarisch gezinsbedrijf” geborduurd is?

Voorzitter, deze staatssecretaris slaat een weg in zonder concrete doelen en uitgangspunten, zonder wettelijke grenzen, zonder instrument om de gezondheidsrisico’s te bepalen, zonder enige verantwoordelijkheid voor de centrale overheid, zonder visie en zonder eenduidige commitment vanuit de keten. De staatssecretaris schuift de verantwoordelijkheid van zich af naar gemeenten, provincies en supermarkten die geen macht hebben om de voortgaande schaalvergroting tegen te houden, en die daar vaak ook helemaal het nut niet van in zien. Dat is kenmerkend, voorzitter. Iemand anders verantwoordelijk maken, tot het moment dat de uitkomst je niet meer bevalt. De strijd tussen megastallenboeren en hun omgeving, tussen economie en volksgezondheid en tussen gezinsboeren en hun mega-concurrenten, tussen boeren en hun belangenbehartigers enerzijds en de retail anderzijds wordt alleen maar verergerd met dit beleid. En daar komt nu een nieuwe strijd tussen gemeenten en provincies bij, zoals pijnlijk duidelijk wordt in Twenterand. Of in Odiliapeel waar een varkensboerin uit Uden graag als gezinsbedrijf te boek wil staan, en tegelijk uitbreiden naar een stal van 2,5 hectare wil (want (ik citeer) “dat klinkt toch anders dan een megastal”). Schrijnend en veelzeggend, voorzitter.

De staatssecretaris beweert dat hij de motie voor een moratorium op megastallen heeft uitgevoerd. Voorzitter, dat is een ernstige romantisering van de werkelijkheid, als ik me – zo parlementair als mogelijk is – uit mag drukken: Eerder dit jaar bleek dat provincies en gemeenten (ondanks de oproep van staatssecretaris Bleker) gewoon doorgingen met het verlenen van ontheffingen voor megastallen. Zo gaf de provincie Noord-Holland toestemming tot uitbreiding van een melkveehouderijbedrijf tot 4,5 hectare waarop 753 koeien kunnen worden gehouden. De gemeente Horst aan de Maas (Limburg) ging na de oproep van Bleker akkoord met een stal voor 33.000 varkens en 1,2 miljoen kippen.

Kan de staatssecretaris klip en klaar aangeven hoe hij wil rechtpraten dat een wens van de volksvertegenwoordiging om te stoppen met nieuwe megastallen onder zijn bewind genegeerd wordt. Is het echt alleen een kwestie van “het geld dat stom is, praat recht wat krom is“? De staatssecretaris zegt zich in zijn visie vooral te richten op moderne, toekomstgerichte familiebedrijven die op een normale, geleidelijke manier moeten kunnen doorgroeien zodat er (ik citeer) “twee inkomens uit zijn te halen”.

Maar voorzitter, als uit de huidige bedrijfsvoering al nauwelijks één inkomen te halen is, kan de staatssecretaris dan eens duiden waar hij denkt dat die twee inkomens vandaan gaan komen. Is dit niet gewoon een verkapte manier om te zeggen dat mega-ondernemers mogen groeien en dat de agrarische gezinsbedrijven het loodje gaan leggen? Voorzitter de staatssecretaris heeft op de persconferentie over zijn visie op de veehouderij aangegeven dat hij wil dat (ik citeer) “veebedrijven in Nederland niet meer ongebreideld groeien”.

Maar vorige week werd bekend dat de staatssecretaris niet ingrijpt bij die megastal in Grubbenvorst met 1,2 miljoen kippen en 35.000 varkens. Als uiterste redmiddel om de komst van zo'n megastal tegen te houden, bereidt de staatssecretaris wel een wettelijke bepaling voor. Maar daarin komt geen norm of aantal dat aangeeft hoe groot een bedrijf maximaal mag worden.
Ook dat blijkt in strijd met wat de staatssecretaris buiten de Kamer vertelt, want zelfs deze staatssecretaris heeft een grens: bedrijven met 2.000 tot 3.000 koeien of 2 miljoen vleeskuikens kunnen niet. Hij vindt die hele grote veebedrijven niet bij Nederland passen. 'Ik zeg het ook tegen de boeren: als je het groter wilt, zoek het dan in Canada of Amerika. Hier past het niet'.

Hij vindt dat 300 tot 400 koeien, ongeveer 6000 vleesvarkens, 200.000 vleeskuikens of 100.000 legkippen op een bedrijf moet kunnen. Maar op andere bijeenkomsten, zoals bij de Rabobank, houdt hij weer andere cijfers aan, bijvoorbeeld 500 koeien. 'Maar die excessen, bedrijven met meer dieren, die moet je tegen kunnen houden', vindt de staatssecretaris, ook omdat ze de gezinsbedrijven in de weg zitten. Wat moeten we als hoogste controleorgaan van de regering met dergelijke mystificaties van de werkelijkheid, terwijl de ongewenste ontwikkelingen gewoon doorgang vinden in gemeenten en provincies?

Voldongen feitenpolitiek, die alleen maar kan, omdat de staatssecretaris lijkt te denken dat de meeste andere politici wel even de andere kant op kijken vanwege andere wereldproblemen.
Graag een reactie waarin de staatssecretaris zich niet verschuilt achter andere overheden. Als hij bereid en in staat is Provincies tot de orde te roepen omdat hun natuurbeleid hem niet bevalt, waarom zou dat dan niet kunnen wanneer hun megastallenbeleid hem niet bevalt? Of kan het zo zijn dat het megastallenbeleid van de Provincies hem gewoonweg wél bevalt, diep in zijn hart. Graag een helder antwoord van de staatssecretaris over het onderscheid tussen beide gegevens!

Voorzitter, de staatssecretaris vindt dat de agrarische bedrijven zelf moeten zorgen dat hun bedrijf past in de lokale omgeving. Volgens de staatssecretaris is een 'echte en consequente keuze voor duurzaam' nodig om ook op termijn te kunnen overleven. Hij meent dat deze bedrijven ook in die duurzame koers, waarin zorg voor de dieren centraal staat en de risico's voor de volksgezondheid sterk zijn teruggebracht, koplopers moeten kunnen worden.

Voorzitter, zelden heb ik zo’n misplaatst gebruik van het woord duurzaamheid gehoord. De ware koplopers in de veehouderij zitten in Grubbenvorst, waar zij hard op weg zijn naar de bouw van een megastal met 1,2 miljoen kippen en 35.000 varkens. Is dat volgens de staatssecretaris een mooi voorbeeld van een leuk en duurzaam familiebedrijf? En als het dat niet is, kan de staatssecretaris dan aangeven op welke wijze hij wil ingrijpen om te voorkomen dat dit soort bedrijven de familiebedrijven en de duurzaamheid de das omdoen op het moment dat hij alweer hoog en droog in Groningen zit?

In de uitzending van Brandpunt op 6 november jl. werd duidelijk in beeld gebracht wat voor type ondernemers onder dit bewind ‘goed boeren’: megastallen tot ver over de grens, met dure advocaten om lokale en regionale overheden af te bluffen. Omwonenden die hun ramen moeten sluiten om de stank buiten te houden en wiens rust wordt verstoord door de aanhoudende stroom van vrachtwagens voor de aanvoer van megabergen veevoer en afvoer van mest. Ik citeer wat VVD gedeputeerde Aalderink van Gelderland in 2004 in NRC zei hierover: “De Knorhof, zegt Aalderink, is bedreven in het rekken van procedures en het vinden van mazen in de wet. Daardoor, en omdat procedures bij de Raad van State in de ogen van Aalderink te traag verlopen, sleept het dossier zich voort. ,,De provincie, de burgers en De Knorhof zijn gebaat bij meer snelheid'', zegt Aalderink. Het liefst zou hij direct ingrijpen: ,,De Knorhof is een vorm van een vrijstaat waar je met de ME naar toe zou moeten om orde op zaken te stellen. Het moet afgelopen zijn.'' (einde citaat).

Hoe kan de staatssecretaris volhouden dat het een verantwoordelijkheid is van provincies en gemeenten en dat die een prima ruimtelijke ordenings-instrumentarium hebben, als duidelijk is dat die provincies en gemeenten niet geëquipeerd zijn om zich de brutaliteit van de exploitanten van megastallen van het lijf te houden? En ook als de staatssecretaris nota bene zelf eerder in het meidebat over mest zei dat de locale ruimtelijke ordeningswetgeving onvoldoende werkt om sturend op te treden bij de komst van meer intensieve veehouderij in een bepaalde regio en dat hij daarom met andere maatregelen wil komen. Graag een reactie van de staatssecretaris!

De staatssecretaris stelt: (ik citeer) Het verduurzamen van de veehouderij acht ik noodzakelijk voor nu en in de toekomst. Dat is niet alleen een voorwaarde voor de maatschappelijke inpassing van de sector maar ook nodig om als Nederland een economische koppositie te behouden. De ambtenaren van mijn ministerie hebben onder mijn voorganger reeds gecommuniceerd én gewerkt aan het verduurzamen van de veehouderij. Dat zal onder mijn bewind niet anders zijn". Een van de beloftes van de staatssecretaris op dit punt is dat hij, zo schrijft hij in de begroting, wettelijke belemmeringen om dierenwelzijn en verduurzaming te bevorderen, wil wegnemen. Kan de staatssecretaris drie voorbeelden noemen van dergelijke wettelijke belemmeringen?
Verder wil de staatssecretaris de bovenwettelijke maatschappelijke prestaties gaan belonen. Hoe valt dit, zo vraag ik de staatssecretaris, te rijmen met het kabinetsvoornemen om de bijdrage aan het Investeringsbudget Landelijk Gebied voor bufferzones, milieukwaliteit, duurzaam watergebruik en duurzaam ondernemen neerwaarts bij te stellen?

Voorzitter, hoe kan het dat aan de ene kant de staatssecretaris in de begroting stellig aangeeft dat hij, met name met betrekking tot het welzijn bij productiedieren, in zal zetten op de verbetering van de huisvesting, terwijl als ik kijk naar de middelen die ingezet worden, het vooral neerkomt op verbetering van de diergezondheid en het beperken van de fijnstof en ammoniakemissies in de vorm van subsidies op de energieslurpende luchtwassers?

Voorzitter, ik wil van de staatssecretaris precies weten waar de investering in huisvesting uit bestaat? We lezen dat de staatssecretaris een onderzoek gaat doen om ‘welzijnsvriendelijke vloeren’ in de kalverstal te stimuleren. Veehouders moeten in hun megastallen namelijk de stalvloeren aanpassen om de enorme ammoniakuitstoot terug te brengen. Deze aangepaste vloeren blijken echter niet geschikt voor de klauwtjes van kalveren waardoor ze vaak uitglijden op de vloeren. De pleisters op de enorme ammoniakproductie gaan ten koste van dieren. Integraal, duurzame stallen, voorzitter, kunnen er alleen komen indien we minder dieren met meer ruimte gaan houden. De staatssecretaris stelt in de begroting dat de overheid vanuit haar bewakende en faciliterende rol verantwoordelijk is voor onder meer het corrigeren van de negatieve externe effecten van de landbouw en de visserij - het zogenaamde marktfalen. Kan de staatssecretaris enkele voorbeelden van deze maatregelen noemen en afzetten tegen de directe en indirecte subsidies die de markt krijgt, zoals lagere belasting op grootverbruik van energie, afschaffing van de afvalstoffenbelasting, lagere belasting op rode diesel, inkomenssteun met verstorende werking op de landbouweconomieën in ontwikkelingslanden die deze negatieve externe effecten juist vergroten? Hoe verantwoordt de staatssecretaris deze tegenstrijdigheden in zijn beleid? Graag een reactie!

Voorzitter, Nederland is de slager en de melkboer van Europa. 70% Van de producten uit onze veehouderij wordt geëxporteerd. Hoe kan de staatssecretaris volhouden dat de consument een “doorslaggevende rol” zou hebben in de verduurzaming van de Nederlandse veehouderij, wanneer de Nederlandse consument minder dan een derde van die productie afneemt? Graag een reactie.

Kan de staatssecretaris concreet inzicht geven in de uitgaven die de Nederlandse overheid in de – laten we zeggen – afgelopen drie jaar gedaan heeft in relatie tot stal- en andere huisvestingssystemen in de veehouderij? Kan de staatssecretaris in zijn antwoord concreet ingaan op de vraag hoeveel van die overheidsuitgaven in Nederland en hoeveel in het buitenland terecht zijn gekomen, en kan hij tevens aangeven welk deel van deze uitgaven betrekking had op schaalvergroting en welk deel op schaalverkleining?

Voorzitter, veelvuldig wordt door de staatssecretaris verwezen naar het economische belang van de agrarische sector en met name de veeteelt. De bijdrage zou 11% van het Bruto Binnenlands Product zijn. In de begroting roemt de staatssecretaris de bijdrage van de landbouw aan de economie. Maar volgens de Agro-economische verkenningen wordt maar anderhalf procent wordt door boeren en tuinders aan het BBP bijgedragen. Dat is één procent van de netto bijdrage aan het Nederlandse product. De helft daarvan komt voor rekening van de groenten- en bloementelers. Van de andere helft van deze één procent is de helft voor rekening van de melkveehouders (daar zijn er 18.000 van in Nederland) En dus maar een kwart procent komt voor rekening van de varkens- en kippenhouders.

Kan de staatssecretaris bevestigen dat er nog maar 4500 varkenshouders in Nederland zijn en 470 plofkippenhouders? En dat dus voor nog geen 5000 ondernemingen met een minimum aan arbeidsplaatsen, Nederland letterlijk een mestfiguur wil slaan als het gaat om waterkwaliteit, natuur en mestoverschotten? Voorzitter, ondanks het feit dat de veehouderij in Nederland tot grote gevaren voor de volksgezondheid leidt, via MRSA, EHEC, Campylobacter, Salmonella , Q-koorts, ESBL, Vogelgriep, Varkensgriep en tal van andere plagen, weigert de staatssecretaris gehoor te geven aan de breedgedragen oproep om het bewaken van de volksgezondheid in handen te geven van het ministerie dat speciaal in het leven geroepen is om de volksgezondheid te bewaken. De Eerste Kamer deed die oproep zelfs unaniem.

Voorzitter, de staatssecretaris geeft geen antwoord op de vraag hoe hij de motie van de Eerste Kamer uit gaat voeren om het ministerie van volksgezondheid de regie te laten nemen bij zoönosenbestrijding. Hij schrijft, en ik citeer: “In de brief over de Q-koorts zijn we uitgebreid ingegaan op hoe we de positie van de VWS richting de nVWA verder willen optimaliseren”.
Voorzitter, dat is niet anders te duiden dan om de hete brei heendraaien. De staatssecretaris en minister Schippers kunnen het uitstekend met elkaar vinden dus is het dossier wel aan hun toevertrouwd. Vanuit het parlement is de wens geuit om de doorzettingsmacht bij VWS te hebben. Voorzitter, we hebben slechte ervaringen met informele lijnen. Evaluatiecommissie Van Dijk stelt vast dat de lakse houding van de overheid bij de Q-koorts bestrijding onder meer het resultaat was van de eis van het ministerie van LNV om eerst absolute zekerheid te hebben over de relatie tussen de humane besmettingen en de melkgeitenbedrijven voordat er actie ondernomen zou mogen worden.

Bij het ministerie van VWS was de relatie tussen de uitbraak bij dieren en bij mensen al langer duidelijk genoeg om maatregelen te nemen. Toch gebeurde dit pas nadat Zembla een indringende uitzending aan het onderwerp gewijd had. Het ministerie van VWS had de regie moeten hebben, constateert de commissie, zodat zij doorzettingsmacht zou hebben gehad om maatregelen te treffen. Dus voorzitter, we hebben niet alleen beloftes van goede samenwerking nodig, maar ook formele lijnen waarbij de eerste verantwoordelijkheid bij het ministerie van volksgezondheid ligt.
Wat let dit kabinet? Welk algemeen belang verzet zich tegen een regierol van VWS bij dierziektencrises?

Voorzitter, voor wat betreft het gebruik van antibiotica, de staatssecretaris zegt in zijn oktoberbrief dat het preventieve gebruik van antibiotica in de veehouderij inmiddels verboden zou zijn. Hij refereert daarbij aan een brief van 8 december 2010, waarin dit ook vermeld staat. Maar iedereen weet dat koppelbehandelingen synoniem zijn met preventief antibioticagebruik: dat betekent dat als een kip in een stal van bijvoorbeeld 200.000 dieren ziek is, de 199.999 resterende kippen gewoon preventief met antibiotica behandeld worden. Die toepassing tiert nog welig, net als de ontwikkeling van antibiotica-resistente bacteriën. Graag een heldere toelichting van de staatssecretaris op deze gevaarlijke tegenstrijdigheid. Mijn fractie wil een wettelijk verbod op het preventief gebruik van antibiotica inclusief koppelbehandelingen.

Voorzitter, de Kamer heeft in januari van dit jaar mijn motie aangenomen die de regering verzoekt, de controle op diertransporten en slachthuizen niet meer aan de sector over te laten, maar geheel in overheidshanden te nemen. Deze motie was april dit jaar voor de Tweede Kamer aanleiding voor een spoeddebat, om de voortgangsrapportage niet binnen was. Tot op de dag van vandaag laat de staatssecretaris de controle over aan de sector en blijft hij doen alsof zijn neus bloedt. Graag een concreet antwoord op de vraag wanneer de overheid overgaat de diertransportcontrole geheel weer in eigen handen neemt. Vorige week is in Bari door de Italiaanse opsporingsdiensten nog een Nederlands transport van levenden nertsen op weg naar Griekenland onderschept. Kennelijk is het Italiaanse toezicht beter geregeld dan de zelfregulering in Nederland waarop de staatssecretaris meent te kunnen vertrouwen, in afwijking van wat een meerderheid van deze Kamer wil. Graag een reactie!

De staatssecretaris zegt de controlecapaciteit van de nVWA voor diertransporten met 10% te hebben uitgebreid, maar uit het onderzoek van Vanthemsche blijkt dat de capaciteit krimpt en het aantal assistent-Toezichthoudend Dierenartsen en de senior controleurs van 88 naar 54 medewerkers wordt teruggebracht. Hoe verhoudt zich dat ten opzichte van de uitspraak over een groei van de controlecapaciteit? Graag een reactie.

Voorzitter, beweringen dat de dierenpolitie in samenwerking met de nVWA op zou kunnen treden tegen misstanden in diertransporten zijn nu al gelogenstraft: de dierenpolitie mag zich niet bemoeien met de veehouderij en diertransporten. Het telefoonnummer 144 dient slechts als doorgeefluik naar de VWA en de AID. Dit is geheel in tegenspraak met wat de staatssecretaris in april tijdens het spoeddebat over diertransporten heeft beweert. Wat is het nauw, voorzitter en kan de staatssecretaris toelichten waarom 500 miljoen dieren in de bio-industrie niet kunnen rekenen op de dierenpolitie? Graag een reactie!

Dan de grondstoffen- en voedselcrisis en de rol van Nederland. Voorzitter, vorige week was de staatssecretaris op handelsmissie in Brazilië. De vraag die dan meteen opkomt is natuurlijk, wat was de inzet van die handelsmissie? Brazilië lijkt het eens te zijn met de staatssecretaris dat je nutteloze regenwouden maar het beste productief kunt maken in onafzienbare landbouwgronden, maar als de staatssecretaris twittert (ik citeer):"ik was in Brazilië en WNF en Greenpeace spraken lovende woorden over hoe Nederland zich inzet voor ronde tafels". Even voor de duidelijkheid, de staatssecretaris heeft het dan over de overleggen over duurzame soja…. Nou, voorzitter, dan is het schrijnend om bij een eerste check bij de woordvoerder van Greenpeace ter plaatse te vernemen (ik citeer): "NOT AT ALL. Dat geeft de burger geen moed voorzitter, wanneer fantasie en werkelijkheid op een wel heel brutale wijze met elkaar vermengd worden. Graag een reactie!

Voorzitter, dan de vleesconsumptie.
Mensen die minder vlees en zuivel gaan eten, helpen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving daarmee de uitstoot van broeikasgassen te verlagen. Als we minder vlees en zuivel eten, is er minder veevoer nodig en hoeft er dus minder natuur te worden omgezet in landbouwgrond. Een lagere vlees- en zuivelconsumptie leidt tot een vergroting van het efficiënt gebruik van hulpmiddelen en tot een verminderde uitstoot van broeikasgassen. Bovendien is een lagere consumptie van vlees en zuivel goed voor de gezondheid. Het rapport spreekt dan ook van een 'robuuste strategie'.

De directeur van het PBL maakt de opmerking dat (ik citeer): "Als je constateert in het rapport dat de vleesconsumptie in de EU twee maal zo hoog is als het gemiddelde in de wereld, is nog veel te winnen is. Zeker als je je bedenkt dat de EU geen enkel beleid heeft dat gericht is op het aanpassen van consumptiepatronen".

Kijk, als dan deze staatssecretaris zegt dat hij weinig heil ziet in het vervangen van vlees door plantaardige eiwitten (in tegenstelling tot zijn ambtsvoorganger) omdat hij dat ‘niet realistisch vindt’ en om die reden eigenmachtig breekt met het ingezette beleid op het gebied van een eiwittransitie, kunnen we ons afvragen hoezeer het hem ernst is met een verduurzaming van de voedselketen? Mag ik de staatssecretaris eens vragen of hij tijdens zijn handelsmissie in Brazilië iets heeft gedaan om de consumptie van vlees hetzij in Brazilië hetzij in Nederland te verminderen, of om de consumptie van vlees te bevorderen? Graag een heldere reactie, man en paard graag!

Voorzitter, dan wil ik het nu graag hebben over de jacht. Decennialang is er in Nederland gewerkt aan een flora- en faunawet waarin de bescherming van flora en fauna centraal stond, zoals ook bedoeld in verschillende Europese wetten die betrekking hebben op flora en fauna. Niet de mens stonden centraal in wetgeving, maar planten en dieren. Denkt de mens schade te lijden door bijvoorbeeld dieren, dan dient eerst geprobeerd te worden op een diervriendelijke wijze aan preventie te doen of de schade of overlast te bestrijden, alvorens naar het zwaarste middel gegrepen wordt, het jachtgeweer. Die systematiek, waarbij uitgegaan wordt van de beschermwaardigheid van de natuur, bevalt deze staatssecretaris in het geheel niet. Hij mag dan wel geen natuurbarbaar zijn, of zelfs het zelfbenoemde tegendeel daarvan, leuker voor de dieren gaat de staatssecretaris het niet maken, wel veel makkelijker voor de jagers.

Wie het blad De Nederlandse Jager leest, weet dat de staatssecretaris weliswaar stelt zelf niet te jagen, maar hij verkeert wel veel in jagerskringen, omdat z’n zoon en z’n schoonvader jagen, zo vertelt hij. En wat daarvan ook de reden mag zijn …. ook om zulke privézaken aan de grote klok te hangen…. de staatssecretaris is van plan om jagers vergaand tegemoet te komen. Van het wilde zwijn, een beschermde, niet bejaagbare diersoort, worden jaarlijks tot wel tachtig procent geschoten door jagers. Een meerderheid in de Tweede Kamer stelde daarom vast dat de grootschalige jacht geen effectief middel is gebleken. De Kamer riep staatssecretaris Bleker van Landbouw op om andere methoden van beheer te ontwikkelen. De meerderheid van de Tweede Kamer wil een eind aan de jaarlijkse jacht op duizenden zwijnen en heeft in een motie geëist dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar alternatieven voor de jacht op deze (beschermde) diersoort.
Maar voorzitter, de staatssecretaris voelde daar helemaal niets voor en verwees naar de provincie Gelderland, die verantwoordelijk is voor de zwijnenstand. Een sterk staaltje afschuiftechniek naar willekeur, en daar zijn er meer van.

Wanneer jagers gebruik willen maken van jachtmiddelen die verboden zijn in het Benelux verdrag, namelijk met lichtbakken op vossen schieten, weigert de staatssecretaris daartegen op te treden met een wel zeer simplistische redenering. Hij zegt (ik citeer): “Ik ga ervan uit dat besluiten van Gedeputeerde Staten worden genomen binnen de relevante wettelijke kaders, inclusief het Benelux verdrag”. De staatssecretaris zegt dus das hij aanneemt dat de Provincie wel zal weten wat ze doet en dat het wel zal kloppen, en dat wie denkt dat het anders is, maar bij die provincie aan moet kloppen en bezwaar moet maken of anders naar de rechter moet stappen. Dat deed de Faunabescherming en ze werd door verschillende rechters in verschillende provincies in het gelijk gesteld. Maar, voorzitter, dat veranderde niets aan de opstelling van de staatssecretaris.

Die lijkt te denken, procedeer maar tot je een ons weegt, desnoods elke keer opnieuw in 12 provincies, de staatssecretaris voelt zich niet verantwoordelijk en verschuilt zich achter dezelfde provincies die hij bij andere onderwerpen die hem beter uitkomen wel op het matje roept. Met de steeds hoger wordende griffiekosten wordt het steeds moeilijker voor maatschappelijke organisaties om hun recht te halen en zijn ze steeds sneller uitgeprocedeerd, makkelijk zat. De staatssecretaris weet dus dat provincies zich niet aan de wet houden, maar doet niets. Hij bevordert daarmee wetsovertreding, analoog aan zijn oproep aan boeren om de natuurregels in stilte te omzeilen. Kan de staatssecretaris aangeven waarom hij niet ingrijpt als het Benelux verdrag stelselmatig geschonden wordt om jagers de ruimte te geven? Graag een helder antwoord.

Voorzitter, de staatssecretaris is werkelijk onnavolgbaar. Hij stelt namelijk ook in de Nederlandse Jager dat hij ook niet zit te wachten op twaalf verschillende vormen van provinciaal jachtbeleid. Dat dat ‘een discussiepunt’ is. Wat wil hij nou, voorzitter? Lees De Nederlandse Jager en u leest de wondere gedachtewereld van deze staatssecretaris beter kennen. Ik citeer: “Anderzijds zijn er uiteraard mensen die in principe tegen het doden van dieren zijn, die vinden dat wildpopulaties uit zichzelf wel een natuurlijk evenwicht zullen vinden. Daar is geen praten tegen, maar het hoort wel bij het leven: dingen uitleggen die veraf staan van de belevingswereld van andersdenkenden.

Voorzitter, het zijn niet de mensen die in principe tegen het doden van dieren zijn, maar wetenschappers die keer op keer aangeven dat dierpopulaties een natuurlijk evenwicht zullen bereiken als er maar niet structureel wordt ingegrepen door de mens middels bijvoeren of jagen. De staatssecretaris kwalificeert dit wetenschappelijk argument echter onder een emotionele redenering van mensen die principieel tegen het doden van dieren zijn. Maar dit is geen manier met wetenschappelijke inzichten om te gaan. De staatssecretaris vind zelf, en ik citeer: ‘Ik ben vatbaar voor argumenten, maar ik ben gevoelig voor karikaturen. Ik vind zelf dat ik uitblink in nuance’. Mooi, de staatssecretaris blinkt dus uit in nuance en van mensen die een andere mening hebben, zegt hij (ik citeer): ”daar is geen praten tegen”. Helder!

Voorzitter, wanneer de Nederlandse wet zegt dat de Kauw een beschermde diersoort is, heeft de staatssecretaris daar geen enkele boodschap aan. Als je een dode kauw hebt, mag je die ophangen als vogelverschrikker, en als die opvatting je niet bevalt dan ga je maar naar de rechter. Het is het soort powerplay die we wel kennen uit de strips van Cowboy Henk, met als enige verschil dat die verhalen humor bevatten terwijl de cowboyverhalen van deze staatssecretaris een dodelijke afloop kennen voor een steeds groter aantal dieren.
Wie zich afvraagt op welke wijze de staatssecretaris in zijn beleid tegemoet komt aan de wens van een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking om dieren te beschermen tegen de jagers, komt van een koude kermis thuis.

Want de staatssecretaris heeft meer op met jagerslatijn dan met maatschappelijke opvattingen, voorzitter. Ik citeer: “Uiteindelijk is het er de jagers om te doen de wildpopulatie in stand te houden. Jagers willen oogsten én beheren. Hij zegt: “Zelf ben ik geen jager, maar mijn zoon is dat wel en mijn schoonvader was het. Daarom is jagen voor mij synoniem aan op een fatsoenlijke manier met de natuur omgaan. Netjes voor de natuur zorgen en erop letten dat je volgend jaar weer kunt jagen, dat typeert de serieuze jager’. ‘De kansen voor jagers om mee te denken over concrete maatregelen in het landelijk gebied – maatregelen die gunstig zijn voor de wildstand – worden alleen maar groter, daar ben ik heilig van overtuigd’.

Voorzitter, de heilige overtuiging van deze staatssecretaris is dus dat de kansen voor jagers alleen maar groter worden. De pakweg 1,5 promille van de Nederlandse bevolking die jaagt krijgt van deze staatssecretaris meer prioriteit dan de wensen van de 97% van de Nederlandse bevolking die plezierjacht afwijst. Zelden werd de arrogantie van de macht duidelijker in cijfers uitgedrukt dan in dit geval. Als het aan de staatssecretaris ligt worden meer diersoorten vrij bejaagbaar en verliezen beschermde diersoorten hun status. Over het verlies van deze beschermde status luidde half april negenenzeventig hoogleraren, onder wie de voorganger en partijgenoot van de staatssecretaris, Cees Veerman, de noodklok. Ik citeer: 'De draconische bezuinigingsmaatregelen op natuur leiden ertoe dat wat in decennia is opgebouwd op zeer korte termijn teloor dreigt te gaan.' (einde citaat).

Voorzitter, enkele dagen later zit onze staatssecretaris in de radiostudio van Dit is de Dag. Voor de microfoon legt hij uit dat de hoogleraren zich helemaal geen zorgen hoeven te maken. Ik citeer: 'Voor de grutto, de das en die andere soorten wordt het door het beleid van deze regering niet slechter. Nee, we gaan een stap vooruit.' (einde citaat). De Ecologische Hoofdstructuur wordt bij hem misschien iets compacter, maar hij zal in 2018 dankzij de staatssecretaris wel af zijn. Op de vraag van Tijs van den Brink of bedreigde diersoorten als de boomkikker, de das en de grutto tegen die tijd dan niet verdwenen zouden zijn, antwoordt de staatssecretaris: 'Nou, met de grutto gaat het gemiddeld genomen héél goed'.

Het is de staatssecretaris ten voeten uit. Lastige vragen pareert hij met bluf en bravoure, en zijn eigen versie van de waarheid. Want wat zijn de feiten? Volgens de laatste cijfers van Vogelbescherming is het aantal broedparen van de grutto tussen 1980 en nu gestaag gedaald van honderdduizend naar vijfentwintigduizend, de vogel staat al jaren op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten.

Voorzitter, in het regeerakkoord heeft het Kabinet afgesproken dat nationale koppen op de Europese wetgeving moeten worden opgespoord en 'verwijderd'. Dit heeft vergaande gevolgen. Zo regelt de huidige Flora- en Faunawet dat er geen jacht mag plaatsvinden in natuurgebieden, maar aangezien dat geen verplichting is die door Europa is opgelegd, wil de staatssecretaris dit verbod schrappen.

Voorzitter, de Flora- en Faunawet somt limitatief op vanwege welke belangen een ontheffing tot het doden van beschermde dieren kan worden verleend: belangrijke landbouwschade of gevaar voor de openbare veiligheid. De staatssecretaris heeft de afgelopen tijd net als zijn voorganger de wet naast zich neergelegd om werkelijk alle triviale redenen aan te grijpen om de jagers hun gang te laten gaan. De staatssecretaris zegt dat de provincies zelf moeten bepalen wanneer zij vinden dat dieren gedood mogen worden. Dit gaat lijnrecht in tegen het uitgangspunt dat het een landelijke taak is om de kaders te scheppen rondom het al dan niet mogen gebruiken en doden van dieren.

Voorzitter, in een klein en vol land is het onvermijdelijk dat mensen wel eens overlast veroorzaken. De overheid is er dan om zo mogelijk de burgers te beschermen. Erg uit de verf komt dat meestal niet. Komt er iedere twee minuten een vliegtuig laag over? Dan passen we de geluidsnormen aan. Is die nieuwe megastal bij u in de buurt een bron van stank? Had u maar in de stad moeten gaan wonen. Wilt u graag dat die nieuwe snelweg er niet komt? Dan worden uw inspraakmogelijkheden beperkt. Vindt u 24 treinen per uur langs uw achtertuin wat veel van het goede en wilt u graag een tunnel? Daar is geen geld voor.

Heel anders wordt de situatie wanneer iemand overlast meldt die door in het wild levende dieren wordt veroorzaakt. Als een gans wat van uw gras eet of een damhert aan uw seringen knabbelt of een wild zwijn uw grasveldje omwoelt, dan staat de overheid pal! Gedeputeerden schuiven democratisch genomen beslissingen opzij, en dit kabinet roept dat we de dieren moeten vergassen. Deze staatssecretaris roept de landbouw op om de wet te omzeilen en hij wil niet weten hoe ze het doen als ze het maar in stilte doen. De staatssecretaris spreekt als het gaat om in het wild levende dieren over 'onhoudbare situatie', explosieve groei en enorme schade. Ook als daar geen enkele cijfermatige onderbouwing voor is.

Vandaag nog legt de Vogelbescherming in het Radio 1 journaal uit dat de kolgans enkel in Nederland overwintert en in het voorjaar naar het Noorden wegtrekt. Het gaat niet goed met hun stand, het aantal jongen loopt terug. Van het wilde zwijn is bekend dat deze geregeld door jagers wordt bijgevoerd, hoewel dit verboden is. Ook is bekend dat de tellingen door de jagers zelf worden gedaan en dat deze worden bijgehouden in niet voor iedereen openbare registers. Het wilde zwijn staat nota bene op de rode lijst van bedreigde en kwetsbare zoogdieren van Nederland.
Als de staatssecretaris zo goed weet hoe de stand van zaken is met betrekking tot de economische schade die ontstaat door in het wild levende dieren, dan moet hij dat hebben afgezet ten opzichte van de economische waarde die de fauna heeft voor de economie. Graag een klip en klaar antwoord op de vraag hoe groot de economische waarde is die niet bejaagbare en dus niet schuwe dieren voor een regio hebben in termen van opbrengsten voor het toerisme en woongenot.

De staatssecretaris zegt er voor de boeren te zijn. Maar als je kijkt naar zijn voornemens dan zie je dat dit niet waar is. Het bejaagbaar maken van ganzen bijvoorbeeld zal zeer ongunstig uitpakken voor de boeren. Nu krijgen ze, terecht of niet, jaarlijks ruim zes miljoen euro aan schadevergoedingen uitgekeerd. Dat zal met de plannen van de staatssecretaris afgelopen zijn, aangezien de overheid geen schadevergoedingen uitkeert voor bejaagbare soorten. De agrariërs zullen hun schade moeten verhalen op de jagers. Is dat de bedoeling zo vraag ik de staatssecretaris? De staatssecretaris laat zijn oren hangen naar de jagerslobby. Ik hoor hem al pleiten voor het bejaagbaar maken van het ree omdat het dier veel landbouwschade zou veroorzaken, maar voorzitter, uit de cijfers van het Faunafonds blijkt dat in het geheel niet. Beleid op geen enkel feit gestoeld, voorzitter, dat is het.

De ongehoorde brutaliteit die spreekt uit dit soort voornemens kan alleen maar bestaan bij de gratie van de veronderstelling dat veel politieke partijen op dit moment belangrijker zaken aan hun hoofd hebben dan opkomen voor dieren. Mocht dat zo zijn, dan kan ik u zeggen dat zowel de staatssecretaris als partijen die dit pro-plezierjachtbeleid denken te moeten steunen zich ernstig vergissen. Ondanks het feit dat jagers zich keer op keer ernstig misdragen met het vergiftigen van beschermde roofdieren, met het schieten van dieren die beschermd zijn, met het jagen op onwettige manieren en met het letterlijk aan flarden schieten van de natuurlijke populatiedynamiek en groepshiërarchie van intelligente dieren, neemt de staatssecretaris geen afstand van deze recreatieschutters, maar wil hij ze juist belonen met een wettelijke status. Kan de staatssecretaris dat eens uitleggen, zonder al teveel omhaal van woorden?

Toen een aantal organisaties vergaderde over de ganzenpopulatie in Nederland in het ganzen8 verband, liet de staatssecretaris ze nadenken en discussiëren over mogelijke oplossingen voor vermeende problemen, terwijl hij allang wist dat er sprake was van zinloos overleg. Immers de staatssecretaris was allang van plan om ganzen doodleuk vogelvrij te verklaren, wat de ganzen8 of later de ganzen7 daar ook van zouden vinden. Ook de jagers, die het ganzen8 overleg verlieten omdat ze vonden dat het schieten van ganzen tijdens de zomervakantie hun toch al niet te beste imago verder zou kunnen bezoedelen, wisten ze allang wat hun staatssecretaris voor ze in petto had. Uit correspondentie van de Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging blijkt dat de heren (nee, inderdaad voorzitter, er zijn maar weinig vrouwen die lol beleven aan het doden van dieren) bleek dat de heren uiterst content waren met de plannen van hun beschermheer.
Voorzitter, deze staatssecretaris heeft lak aan dieren, aan de natuur en aan het milieu. Hij pretendeert het tegenovergestelde van een natuurbarbaar te zijn, maar verzuimt bij elke gelegenheid daarvan het ondersteunend bewijs te leveren.

Hij lijkt er een genoegen in te scheppen natuurwetten te tarten, sterker nog hij heeft inmiddels een zodanige overmoed ontwikkeld dat hij meent een nieuwe natuurwet te kunnen schrijven, die bestaande natuurwetten zou moeten vervangen. Daar gaan we het nog uitgebreid over hebben als de wet naar de Kamer komt. Straks zal mijn collega Ouwehand haar licht laten schijnen over de wijze waarop deze staatssecretaris indruist tegen onze natuur.

18 mei 2011

PvdD hekelt inzet prinses Máxima voor promotie Nederlandse zuivel in Vietnam

Nederland heeft ervoor gekozen om een transitie tot stand te brengen van productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar meer plantaardige eiwitten. In dat licht is het vreemd dat Prins Willem Alexander tijdens de duurzaamheidsconferentie van de VN in New York in 2009 pleitte voor vermindering van de vleesconsumptie, maar dat Prinses Máxima in 2011 een handelsmissie leidt die de afzet van Nederlands varkensvlees en Nederlandse zuivel in Vietnam moet bevorderen.

De PvdD stelt daarom Kamervragen waarbij nog een aantal haken en ogen worden genoemd aan het promoten van zuivel en vlees in Azië.

Vragen van het lid Thieme (Partij voor de Dieren) aan de staatssecretarissen van Economie, Landbouw en Innovatie en van Infrastructuur en milieu over het bevorderen van de consumptie van dierlijke eiwitten in Azië.

1. Kent u de bericht en “Máxima moet Vietnam aan de melk krijgen”? en “Samenwerking Safety Guard kalfsvlees China”.

2. Is het waar dat tijdens de handelsmissie aan Vietnam leden van het Koninklijk huis zijn ingezet voor de promotie van de zuivel- en vleessector? Zo nee, op welk misverstand kan dit bericht berusten?

3. Deelt u de mening dat het bevorderen van de handelsbelangen en afzet van de Nederlandse varkenssector en zuivelsector in het buitenland haaks staat op het Nederlandse beleid om een transitie tot stand te brengen van productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar meer plantaardige eiwitten zoals vastgelegd in de beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen (TK 31 532, nr. 17) waarin wordt aangegeven dat een verschuiving nodig is in de consumptie van dierlijke eiwitten naar duurzamer geproduceerde dierlijke en plantaardige eiwitten?

4. Is het waar dat het zuivelmerk Dutch Baby dat sinds 1954 gevoerd werd door Friesland, in 1984 werd omgevormd in Dutch Lady na klachten over het feit dat moeders van pasgeborenen ten onrechte de indruk kregen dat koemelk beter zou kunnen zijn voor hun baby dan moedermelk?

5. Is het waar dat in Aziatische landen een verhoogde mate van lactose-intolerantie heerst en dat daarin de oorzaak gezocht moet worden voor het feit dat in landen als China en Vietnam enkele decennia geleden nog nauwelijks koemelk gedronken werd? Zo nee, welke reden ziet u dan voor het feit dat zuivel nauwelijks genuttigd werd in Aziatische landen?

6. Kunt u aangeven of in heden of verleden op enigerleiwijze Nederlandse overheidssteun is gegeven aan de bevordering van melkafzet in Aziatische landen zoals China en Vietnam, bijvoorbeeld voor de proef/modelboerderijen in Binh Hoa of Siddair? Kunt u specifiek zijn in bestede middelen en doelen?

7. Kent u het bericht ‘Melkveehouderij haalt milieudoelen niet’?

8. Kunt u aangeven of de sterk stijgende melkconsumptie in Vietnam of de oproep van de Chinese premier om schoolkinderen dagelijks een halve liter melk te laten consumeren door Nederland wordt toegejuicht en/of zou moeten worden bevorderd vanuit de milieuproblemen die samenhangen met de productie van melk? Zo nee, waarom niet?

9. Kent u het bericht van de WHO “Estimating the cardiovascular mortality burden attributable to the European Common Agricultural Policy on dietary saturated fats” waarin gesteld wordt dat het bevorderen van de consumptie van verzadigde dierlijke vetten ernstige negatieve gevolgen voor de volksgezondheid heeft en dringend moet worden herzien? Hoe beoordeelt u deze conclusie in relatie tot het van overheidswege bevorderen van de afzet van dierlijke eiwitten in Vietnam en China?

10. Is het nog steeds het standpunt van de Nederlandse regering dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket? Zo nee, wanneer is dit standpunt gewijzigd en hoe luidt het nu? Zo ja, acht u het in dat geval verantwoord om de consumptie van vlees van regeringswege te promoten in ontwikkelingslanden en opkomende economieën?

11. Kunt u aangeven hoe u de specifieke rol van Prinses Máxima, Prins Willem Alexander, Staatssecretaris Bleker, Staatssecretaris Atsma en vice-premier Verhagen ziet bij de promotie van producten die volgens de WHO en het Nederlandse kabinet tot schade aan de volksgezondheid en aan het milieu kunnen leiden?

12. Kunt u aangeven of het de geloofwaardigheid van leden van ons koningshuis schaadt wanneer Prins Willem Alexander tijdens de duurzaamheidsconferentie van de VN in New York in 2009 pleitte voor vermindering van de vleesconsumptie, maar in 2011 met Prinses Máxima een handelsmissie leidt die de afzet van Nederlands varkensvlees en Nederlandse zuivel in Vietnam moet bevorderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u de aantasting van deze geloofwaardigheid van leden van het Koninklijk huis in de toekomst beschermen?

13. Kunt u aangeven of u de mening deelt dat het Nederlandse beleid ten aanzien van klimaatbescherming en de transitie naar een meer plantaardig voedingspatroon ook zou moeten doorklinken in buitenlandse handelsmissies en buitenlands beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u dit voor de toekomst vormgeven?

14. Deelt u de mening dat strekking en inhoud van achterhaalde campagnes uit het verleden om de consumptie van vlees en zuivel te bevorderen, niet tot het Nederlandse handels- en buitenlandbeleid zouden mogen behoren? Zo nee, waarom niet?

15. Kunt u aangeven of en in hoeverre de bevordering van de consumptie van plantaardige eiwitten onderdeel is geweest van de handelsmissies naar Vietnam en China? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de verhouding aangeven ten opzichte van de aandacht voor dierlijke eiwitten, dit met het oog van de door de regering voorgestane eiwittransitie?

12 mei 2011

Nederlandse intensieve veehouders spreken niet de waarheid over waarom vlees zo goedkoop is

Nederlandse veehouders voelen zich niet gewaardeerd door de Nederlandse samenleving, zo blijkt uit het onderzoek naar de megastallen door bureau Veldkamp.

De veehouders vinden een debat over megastallen een goed initiatief mits er voor wordt gezorgd dat de uiteindelijke beslissing op rationele argumenten wordt genomen. Een belangrijke voorwaarde voor een debat is volgens hen: ‘... eerst zorgen dat iedereen dezelfde kennis heeft.’ Volgens hen zou bijvoorbeeld onder de aandacht van de burger moeten worden gebracht dat een kilo heel goedkoop vlees alleen maar zo goedkoop kan zijn, omdat het is ingevoerd uit landen waar de regelgeving veel minder streng is dan in Nederland.

Dat is een merkwaardige opvatting. In ons land worden drie keer zoveel dierlijke producten geproduceerd dan in ons land wordt geconsumeerd. Twee derde is bedoeld voor de export en kan op buitenlandse markten in prijs concurreren omdat het in ons land grootschalig wordt geproduceerd tegen slechte dierenwelzijnsomstandigheden. Er zijn in ons land veel regels tav dierenwelzijn, maar omdat deze in de praktijk vrijwel niet gecontroleerd worden, drukken deze regels nauwelijks op de kostprijs van vlees en zuivel. Hoe zou een Nederlandse boer anders kunnen concurreren met zijn buitenlandse collega’s waar de voorwaarden om goedkoop en verantwoord te produceren vaak beter zijn?
Verstaat een Nederlandse boer zijn vak dan beter? Hij zou het de consument wel graag doen geloven met de universiteit van Wageningen achter zich, maar helaas: niets is minder waar.
Omdat er in ons land zoveel vlees en zuivel wordt geproduceerd is er een grote verwerkende industrie die ook vlees en zuivel uit het buitenland importeert. De supermarkten kunnen dus kiezen welk vlees zij aan de consument aanbieden. Veehouders produceren voor het buitenland en Nederlandse consumenten krijgen goedkoop vlees aangeboden uit eigen en buitenland.
Er wordt gewoon langs elkaar heen gepraat. Zelfs wanneer alle Nederlanders vegetariër zouden worden dan zou dat de Nederlandse intensieve veehouders niet raken zolang dit ook niet geldt voor de buitenlandse consument want hun producten worden in het buitenland afgezet. Waarom zouden de veehouders dan klagen, want de buitenlandse consumenten weet vrijwel niets over de Nederlandse omstandigheden van het vlees en zuivel dat zij kopen.
Hoe kan een Nederlandse veehouder waardering verwachten voor een ondernemer die geld verdient ten koste van de eigen omgeving door het milieu te belasten, het aanzicht van het platteland te verzieken met megastallen en ook nog geen kwaliteit te geven aan het welzijn van dieren in de afgesloten stallen?
Laat de overheid de Nederlandse agrosector ook de kosten van de bedrijfsvoering (vervuiling) doorberekenen in plaats van af te wentelen op de Nederlandse belastingbetaler en te ondersteunen met EU subsidie. Dan is het gauw gedaan met de oneerlijke concurrentie van de intensieve veehouderij met de goedwillende kleinschalige ondernemer die zijn dieren buiten wil laten lopen in natuurlijke omstandigheden.

06 mei 2011

Kan een vleeseter bijdragen aan een beter milieu?

Stephen McDonnell is oprichter en directeur van Applegate Farms, een Amerikaans vleesverwerkingsbedrijf dat biologische producten levert. Hij wordt geciteerd in het mei 2011 nummer van Ode met de stelling dat carnivoren goed kunnen zijn voor het milieu.
In hetzelfde nummer schrijft ex-vegetariër Loren Berlin dat zij met de terugkeer van vlees op het menu niet alleen haar eigen gezondheid dient, maar ook die van de aarde.
Beide beweringen zijn onzin, uiteraard, maar waarom dan deze beweringen?
Wanneer iemand besluit vlees te eten dan maakt het natuurlijk wel uit waar hij zijn vlees betrekt. Vlees van koeien die zomers in de wei staan is beter dan vlees uit de bio-industrie ondanks de claim van de sector dat zij zo beter de mest kan verzamelen. Mest is het probleem niet, dat is zelfs nuttig voor de vruchtbaarheid van het land, maar te veel mest is gif voor het leven op de gronden waar het wordt uitgereden. Er wordt, zeker in ons land, veel te veel vee gehouden vanwege de export.
Voor het collectief van het belang van de aarde is het beter dat we minder vlees gaan eten, maar het individu dat vindt dat zij goed bezig is om matig vlees te eten van biologische gehouden koeien die zomers buiten komen, kan beter stellen dat zij minder een aanslag doet op de gezondheid van de aarde dan een gewetenloze vleeseter.

31 maart 2011

De woede over de MKZ ruimingen in Kootwijkerbroek

10 jaar geleden werd vee geruimd in Kootwijkerbroek. Er werd veel verzet gepleegd want de Kootwijkerbroekers waren er niet van overtuigd dat er echt MKZ was.
De reden van de ruiming was dat de MKZ de exportpositie van de Nederlandse veehouderij bedreigde. MKZ (Mond-en KlauwsZeer) is een besmettelijke ziekte die een koe best kan overleven en die niet echt schadelijk is voor de mens. Maar voor de economie des te meer.
In de publiciteit rondom het verzet van de Kootwijkerbroekers tegen de ruimingen wordt dit element vreemd genoeg nauwelijks genoemd. De Kootwijkerbroekers hadden hun vee graag behouden en in vorige eeuwen werkte dat ook zo. MKZ trad af en toe op en verdween weer. Maar omdat het vee in Kootwijkerbroek ook deel uit maakt van de Nederlandse exportbelangen is het niet God die in Kootwijkerbroek beslist over leven en dood van de veestapel maar de RVV (Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees).
Het is dus een beetje flauw dat de media weinig aandacht schenkt en schonk aan deze achtergrond, want nu lijkt het of de religieuze achtergrond van de Kootwijkerbroekers een doorslaggevende rol speelt. Van boeren (veehouders) is bekend dat zij niet erg genuanceerd zijn in het erkennen van de gevolgen van hun wens om enerzijds veel geld te verdienen aan hun beroep en aan de andere kant weinig geneigd zijn om zich te onderwerpen aan het gezag van de overheid. De overheid keek 10 jaar geleden vanuit het perspectief van de exportbelangen, de Kootwijkerbroekers keken vanuit het perspectief dat je een koe met MKZ niet noodzakelijkerwijs hoeft te doden. Los daarvan is het voor iedere boer verschrikkelijk zuur om dieren gedood te zien waar ze zoveel energie in hebben gestoken,
Maar omdat de veestapel van de Kootwijkerbroekers deel uitmaakt van de veel te grote veestapel in Nederland zullen ze moeten kiezen: of zij richten zich op een kleinschalige, diervriendelijke en ecologisch verantwoorde veehouderij of zij scharen zich bij de exportbelangen van de Nederlandse agrobusiness. Kiezen ze voor het eerste (eventueel vanuit oprecht "rentmeesterschap"), dan hebben ze een punt wanneer ze zich verzetten tegen een overheid, die economische belangen boven dierenwelzijn stelt.

Zie ook de ervaring van de dierenartsen.

25 maart 2011

Dierenwelzijn is geen exportproduct

Sommige dierenbeschermers worden enthousiast van het idee dat Nederland een exporteur van dierenwelzijn zou kunnen zijn. Waarschijnlijk denken ze dat wanneer dierenwelzijn een exportproduct is dat dan het dierenwelzijn wel goed geregeld zou moeten zijn. Het is zo een beetje een indirecte, maar ook doorzichtige manier om in Nederland dierenwelzijn te bevorderen.
Waarom is dit niet zo’n goed idee? Wel, dierenwelzijn is van oudsher in ons land slecht geregeld. Met de komst van de intensieve veehouderij werden de stallen steeds groter. Deze ontwikkeling werd verdedigd met de bewering dat in grote stallen dierenwelzijn niet per se slecht geregeld zou zijn.
Maar minder slecht geregelde dierenwelzijn is nog steeds slecht geregelde dierenwelzijn. Het zijn allemaal woordspelletjes en oneigenlijke argumenten. Wil een dier welzijn ervaren dan moet er sprake zijn van vijf vrijheden:
  1. Vrijheid van honger en dorst
    - direct toegang tot vers water en voedsel om gezond te blijven
  2. Vrijheid van ongemak
    - door een comfortabel onderdak en rust te bieden
  3. Vrijheid van pijn, verwonding en ziekte
    - door dit te voorkomen of snel te diagnosticeren en te behandelen
  4. Vrijheid om normaal gedrag te vertonen
    - door voldoende ruimte, mogelijkheden en gezelschap van soortgenoten
  5. Vrijheid van angst en spanning
    - door voor omstandigheden te zorgen die lijden vermijden
Met name de vrijheid om normaal gedrag te vertonen is de vrijheid die wordt geschonden door dieren het hele jaar op stal te houden.
De naïviteit van sommige dierenbeschermers is inderdaad grenzeloos. We zagen dit al eerder bij het begrip intrinsieke waarde. Er is geen enkele boer die ontkent dat dieren een intrinsieke waarde hebben. Dat zou de dierenbescherming argwanend moeten maken. Het enige wat helpt is de veestapel in ons land te verkleinen zodat de overblijvende dieren daadwerkelijk naar buiten kunnen zonder dat er sprake is van een mestoverschot.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.