De omvang van de veeteeltindustrie in Nederland heeft
aanzienlijke gevolgen voor het milieu, de biodiversiteit en het welzijn van
dieren. Hoewel het steeds duidelijker wordt dat het noodzakelijk is om de
veestapel te verkleinen, blijkt het moeilijk om veehouders in Nederland te
overtuigen om hieraan mee te werken.
Economische belangen en export
Een belangrijk argument van veehouders is dat Nederlandse
boeren een groot deel (70%) van de geproduceerde zuivel en vlees exporteren,
waardoor zij stellen dat zij niet alleen de Nederlandse bevolking voeden, maar
zelfs de wereld. Ze zijn trots dat Nederland positie 2 als exportland van landbouwproducten
inneemt. De afhankelijkheid van exportmarkten zorgt voor economische druk en
veehouders zijn bezorgd dat het verkleinen van de veestapel hun inkomsten zal
schaden. Het is echter belangrijk om de duurzaamheid en milieueffecten in
evenwicht te houden met economische belangen, zodat er ruimte is voor een
geleidelijke transitie naar een meer duurzame veeteeltsector. Voor het voeden
van de grote veestapel moet veevoer worden geïmporteerd uit gebieden waar de
productie ten koste gaan van de ecologie (kap van regenwoud).
Eigen portemonnee versus duurzaamheid
Hoewel sommige veehouders mogelijk hun eigen financiële
belangen boven duurzaamheid plaatsen, is het belangrijk om te benadrukken dat
niet alle veehouders op dezelfde manier handelen. Veel biologische veehouders
zijn zich bewust van de impact van de veeteelt op het milieu en waren al eerder
bereid om duurzamere praktijken te implementeren. Hun marktaandeel in eigen
land is nog klein. Echter, de transitie van de intensieve veehouderij naar een
duurzamere veeteeltsector kan door de grote investeringen die eerder zijn
gedaan complex en kostbaar zijn, waardoor sommige intensieve veehouders
terughoudend zijn om snel veranderingen door te voeren. Het is van cruciaal
belang om steun te bieden aan goedwillende veehouders bij het implementeren van
duurzame praktijken en het vinden van economisch rendabele oplossingen. Echter
niet alle veehouders kunnen hun zin krijgen. Zitten ze te dicht bij Natura 2000
gebieden dan zal uitkoop en bedrijfsbeëindiging de snelste oplossing zijn voor
zowel verkleining van de neerslag van ammoniak op het natuurgebied als
verlaging van de stikstofuitstoot als geheel. Bedrijfsbeëindiging kan ook
ruimte geven om te voldoen aan de Europese afspraken die Nederland heeft
gemaakt om een minimum deel van het landoppervlakte als natuur te bestempelen. We
blijven nu nog onder het minimaal afgesproken omvang van natuur in ons land.
Impact op biodiversiteit en milieu
De huidige omvang van de veestapel heeft nadelige effecten
op de biodiversiteit en het milieu. Intensieve landbouwpraktijken leiden tot
verlies van natuurlijke habitats, waterverontreiniging en de uitstoot van
broeikasgassen. Het verminderen van de veestapel is essentieel om deze
negatieve effecten te verminderen en ruimte te creëren voor natuurbehoud. Op
basis van Europese afspraken zou er meer ruimte moeten worden gecreëerd voor
natuurlijke ecosystemen, waardoor de biodiversiteit kan herstellen en de
veeteelt duurzamer kan worden.
Economische bijdrage en prioriteiten
Terwijl de bijdrage van de Nederlandse veehouderij aan de
economie (BNP) minder dan 1 procent is, maken veehouders zich zorgen over hun
inkomsten (gezond verdienmodel) en bedrijfsvoortbestaan. Het is echter cruciaal
om een evenwicht te vinden tussen economische belangen en duurzaamheid, waarbij
ook rekening wordt gehouden met de lange termijn consequenties voor het milieu,
de biodiversiteit en de volksgezondheid. Een duidelijk landbouwbeleid dat
primair gericht is op natuurherstel en niet op exportpositie en het bieden van financiële
ondersteuning aan milieubewuste veehouders bij het implementeren van duurzame
praktijken kan helpen bij het creëren van een meer evenwichtige en
toekomstbestendige veeteeltsector.
Eindeloos en zinloos polderen
De volgende tekst is een uitgebreid citaat uit de column van Raoul du Pré in de Volkskrant van 22 juni 2023.
"het kabinet hóéft geen Landbouwakkoord te hebben om landbouwbeleid te kunnen voeren. Het streven naar een akkoord kwam uit de koker van nationaal bemiddelaar Johan Remkes, die in het najaar zo zijn best deed om de door hem veronderstelde kloof tussen stad en platteland te dichten.
Door alle aandacht voor dat deel van Remkes’ boodschap, raakte het andere deel wat ondergesneeuwd. Remkes drukte toen wederom het land met de neus op de feiten: ‘We zijn aan het einde van de juridische mogelijkheden. De enige manier om het land van het slot te halen is natuurherstel. Dat vereist, op korte termijn, veel minder uitstoot.’ En aangezien er nog altijd geen onomstreden technische innovaties voorhanden zijn die genoeg bewezen effect hebben, is de conclusie onontkoombaar: Nederland zal het met minder vee moeten doen. Maar dat is precies de conclusie waartegen een deel van de boeren zich nog altijd verzet. Daarom wankelde het Landbouwakkoord vanaf de eerste dag van de onderhandelingen.
Nu die zijn mislukt, is er geen reden om bij de pakken neer te zitten. Integendeel. Want weliswaar past het streven naar consensus en inspraak in een lange Nederlandse traditie, maar uitgerekend in de landbouw is de invloed van de sector op het overheidsbeleid in de afgelopen decennia eerder te groot dan te klein geweest. Reeksen ministers van Landbouw stelden zich jarenlang in de eerste plaats op als belangenbehartiger van de boeren.
Dat heeft het land noch de sector veel goeds gebracht. Alle oproepen tot een fundamentele herbezinning op de aard van de Nederlandse veeteelt zijn genegeerd, ook nadat de grote uitbraken van varkenspest, salmonella, gekkekoeienziekte, mond- en klauwzeer en Q-koorts tot groeiende ongerustheid leidden. Een groot deel van de sector is nog altijd gebouwd op te goedkope bulkproductie en wordt gestut door subsidies en ontheffingen die nadelig uitpakken voor het milieu, het dierenwelzijn en het klimaat. De boeren zelf moeten werken met te lage marges en een overvloed aan bureaucratie.
Ook zonder handtekening van Sjaak van der Tak kan de overheid daar veel aan verbeteren, met alle middelen die een overheid nou eenmaal ter beschikking staan: met subsidies voor verduurzaming, met belasting op vervuiling en milieuschade, met hulp en advies voor boeren die willen omschakelen, met de prima uitkoopregeling die sinds kort openstaat en desnoods met dwangmaatregelen tegen de stikstofpiekbelasters nabij de natuurgebieden, als binnenkort onverhoopt blijkt dat vrijblijvendheid niet werkt.
De boeren moeten helemaal niet weg, zoals hun militante actieleiders blijven suggereren. Ze horen er juist helemaal bij. Maar ze moeten wel hun medeverantwoordelijkheid nemen voor het stikstofprobleem. Dan maar zonder akkoord.".