Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.
Posts tonen met het label agrarisch. Alle posts tonen
Posts tonen met het label agrarisch. Alle posts tonen

13 juni 2019

Het gebrek aan ethiek in de veehouderij

In de veehouderij worden twee universele ethische waarden geschonden: ‘Gij zult niet stelen’ en ‘Gij zult niet doden’. De consument, die de relatief goedkope zuivelproducten afneemt, is zowel medeplichtig als belastingbetaler een onwetende melkkoe. Het doden van de dieren wordt uitbesteed aan de slachterij. De boer beperkt zich tot het steken van het energie in verzorging tot het dier of het gewas niet meer groeit en afgevoerd kan (moet) worden.
Wat er wordt gestolen is de vrijheid van het dier om natuurlijk te leven. Omdat het merendeel van de Nederlandse agroproductie wordt geëxporteerd moet het houden van dieren in ons land zo goedkoop worden uitgevoerd dat het product kan concurreren op buitenlandse markten. Om de kostprijs laag te houden, wordt bezuinigd op dierenwelzijn. Daarmee steelt de veehouderij dierenwelzijn en concurrentiepositie. Wij dwingen boeren in het buitenland om hun wijze van werken met dieren te versoberen om in hun eigen land concurrerend te kunnen blijven.
Veevoer wordt geïmporteerd uit gebieden in Zuid-Amerika waar de bossen worden gekapt en platgebrand en zo gebied wordt gestolen van de oorspronkelijke inwoners en dieren. Na ons de zondvloed als gevolg van klimaatopwarming en zeespiegelstijging.

De Nederlandse consument profiteert van de lagere, binnenlandse prijs van landbouwproducten die het gevolg is van de export. De burger profiteert ook van de werking van de gewasbeschermingsmiddelen omdat het aantal insecten boven het asfalt zo drastisch wordt verminderd dat auto’s praktisch schoon blijven. Weilanden veranderen in groene woestijnen waaruit de meeste bloemen en kleuren zijn verdwenen. Weidevogels die als bodembroeders kwetsbaar zijn worden vervangen door vogels die in bomen, gebieden of gebouwen buiten de groene woestijn broeden. Bijvoorbeeld ooievaars, ganzen, roeken en reigers. De enkele weidevogel die buiten reservaten tot broeden komt kan zijn jongen niet meer grootbrengen omdat zij als enkeling niet meer samen kunnen werken met soortgenoten om hun jongen te beschermen tegen predatoren en omdat boeren vroeg en veelvuldig het weiland maaien zonder rekening te houden met haar bewoners. Brachten koeien vroeger buiten de wintermaanden zelf de mest op het land en raakten mest en urine niet vermengd zodat het geen ammoniak vormde, met het verzamelen en uitrijden van gier wordt ook een uniform en overbemest landschap gecreëerd.
De ammoniakneerslag in de natuurgebieden werkte als een bemester zodat die er nog groener uit gingen zien, wat bij het publiek wordt geassocieerd met gezonde natuur. Welke niet biologisch geschoolde wandelaar heeft er nu weet van dat er nauwelijks unieke planten en dieren voorkomen?
 

Vlak na de tweede wereldoorlog was de positie van de boer nog niet omstreden omdat hij alleen werkte voor de voedselvoorziening van de eigen omgeving. Door de schaalvergroting, gewasbeschermingsmiddelen en de automatisering kwam er de verleiding van het grote geld bij dat verdiend kon worden door de wereldmarkt op te gaan. Stapje voor stapje voor stapje werd de boer losgeweekt van zijn natuurlijke manier van werken. Zijn geweten werd gesust door banken, bouwbedrijven, loonwerkers, pr-medewerkers en agro-organisaties die veel meer mogelijkheden zagen om markten te vergroten en om geld te verdienen". Onze boeren zijn toppers die de wereld voeden". Zonder onderbouwing worden beweringen gedaan als "hoogste graad van dierenwelzijn en laagste graad van milieu-impact". Vervuiling wordt niet gemeten en gecheckt, maar berekend met modellen.

Het werken met grote bedragen, productie en omzet gecombineerd met demagogische mediasteun maakte de boer ijdel. Hij werd manager en grote ondernemer en in principe (als hij het goed aanpakte) miljonair. Boeren die niet meer mee wilden en/of meekonden, werden opgekocht en hun verbruiksruimte gebruikt om nog meer te groeien. Met de grote aantallen dieren (onzichtbaar) in de stallen was het individuele leed van zieke dieren een kwestie van statistiek. Zij waren lastig en geneeskundige hulp was kostbaar. Door de dieren sneller te laten groeien en meer te laten produceren en korter te houden werd de kans op uitval door ziekte als gevolg van stress verkleind.

Hoe deze ontwikkeling verder gaat is mede afhankelijk van het publiek. Zullen zij relatief onverschillig blijven voor wat er gebeurt op ongeveer 50% van ons landoppervlakte met (exclusief schade) slechts 3 tot 4% bijdrage aan het BNP (alleen veehouderij 0,5%, samen met bosbouw en visserij: 1,5%) of zal op tijd het inzicht doorbreken dat een gezonde balans tussen werken vanuit ethische waarden, gezonde ecologie en duurzame economie een aantrekkelijker en gezondere samenleving opleveren? Kan voedsel ook zo worden geproduceerd dat er geen slachtoffers (mens en dier) vallen?


Afzien van diergebruik is geen teken van morele superioriteit, maar een vorm van innerlijke beschaving waarmee je laat zien dat je evenwaardigheid niet alleen met de mond belijdt.

17 augustus 2018

Reduceer het broeikaseffect door minder vee te houden

De Nederlandse melkveehouderij draagt veel bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Dat gebeurt niet alleen in de vorm van boeren en scheten van koeien die methaangas laten ontsnappen, ook verlaging van grondwaterstand ten gerieve van de boeren draagt bij aan onnodige CO2 uitstoot.
De sector is daarom bezig om te kijken hoe zij de uitstoot kunnen verlagen. Echter de meest voor de hand liggende maatregel –inkrimping van de veestapel- wordt niet overwogen. Het argument dat daarbij wordt aangevoerd is dat de agrosector zou bijdragen aan de Nederlandse economie en dat bij krimp het buitenland de aanwas zou overnemen.

Bij veel aanhoorders van deze demagogie zal het tot verwarring leiden: wat moeten we hiervan vinden? Moeten de Nederlandse veehouders gesteund worden of met rust worden gelaten?
Weinigen zullen op het idee komen dat de agrosector opzettelijk verwarring sticht.

Vleesconsumptie en vleesproductie dragen bij aan klimaatopwarming. Zowel de vleesetende consument, als de vlees producerende boer als de beleid makende politici kunnen bijdragen aan een balans waarbij ons land haar verantwoording neemt in de afname in CO2 productie. Door de veestapel te verkleinen en tevens buiten in de wei te laten lopen kunnen dierenwelzijn en belasting van het milieu in een natuurlijke balans komen. Scheten en boeren van een kleine veestapel zijn geen belasting van het milieu. Dat doet een te grote veestapel wel en ook om andere redenen: mestoverschot, landschapspijn, oppervlakte- en grondwatervervuiling, dierenleed in megastallen et cetera.

Lapmiddelen als mestvergisting zijn niet alleen economisch onrendabel, ze zijn een excuus om het echte probleem aan te pakken: de omvang van de veestapel en het in stand houden van de disbalans in export. Er wordt in ons land niet vee gehouden voor de eigen bevolking maar om het te kunnen verkopen op buitenlandse markten. Wij houden de shit en het buitenland profiteert van kunstmatig lage voedselprijzen.

Ook de uitstoot van ammoniak zorgt indirect voor opwarming van het klimaat.
Het Dagblad van het Noorden schrijft:
"Nadat reactieve stikstof op land heeft bijgedragen aan de vermindering van biodiversiteit, komt het in rivieren of grondwater terecht. Het stikstof- en dus voedingrijke water komt uiteindelijk terecht in zee, waar het overmatige algengroei veroorzaakt die vissen verstikt. Door verdamping komt het vervolgens als lachgas (N2O, distikstofoxide) in de atmosfeer. Daar draagt het bij aan de opwarming van de aarde (het broeikaseffect van lachgas is 250 keer sterker dan dat van CO2), tast het de ozonlaag aan, waarna het wordt afgebroken".


07 juni 2018

Het risico van ongebreideld automatiseren via melkrobots

Regisseur Vuk Janić maakte de film ‘Het mysterie van de melkrobots’ over de overleving van hun bedrijf die vele boeren in Nederland dagelijks voeren. Doel van de film is om de agrarische sector en de maatschappij met elkaar te verbinden.
De film gaat over Johan van Rijthoven, die een gezond melkveebedrijf wil overdragen aan zijn kinderen. Maar een grote investering loopt spaak: zijn koeien willen om onbekende redenen niet meer gemolken worden door de melkrobot. Zijn bedrijf wordt hierdoor met de financiële ondergang bedreigd. De boer is bereid om al zijn grond te verkopen om het voorbestaan van het bedrijf te garanderen. Om een faillissement te voorkomen, bindt de melkveehouder de strijd aan met een multinational die hem de drie melkrobots levert en de dealer die de robots onderhoudt. Een strijd die leidt tot confrontaties met zichzelf, met zijn directe omgeving en met onbeheersbare krachten op zijn erf.

Adviseurs van de Rabobank overtuigden van Rijthoven om de aanschaf van drie melkrobots te doen ter waarde van meer dan 1 miljoen euro. Samen met de uitbreiding van de veestapel zou van Rijthoven meer tijd overhouden en geld kunnen verdienen.

Koeien laten zich niet zomaar melken door een robot. Om hen naar binnen te lokken in de melkrobot krijgen ze bix, krachtvoer. Een computer houdt bij hoeveel en hoe vaak. Tijdens het melken in de robot wordt gemeten wat de samenstelling en hoeveelheid is van de melk. Deze manier van werken heeft voor- en nadelen. Voordeel is dat er vrijheid en tijd kan worden gewonnen en automatisch informatie wordt verzameld. Nadeel is dat het veel geld kost die door uitbreiding van de veestapel moet worden terug verdiend en dat er minder direct contact is tussen de boer en de koe en zo signalen van verminderd welzijn kunnen worden gemist.
Van Rijthoven werd steeds wanhopiger toen een financieel debacle dreigde en zette zelfs een energetisch adviseur in. Helaas, ook die kon geen rationele steun geven over waar de weerstand van de koeien tegen de melkrobot door werd veroorzaakt.
De film legt zoveel mogelijk alleen vast maar laat ook weg.
Een belangrijke vraag die onbeantwoord blijft is waarom de boer en de agrosector zich geen rekenschap geven van de keerzijde van de wens tot groei.
Al tientallen jaren worden melkveehouders gewaarschuwd voor de grens aan de draagkracht van de natuur, het milieu en het dierenwelzijn. Maar de verlokking van het grote geld, de status van grote en daarmee schijnbaar succesvol boer zijn, heeft zijn voor boeren onverwachte terugslag.
Boeren mogen dan wel verknocht zijn aan het boer zijn, zo zeer zelfs dat ze bij wijze van spreken "boerderij" of "koe zijn", ze zijn niet opgewassen tegen de nadelen van ongebreidelde groei. Ze raken steeds meer vervreemd van de natuur en van zichzelf.

De film verbindt deels boer en burger, maar ook hier kan de verbinding onverwachte en door de sector onbedoelde effecten hebben. Het leed van de individuele boer kan worden voorkomen door op het niveau van de sector duidelijke en consequente grenzen te stellen aan de manier van bedrijfsvoering. En dat is een taak waarin bank, burger, kiezer, overheid en politiek moeten samenwerken aan het verminderen van toekomstige problemen van de huidige geldbeluste manier van omgaan met natuur, milieu en dieren als bron van voedsel.

30 mei 2018

Welk beeld roept Yvon met Onze boerderij op?

Na de 2e wereldoorlog kreeg de Nederlandse boer van collega en minister Sicco Mansholt de opdracht mee om meer en goedkoper voedsel te produceren. “We gaan de wereld voeden” werd er geroepen en iedereen geloofde dat het mogelijk was, vooraleerst de boer zelf. Wat hij minder goed zag was dat hij gebruikt werd door de overheid, politiek en het bedrijfsleven als aandrager van grondstoffen. En die grondstoffen waren niet alleen plantaardig, hij mocht zijn dieren ook zo beschouwen. Het werd hem aan alle kanten gemakkelijk gemaakt: het bouwbedrijf bouwde zijn stal, de mechanisatie droeg machines aan om het werk te verlichten, veevoer werd geïmporteerd en de coöperaties zorgde voor verkoop aan het buitenland. Het grote groeien kon schijnbaar eindeloos doorgaan, immers de wereldbevolking groeide mee. Er werd jaren goed geboerd en menig boer kon met pensioen in de boerenhemel (een villawijk aan de rand van het dorp). Dat niet iedere boer mee wilde doen met een economie van  “meer, meer, meer”, gaf nou juist aan de meest ambitieuze boeren de ruimte die ze nodig hadden om te groeien. Kortom: de doorzetters leken te profiteren. De PR-machine, geholpen door de universiteit van Wageningen, bleef de verhalen aandragen dat ook het buitenland enthousiast was over de exportproducten die de wereld overgingen.
Ondertussen waren er in de vorige eeuw ook mensen die met lede ogen aanzagen dat er veel natuur verdween van het platteland. Gelukkig was er de politiek die via het poldermodel een compromis wist te sluiten: sommige delen van het land werden aangewezen als natuurgebied en op andere delen mochten boeren ongehinderd hun gang gaan. Gelukkig waren er ook boeren die op een natuurlijke manier wilde werken en die worden vaak geportretteerd en houden zo de zuiver zakelijk werkende boeren uit de wind.
De beheersing van de natuur in het gebied dat voor de boeren was, naderde perfectie, maar had ook een schaduwzijde. De nadruk op monoculturen en hoge productie leidde tot ziektes. Medicijn na medicijn werd ontwikkeld maar de disbalans tussen natuur die vanzelf haar weg volgt en gecultiveerde natuur die zo snel mogelijk tot financieel resultaat moest leiden werd steeds groter. Ook de landbouwgrond verarmde ondanks het mestoverschot.
Landbouw werd een steriele omgeving voor mens en dier en de vraag werd steeds nijpender of het grote publiek nog langer achter de ambities van de landbouwpolitiek blijft staan. De overgebleven boeren, die al jaren meedraaien in het groeiproces, zijn inmiddels volkomen afhankelijk van hun omgeving: de verwerkende industrie, de banken, de politiek, de media, de sympathie (lees het zwijgen) van hun buren.

De zorgvuldig aangewakkerde liefde voor de boer begon te tanen. De vraag kwam op of technologie wel alle problemen kan oplossen, die de ondertussen overwegend intensieve landbouw met zich mee heeft gebracht. En hebben natuurgebieden niet te veel te lijden onder het gebruik van bestrijdingsmiddelen en doorlekken en neerslaan van meststoffen uit naastgelegen landbouwgebieden? Kan het publiek vermaakt worden met de menselijke kant van het boeren, zodat de aandacht afgeleid wordt van de boven het hoofd groeiende problematiek als mestoverschot, dierenleed, milieuvervuiling en landschapspijn?

En net zoals zij zelf aankijken naar het financiële resultaat van hun werk, kijken anderen naar de boeren: wat kost die grootschaligheid ondertussen? Levert het wel op wat gezegd wordt? Worden er niet teveel kosten verborgen gehouden? Mansholt heeft zich inmiddels in zijn graf een aantal keren omgedraaid omdat de doorgeslagen grootschaligheid nu ook weer niet zijn bedoeling was. Ook het vertrouwen van het publiek na een aanhoudende reeks van voedsel- en dierenwelzijnsschandalen is nog steeds niet geborgd.
Het geheel van omgaan door boeren met de natuur ziet er technologisch en daarmee ietwat liefdeloos uit. De onnatuurlijke disbalans is niet goed voor hun imago.

Tijd voor een reddende engel: Yvon Jaspers. Yvon maakt door de agrosector (i.c. veevoederproducent For Farmers) goed betaalde emo-tv, waarin een kritische noot niet wordt geschuwd.
De vraag is echter of alle relevante vragen wel gesteld worden. Boeren zijn individuen uit een groep die de draagkracht van de natuur al veel te lang op proef hebben gesteld. Wat is de zin van het exploiteren van hun emoties wanneer zij terecht door de politiek worden teruggefloten?
De vraag die gesteld moet worden is of de individuele boer bereid is zijn of haar aandeel te zien in die manier van werken die cumulatief bij de sector schadelijk uitwerkt voor de belangen van de samenleving en de natuur. Is hij of zij bereid daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen en de werkzaamheden zo aan te passen dat de schadelijkheid verdwijnt.
Zal Yvons vorm van aandacht van wat er achter de schermen in de boerderij gebeurt de sector redden of de teloorgang helpen vertragen? Of is zij een goed betaalde afleidster van een structureel van de natuur afgedwaalde sector?

17 mei 2018

Wilde insecten wegen economisch niet mee

Het bericht van Natuurmonumenten en andere milieuorganisaties dat het aantal insecten snel daalt wordt gepresenteerd als dat ons een wereldwijde ramp boven het hoofd hangt. Daarbij wordt de intensieve landbouw aangemerkt als voornaamste oorzaak.
Sommige agrariërs reageren als door een wesp gestoken. Ze vinden dat zij al jaren hun best doen om in hun bedrijfsvoering in toenemende mate rekening te houden met de natuur.
Hoe dan?
Akkerbouwers planten zaden met ingebouwde insecten dodende stoffen. Geen insecten op hun land betekent geen vraat en andere schade. Het levert mooie, ongeschonden producten op. Fruittelers betalen imkers voor het plaatsen van bijenkasten voor een paar weken in het voorjaar en hebben verder liever geen insecten op hun land. Kassenhouders kopen speciaal gekweekte insecten als roofmijten en Lieveheersbeestjes om ongewenste insecten als mijten en luizen in toom te houden. Veehouders hebben speciale lampen om ziekte verspreidende insecten te doden door elektrocutie.
Voor wie zijn eigenlijk wilde insecten eigenlijk wel belangrijk?

Op de site van biodiversiteit.nl valt te lezen.
De honingbij hoort in Nederland thuis, maar is in het wild zo goed als uitgestorven. Als de bestuiving van cultuurgewassen door insecten volledig weg zou vallen, vermindert de voedselproductie wereldwijd met naar schatting tien procent. Voor Nederland wordt de waarde van deze niet-geproduceerde oogst geschat op ca. 1 miljard euro. Door in het landschap een geschikte leefomgeving voor bestuivende insecten aan te bieden, hebben zij niet alleen voldoende gevarieerd voedsel en leefruimte, maar levert het ecosysteem ook een aantrekkelijk landschap voor recreanten.
De opbrengst van bestuivingsdiensten van imkers aan fruit- en groentetelers bedraagt ca. 10 miljoen euro.
Tot zover het citaat.

Economisch bekeken is het belang van wilde insecten domweg niet indrukwekkend.

Sommige wilde insecten zijn aantrekkelijk voor de recreant. Maar diezelfde recreant vindt het helemaal niet zo erg dat zijn voorruit op weg naar een natuurgebied minder vol raakt met geplette vliegers of dat hij minder geprikt wordt tijdens een natuurwandeling of in zijn slaapkamer thuis of op de camping. Fietsers hebben niet graag vliegjes en muggen in hun oog.
Minder insecten in de vrije natuur betekent ook minder dieren zien die van insecten leven, zoals vogels en vleermuizen. Vlinders zijn ook insecten. Kijken naar vlinders is voor iedereen leuk. Dat vlinders eitjes leggen waaruit vraatzuchtige rupsen komen is minder leuk, al zijn sommige rupsen zo koddig dat ook die leuk zijn om naar te kijken. Maar er zijn ook huid irriterende eikenprocessierupsen en rupsen die hele fruitbomen kaal vreten.
We zijn selectief in het houden van insecten en dat is logisch.

Waarom dan toch rekening houden met het belang van wilde insecten?
Insecten zijn indicatoren van de kwaliteit van een ecologische balans. Wanneer het aantal insecten daalt in de vrije natuur zijn er oorzaken die ook op andere terreinen een bedreiging van de kwaliteit van leven vormen. Het gebruik van insecticiden, monoculturen en overbemesting door de intensieve landbouw hebben niet alleen gevolgen voor het aantal insecten, het verlaagt de kwaliteit van ons bestaan op allerlei terreinen. Egaal groen op het land is als overdadig gifgroen in de kunst.

Boeren zijn best bereid te praten over een andere, meer ecologisch verantwoorde manier van werken, maar komen niet zelf tot een oplossing voor de overproductie. Ze zitten in een economische dwangbuis, gericht op ontwikkeling naar meer bulkproductie.
Boeren alleen meer betalen voor hun producten werkt niet motiverend om anders te gaan werken. Het effect is dan dat ze sneller rijk worden en dat de ecologische balans nog sneller verstoord raakt.

Wat wel werkt is ingrijpen in de agrarische bedrijfsvoering met een tweesnijdend mes: minder productie en meer economische bescherming voor ecologisch verantwoord werken. Elke boer richt een deel van zijn land in voor natuur en houdt niet meer vee dan kan worden gevoed met op eigen grond verbouwd voedsel. Een deel van hun tijd wordt door de overheid betaald voor het onderhoud van natuur op hun terrein. Dit idee is niet nieuw en wordt al door een deel van de sector uitgevoerd. Maar het deel dat het niet doet zorgt voor disbalans. Net als wilde insecten zijn zij voor onze economie van gering belang. Dit deel saneren brengt een beweging op gaan naar hogere levenskwaliteit.

De agrarische sector kan niet langer het speelveld zijn van een vrijemarkteconomie. Dat zal boeren van nature niet bevallen, maar ook kopzorgen wegnemen en hun imago versterken. En de Nederlandse politici hoeven niet meer drogredenen aan te voeren over de handhaving van de schadelijke exportpositie van de landbouw.

Op grond van de mededingingswet mogen aan boeren die werken op een manier die meer biodiversiteit oplevert, die weidevogels beschermt etc. geen structureel hogere melkprijzen worden gegeven. Wanneer er voor deze voedselproducenten een uitzondering kan worden gemaakt is het niet meer zo lastig om via wat subsidie en afspraken boeren te bewegen om meer verantwoord te werken.

04 april 2018

Wie gaat er met het advies van de RLI aan de haal?

De Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur (RLi) adviseert Nederland om minder vlees te produceren en te consumeren. De belangenorganisatie voor melkveehouderij en landbouw in het algemeen, de LTO, reageert onmiddellijk en afwijzend. Dit is voor kenners een teken dat het advies van de RLi hout snijdt, want wanneer het door de regering zou worden opgevolgd kan dat voor de melkveehouderij en de banken grote gevolgen hebben.
Maar zoals zo vaak in kwesties met economische belangen is de race-to-the-bottom nog lang niet gelopen. Er is bij het grote publiek van jongs af aan veel geïnvesteerd in het imago van de boeren. Het effect van het advies van de RLi zal voorlopig nog niet groot zijn.

Wat belangrijk is wil er echt iets veranderen in ons land is dat mensen beginnen te snappen dat overproductie in de melkveehouderij die wordt weggezet via export zowel in eigen als in het buitenland negatieve gevolgen heeft. Wanneer bijvoorbeeld in Afrika weer een voedseloverschotten worden gedumpt kan de lokale landbouweconomie niet op gang komen. Het gevolg is dat mensen wegtrekken, niet alleen naar Afrikaanse steden, maar ook naar onze streken. Hier valt immers welvaart te halen.
In eigen land heeft overproductie van zuivel structureel nadelige gevolgen die afgewenteld worden op de belastingbetaler. Bijvoorbeeld lelijker landschap, verminderde vruchtbaarheid van landbouwgronden, vervuiling van grond- en oppervlakte water, stankoverlast voor omwonenden van een melkveehouderij.

Boeren en banken die door beleidsverandering menen minder te kunnen verdienen zullen oproepen tot financiële steun. Bij elke voorstel om weer geld te pompen de agrosector zal goed doordacht moeten worden of het wel leidt tot structurele verbetering. Wordt de veestapel wel kleiner, wordt de kwaliteit van het product wel dier- en milieuvriendelijker? Wordt niet onbedoeld de groei van een kleine groep grote spelers in de agrosector  in plaats van de ecologie bevorderd?
Aan het publiek de oproep om de eigen naïviteit te onderzoeken en bereid te zijn om de gevolgen van de eigen consumptie van voeding kritisch te bezien.

Een citaat uit een artikel (april 2018) in de Groene Amsterdammer" de boer broeit voort" dat laat zien hoe laks de overheid reageert:

De stroom berichten uit de regionale pers maakt één ding duidelijk: gemeentebesturen werpen geen noemenswaardige drempels op tegen megastallen. Politici van VVD, CDA en lokale partijen kiezen vaak de kant van de industriële boeren en Den Haag en Brussel geven hun die ruimte.
Het is genoeg geweest: de fijnstofuitstoot van boerderijen moet gehalveerd! Die boodschap kregen boerenorganisaties vorig jaar van toenmalig staatssecretaris van Economische Zaken Martijn van Dam (PvdA). Ferme taal, maar deze kon niet verhullen dat Nederlandse regeringen toen al zes jaar treuzelden om Europese emissiegrenzen voor fijnstof te vertalen naar concrete eisen voor de landbouw.
Begin jaren 2000 zette Nederland de Europese fijnstofnormen om in landelijke wetten, die echter algemeen bleven en zich niet specifiek op de landbouw toespitsten. Nederland slaagde er maar niet in de EU-normen te halen, dus werd in 2009 het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (nsl) opgericht. Daarin was wel aandacht voor de landbouw, maar werden nog geen landbouwspecifieke regels opgesteld. Wel werd tegen 2011 een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) beloofd om landbouwers te dwingen moderne technieken te gebruiken om hun uitstoot te reduceren. De AMvB kwam er uiteindelijk pas in de zomer van 2015 en hield de facto een verplichting tot fijnstofreductie van dertig procent in voor de landbouwsector. Vijf jaar tussen aankondiging en besluit, terwijl Nederland al sinds 2011 definitief gebonden was aan de Europese regels.

19 oktober 2016

Tips gevraagd over de relatie tussen dierenwelzijn en volksgezondheid

De redactie van KRO NRCV de monitor schrijft op haar website:

In de supermarkt koop ik meestal het diervriendelijkste ei. Maar misschien ga ik daar mee stoppen. Het lijkt er op dat die eieren juist slecht zijn voor het milieu en daarmee ook voor onze gezondheid.
In ons onderzoek voor het dossier Megastallen horen we regelmatig dat méér dierenwelzijn leidt tot meer luchtverontreiniging. Dat zou betekenen dat dierenwelzijn slecht is voor ons welzijn. Het is een geluid dat regelmatig voorbijkwam op een symposium over de veehouderij en volksgezondheid. Wij horen graag in hoeverre dit klopt dus kom met je reacties.
Tot zover de redactie.

Het is duidelijk dat de redactie slecht is geïnformeerd of zelfs voor het karretje van de demagogen van de intensieve veehouderij is gespannen. Het is goed als anderen hun inlichten over werkzame en diervriendelijke oplossingen. Wie wil mailen, klik op bovenstaande link en reageert via de mails aan de redactie die onderaan het artikel vermeld staan.
Hieronder een aantal suggesties, die fijnstof voorkomen en dierenwelzijn verhogen.

In het artikel staat verder:
Belangenbehartigers van boeren komen met twee tegenargumenten: fijnstof komt vooral uit het buitenland (waar) en er is geen wetenschappelijk bewijs dat de veehouderij direct verantwoordelijk is voor fijnstof en daarmee de ziektelast. Maar de onderzoekers vinden de kwestie erg genoeg om nadrukkelijk te pleiten voor het terugdringen van de uitstoot van de sector.
De sector zoekt de oplossing in betere stallen. Hoe beter die fijnstof opvangen, hoe minder ziekte de stal verspreidt. Maar dat effect kan teniet worden gedaan als de beesten veel buiten mogen rondlopen. Scharrelen, zo horen we, is niet goed voor de gezondheid van omwonenden en eigenlijk het hele land. Want fijnstof reikt ver.
Wethouder De Kruijff van Barneveld werd er afgelopen vrijdag een beetje boos over: ‘Door het dierenwelzijn is het volksgezondheidsprobleem ernstig vergroot. Moeten we ook niet aan ons eigen welzijn denken?’
Tot zover de redactie.

Het probleem is niet dat kippen veel buiten komen, het probleem is dat te veel kippen worden gehouden binnen en buiten op een te kleine ruimte. De veel te grote Nederlandse veestapel wordt gehouden om eieren en kippenvlees te verkopen op de buitenlandse markt. Dat kan niet anders dan door te bezuinigen op dierenwelzijn. Worden dieren in ons land gehouden tegen normale of de hoogste dierenwelzijnseisen dan worden de producten duurder dan die uit het buitenland.
Wanneer de veestapel wordt verkleind tot een omvang per boer en stal dat de kip buiten kan lopen zonder overlast van omwonenden en zonder belasting van het milieu (op voldoende gras in plaats van kapot gelopen aarde) dan zijn kippenwelzijn en de volksgezondheid tegelijk gebaat. Bovendien is het product gezonder.
Tot nu toe worden veel kosten van de gangbare veehouderij geniepig op het bordje van de burger geschoven. Zie bijvoorbeeld het onderzoek naar de echte prijs van melk. Als die kosten in rekening zouden worden gebracht bij zowel de biologische als gangbare boer, wint de eerste het op kostprijs en dus in de winkel.
Mogelijk is het gevolg dat de consument meer moet betalen voor eieren en vlees en minder belasting hoeft te betalen voor het opruimen van de gevolgen van de bio-industrie. Is dat een bezwaar, dan kan de consument veel beter overgaan tot vleesvervangers want die hebben veel minder nadelen en zijn goedkoper, zeker wanneer veel consumenten ertoe overgaan.

03 februari 2016

Bewustwording rondom dieren in de voedselproductie

Een boer verdient geld wanneer hij meer geld krijgt voor wat hij produceert dan hij er als kosten heeft ingestoken. Dat is logisch en hoe meer productie hoe meer inkomen. De Nederlandse markt is al vele decennia te klein om voldoende te verdienen, vandaar dat in ons land vooral geproduceerd wordt voor de wereldmarkt.
Boeren rekken letterlijk en figuurlijk graag de grens op en de discussie gaat vervolgens over hoeveel mest kan het milieu nog verdragen, hoe erg is dat biodiversiteit vermindert, hoeveel mag dierenwelzijn kosten, etc.. Daarmee wordt het praten over een simpele (ecologisch verantwoorde) balans tussen vraag en aanbod alleen gebaseerd op productie voor een binnenlandse markt vermeden. En dat is jammer, want met een kleinere veestapel zijn veel meer voordelen te behalen dan de bulk van kiezers zich realiseert. Als ergens onbeheerste groei kwaad kan dan is het wel in de veehouderij.

Wanneer te veel boeren hetzelfde produceren dan zakt de verkoopprijs onder de kostprijs. Een voorbeeld is de varkenscyclus. Boeren proberen dus vooruit te kijken en slim te investeren en kiezen politici die in het expansieve beleid boerenbelangen dienen. Tot zover lijkt het op gewone economie, maar er is een omstandigheid die maakt dat extra goed moet worden bewaakt of die agroproductie wel verantwoord gaat en dat is wanneer dieren het verdienmodel zijn. Het geldt ook voor akkerbouw en tuinbouw, maar dan kan het milieu meer in het geding zijn. Deze agrosector verjaagt vooral dieren van hun land, trekt ongewenste dieren aan of er is weinig diversiteit onder de dieren die je wel ziet.

De Nederlandse veehouderij wijkt af van die in de meeste andere landen ter wereld in die zin dat wij meer overproduceren. Het gevolg is dierenleed en mestoverschotten en als gevolg daarvan strengere controle en regelgeving. Het publiek realiseert zich niet goed wat de gevolgen van de overproductie voor zichzelf zijn, want de PR-machine van de agrosector is zeer effectief en het publiek is maar matig geïnteresseerd in het leed dat niet direct henzelf treft.
Natuurlijk, er zijn mensen die bij de beelden, hoe vee geslacht wordt, schrikken en ogenblikkelijk hun voedingspatroon veranderen uit compassie en om zich niet meer schuldig te voelen. Maar dierenleed is meer dan alleen het doden bij de slacht. Dat dieren gedood worden om te worden gegeten zal een vleeseter nauwelijks interesseren, vooral niet wanneer slachters zich gewoon aan de regels houden.

Willen we verbeteringen bewerkstelligen die minder dierenleed opleveren dan moeten er een aantal dingen samengaan. Boeren moeten beter kunnen verdienen met een werkwijze gericht op (levens)kwaliteit in plaats van kwantiteit en die ook nog eens minder dierenleed oplevert. Zij en de voedselverwerkende industrie moeten niet worden verleid tot steeds hogere productie die domweg meer geld oplevert, zoals na het afschaffen van het melkquotum gebeurde. Veel produceren (grotere veestapel bezitten) gaat samen met een hoge status. Grotere omzet is ook op managementniveau in de agrosector een aanjager van nog meer groei.
Dit regelen kan de sector niet zelf doen, want alle neuzen binnen de agrosector staan gericht op groei. En wie niet meedoet en uitvalt heeft het aan zichzelf te danken. De overgebleven boeren hebben het na uitdunning nog makkelijker om hun doelen te halen, immers “veel boeren maken de spoeling dun”.

Veranderingen kunnen ook nauwelijks beïnvloed worden door de consument want de grootste afzetmarkt ligt in het buitenland. Er is ook op korte termijn bekeken een schijnvoordeel van de grootschaligheid.
Praten met een boer over meer dierenwelzijn helpt ook niet, want hij vindt juist dat alle indicatoren -dat hij het goed doet- hem gelijk geven. De jonge dieren groeien toch omdat ze goed verzorgd worden? Boeren hebben niets aan zieke dieren en de ingrepen die hij doet zijn of onzichtbaar in een gesloten stal of worden afgedekt door de regelgeving en de zorgindustrie er omheen. Wat moet een burger inbrengen tegen het argument dat ons land hoogstaande kwaliteit levert, die ook nog eens veel afgenomen wordt in het buitenland? Het is de arrogantie van de macht. Wie deze drogredenen niet doorziet, klik hier.

Duurzaam en diervriendelijk producerende boeren in eigen land ondervinden concurrentie van binnenlandse en buitenlandse collega's. Kwetsbare binnenlandse markten mogen best worden afgeschermd op voorwaarde dat het land zelf niet buitenlandse markten bedreigt. En we zijn in Nederland ver weg van deze situatie. Toch kan het snel veranderen. Grootschalige boerenbedrijven lijken een concurrentievoordeel te hebben, maar zijn ook meer afhankelijk van toeleveranciers (grondstoffen / voer uit het buitenland en energieprijzen).

Veranderingen ten goede kunnen komen van politici die gekozen zijn door een bewust kiezerspubliek. Vandaar dat onze artikelen gericht zijn op die bewustwording. Dieren en mensen worden gelukkig wanneer zij natuurlijk kunnen leven in vrijheid. En die bewustwording daar werken we aan, gestaag en inspelend op de ontwikkelingen in de politiek.

Los van de onmacht van het individu om veranderingen af te dwingen is het nooit goed om afwachtend te zijn wanneer je kunt weten dat jouw eetgewoonte negatief uitpakt op de kwaliteit van leven van dieren en mensen.

11 januari 2016

Meer geld voor boeren gaat niet naar welzijn dieren

De agrosector heeft beschikking over een enorme PR-machine die er steeds weer in slaagt de burger op het verkeerde been te zetten. Zo wordt er voortdurend beweert dat de Nederlandse boeren en tuinders een belangrijke bijdrage aan de economie leveren. Die bijdrage is (bruto) 1,5%, maar de PR-machine maakt er meestal 10% van.

De Nederlandse melkveehouderij zou ook een belangrijke bijdrage leveren aan de oplossing van de voedseltekorten in de wereld. Er zijn helemaal geen voedseltekorten, het voedsel komt niet daar waar het zou moeten komen. En dat komt onder andere door woekerwinsten die in de voedselketen worden gemaakt. Zo wordt basisvoedsel onbetaalbaar gehouden voor de ongeveer 800 miljoen arme sloebers in de wereld die onvoldoende voedsel krijgen. Nederlandse melk is daar geen oplossing voor: ruim 70% van de wereldbevolking is lacto-intolerant. Die hebben dus niets aan melk, want ze worden er ziek van. Bovendien produceert de Nederlandse melkveehouderij vooral voor de goedverdienende bovenlagen in de maatschappij. En tenslotte: de totale Nederlandse melkproductie is ongeveer 1,5% van alle melk die op de wereld wordt geproduceerd. Inderdaad, een druppel op een gloeiende plaat.

En dan is er nog de zorgvuldig in standgehouden mythe dat Nederland wereldkampioen dierenwelzijn is. Oh ja? Hoe komt het dan 70% van onze melkveestapel ernstige pootproblemen heeft. Hoe kan het dan dat een kwart van de veestapel rondloopt met klinische (zichtbare) uierontsteking. Een kwaal die voor de koe erg pijnlijk is en er voor zorgt dat in een glas melk al gauw een vingerhoedje pus zit. Dan hebben we nog niet gehad over het erbarmelijke leven dat het overgrote deel van de plofkippen en varkens in Nederland hebben. Er wordt voortdurend beweerd dat koeien, kippen en varkens het beter hebben dan diezelfde dieren elders in de wereld. Bewijs wordt nooit geleverd.

Er wordt met enige regelmaat beweerd dat het matige/slechte behandeling van de dieren komt omdat de boeren niet genoeg verdienen. Als de boeren meer geld voor hun producten zouden krijgen, gaan ze ook hun vee beter behandelen. De werkelijkheid leert, dat als een boer meer geld voor zijn producten krijgt, hij dat geld besteedt aan het bouwen van nog meer stallen. Waar de dieren even slecht worden behandeld als voorheen. Het bewijs hiervoor wordt geleverd in de melkveehouderij. Daar is de afgelopen jaren grof geld verdiend, en dat is vrijwel direct omgezet in nog grotere stallen. Grotere stallen, maar wel volgens een oud, dieronvriendelijk concept uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dat type stal is ontworpen voor het gemak van de boer, niet voor het gemak van de koe.

Het probleem qua dierenwelzijn zit hem hierin: veehouders zien dierenwelzijn als een kostenpost. Meer ruimte per dier in een stal, betekent immers minder dieren per stal. Wat een boer niet schijnt of wil beseffen is dat meer ruimte voor een dier, doorgaans een gezonder dier betekent. En dat zorgt weer voor een lagere rekening van de veearts.
(Melk-)veehouders zien dat (nog) niet. Zij kijken alleen naar de euro’s die binnen komen, niet naar de euro’s die er uitgaan. Ze zijn gek gemaakt door opleidingen, adviseurs van de banken en veevoerbedrijven, die jarenlang hebben beweerd dat schaalvergroting de enige mogelijkheid is om te overleven.
Intussen leert de praktijk van alle dag dat die stelling niet klopt. De boeren die het meest hebben uitgebreid hebben nu de grootste financiële problemen. Boeren die niet kozen voor schaalvergroting, maar relatief klein bleven, zijn de lachende derden. Kijk maar naar de melkprijzen. Een gangbare boer krijgt minder dan 30 cent voor zijn melk, een biologische bijna 60 cent.

Zorg voor het milieu en het dier loont dus.

16 september 2015

Banken frustreren kansen diervriendelijke kippenhouderij

Journalist Jarl van der Ploeg meldt in de Volkskrant op 14 september het volgende.
Nederlandse banken hebben tientallen miljoenen euro's uitgeleend aan een van de grootste kippenboerderijen ter wereld, in Oekraïne. Het goedkopere vlees dat hier op de markt is een rechtstreekse concurrent van vlees van de Nederlandse boeren, die zich aan veel meer regels moeten houden.
Het Oekraïense Myronivsky Hliboproduct (MHP) is in handen van Yuriy Kosiuk, een van de rijkste mannen van Oekraïne. Op 380 duizend hectaren land ten zuidwesten van Kiev produceert MHP eigen kippenvoedsel en worden jaarlijks 332 miljoen kippen geslacht, ingevroren, verpakt en uiteindelijk geëxporteerd. Ter vergelijking: in Nederland worden jaarlijks 465 miljoen kippen geslacht.

Rabobank en ING hebben miljoenen euro's geïnvesteerd in de kippenfabriek. Rabobank maakt in de periode 2008-2018 127,1 miljoen euro over aan MHP, ING investeert 42,8 miljoen.

De banden tussen MHP en Nederland zijn stevig. Nederland is een van de belangrijkste afnemers: vorig jaar werd ruim 12 duizend ton kippenvlees geïmporteerd vanuit Oekraïne - hoofdzakelijk van MHP. Nederlandse bedrijven leverden techniek voor bijvoorbeeld de Oekraïense slachterijen.
Tot zover de Volkskrant.

Voor de goede verstaander: Nederland is vooral een doorvoerland voor kippenvlees. Agropolitici gebruiken de exportcijfers van deze verwerkingsindustrie graag om de omvang van de productie van de sector groter te doen lijken.
In eigen land worden veel meer kippen gehouden dan worden geconsumeerd. Daarbovenop importeert Nederland kippenvlees met als doel deze te exporteren na verwerking. Men noemt dat valorisatie: het toevoegen van waarde van een product ongeacht waar het vandaan komt of naar toegaat. Het gaat in de verwerkende industrie vooral om de export.
De banken die zowel investeren in binnen- als in buitenlandse kippenhouders snijden zich een beetje in eigen vlees, wanneer Nederlandse kippenhouders door de buitenlandse concurrentie failliet dreigen te gaan en zo hun schulden bij de bank niet kunnen betalen. Het is ook hypocriet en in tegenspraak met het eigen beleid.
Maar de kans dat boeren met schulden aan de bank failliet gaan, wordt weer verkleind door de EU die –met geld van de belastingbetaler- de sector met financiële hulp ondersteunt zonder daarvoor een wederdienst te vragen. Alzo worden de risico’s voor de banken gespreid door internationale investering en verkleind door de belastingbetaler. Lachende derde is de Nederlandse kippenvleesverwerkende industrie die uit binnen- en buitenland goedkope grondstoffen krijgt.
Verliezer is de kip, omdat de banken dieronvriendelijke kippenhouderij in het buitenland in het zadel helpen, kunnen Nederlandse kippenhouders die willen investeren in diervriendelijker systemen dit nauwelijks bekostigen.

Voor de goedwillende, diervriendelijke consument zijn er een aantal mogelijkheden om deze situatie helpen aan te pakken:
• Van bank te wisselen wanneer je bankiert bij de ING of RABObank.
• Een diervriendelijke(r) partij stemmen bij verkiezingen.
• Geen kippenvlees meer eten.
• Deel uw mening met anderen.

Klik hier wanneer je meer wilt weten over wat je als individu voor dieren kunt doen.

Oorzaak: hypocrisie en onverschilligheid.
Gevolg: dierenleed, milieuvervuiling.
Verband: demagogie, overproductie.

20 februari 2015

Ganzen en muizen verdringen de weidevogels

Door de monocultuur van ingezaaid raaigras op de Hollandse weiden is de woonomgeving voor weidevogels vervangen door een vreetschuur voor dieren die eigenlijk niemand in deze getalen graag op het land ziet. De Nederlandse melkveehouder is getroffen door plagen van Bijbelse afmeting.
Wat te doen? Er zijn oplossingen genoeg, maar zijn die naar de zin van de boeren? De weides zijn bedoeld om gras van te maaien en te voeren aan de koeien die op stal staan. Het is best mogelijk om de koeien naar de weide te brengen, maar op deze wijze denken boeren meer te kunnen melken en dus te verdienen.
Het liefst willen de boeren een direct effectieve maatregel: uitroeiing door de muizen te vergiftigen, te verzuipen of te “mollen”. Voor de ganzen lijkt hen afschot het handigst, ook tijdens het broedseizoen want dan zitten ze toch al stil. Deze ingrepen vallen slecht bij het grote publiek, te meer omdat deze alsmaar moeten worden herhaald om hun effect te hebben.
Het is best mogelijk om weer te gaan sturen op een ecologisch evenwicht, maar die op lossingen nemen tijd en leveren de boer minder op. Dat de boer door de schaalvergroting en de slechte perspectieven om nog geld te blijven verdienen inmiddels het water aan de lippen staat, maakt het ook niet gemakkelijker om toe te geven dat hij heeft meegewerkt aan een letterlijk doodlopende ontwikkeling.
Wat te doen wanneer je geen boer bent en toch wil helpen aan een positieve ontwikkeling waar boer en burger beiden wat aan hebben? Er zijn vele partijen in de samenleving waar je steun aan kunt geven en die een bijdrage leveren aan een oplossing. Belangrijk is te constateren dat er altijd maatregelen genomen moeten worden op verschillende niveaus. Op het ene niveau moeten grenzen worden gesteld aan de beperkte keuzemogelijkheden van boeren. Boeren zouden het perspectief voorgehouden moeten worden waarbij juist niet schaalvergroting en de dieren tot het bot uitmelken de enige manier is om het financiële hoofd boven water te houden.
Op het andere niveau zouden maatschappelijke organisaties goede en eerlijke voorlichting moeten geven aan wat de burger kan doen om bij te dragen aan ontwikkelingen naar een ecologische balans. Op de plek waar burger en ondernemers elkaar dagelijks ontmoeten, de supermarkt, zouden beide groepen kunnen besluiten om niet meer producten af te nemen die het gevolg zijn van onverantwoorde productie: kiloknallers en andere dierlijke producten afkomstig van bedrijven die gericht zijn op de export.
Het is toch de export die de kurk vormt waarop de Nederlandse economie drijft? Het is toch goed wanneer Nederlandse boeren die verantwoord produceren hun producten en productiewijze kenbaar maken aan het buitenland? Daar is toch vraag naar deze goedkope producten?
Het is zeker zo dat goed voorbeeld, goed doet volgen, maar de huidige situatie is dat goedwillende boeren in het buitenland worden weggedrukt uit de markt door overproducerende landen als Nederland en de VS. Het effect is eigenlijk dat niet het goede uit ons land wordt geëxporteerd, maar de hebzucht. En die hebzucht wordt verbeeld door de vette ganzen en miljoenen muizen die vreten aan de wortels van het eiwitrijke raaigras. Die dieren zijn niet de oorzaak van de ellende, maar onbedoelde en onuitgenodigde gasten aan tafel van een wereld die uit balans is.

02 december 2014

Kippenboeren steeds brutaler

De vogelgriep is weer terug bij de pluimveeboeren. Dat is vervelend voor de betrokken ondernemers, maar desastreus voor de kippen. De laatst genoemden worden, ziek of niet, zonder pardon afgemaakt, de ondernemers krijgen een fors deel van hun schade vergoed. Dat betalen ze dus niet zelf, zoals kippen-voorman Oplaat aan het begin van de uitbraak in Nieuwsuur wist te melden.

De kippenboeren krijgen een vergoeding uit het Dier Gezondheids Fonds (DGF). Dat fonds wordt echter maar voor een deel door de kippenboeren gevuld. Er is vastgelegd dat de kippenboeren nooit meer aan dat fonds betalen dan 25 miljoen euro.
De vogelgriep begon op 16 november, en we zijn inmiddels bijna 2,5 week verder. De schade door de vogelgriep wordt geschat op 10 miljoen euro per week. Dit betekent dus dat vanaf woensdag 3 december de burger opdraait voor de rest van de kosten. (2,5 keer 10 miljoen is 25 miljoen).

Pikant detail. Vorig jaar eiste de LTO dat de biologische boeren veel meer zouden moeten bijdragen aan het fonds, omdat uitbraken van vogelgriep vooral voor zouden komen bij vrije uitloop-kippen. Geinig: daarbij ging het steeds om laag besmettelijke varianten van de vogelgriep. Bij deze uitbraak, vooralsnog uitsluitend bij opgehokte kippen, gaat het om de gevaarlijke en zwaar besmettelijke variant.

Broederijen en vermeerderingsbedrijven die door het vervoersverbod worden getroffen krijgen ook een vergoeding. Deze schade is niet voorzien in het DGF, dus die komt sowieso voor rekening van de burger.

Men zou verwachten dat een sector die bij calamiteiten zo afhankelijk is van de overheid (lees: de burger), zich een beetje bescheiden zo opstellen. Immers, wie betaalt bepaalt. Met de pet in de hand hoeft nou ook weer niet, maar het grof geschut waarmee de voormannen van de sector tekeer gaan, is toch wel redelijk beschamend.
Eerst was daar de heer Oplaat die in Nieuwsuur de vloer aanveegde met staatssecretaris Dijksma. De maatregelen die ze had getroffen konden er nog net mee door, maar verder verweet hij haar dat ze onzichtbaar was. Ze had voor de boeren moeten gaan staan, en hen in het openbaar een hart onder de riem moeten steken.

Wat is dat voor flauwekul?

Linksom of rechtsom zijn de betreffende boeren zelf er niet in geslaagd het virus uit hun stallen te houden. Nogal logisch: aan de ene kant van de stal staan grote ventilatoren die lucht naar binnen zuigen en aan de andere kant staan al even grote ventilatoren die de lucht er even hard weer uitblazen. Wel met tig-keer zoveel virus.

Die stallen zijn dus helemaal niet dicht zoals de boeren zelf beweren.

Burgers die aan de kant van de stal wonen waar de lucht weer uitkomt wisten dat allang. Een beetje kippenstal is tot op vijf kilometer benedenwinds nog te ruiken. Een niet echt geruststellende gedachte voor die burgers, nu het blijkt te gaan om een virus dat ook voor mensen besmettelijk en gevaarlijk is.
Zoveel is zeker: als het echt uit de hand loopt is er een zak met geld voor de gedupeerde boeren, en de misschien nog harder gedupeerde burger mag het allemaal zelf uitzoeken. Dat hebben we bij de Q-koorts gezien.

Voor de voormannen van de kippenboeren en verwerkers is dat allemaal geen enkele reden om zich ietsjes meer bescheiden op te stellen. Ze zijn het volstrekt niet eens met de ingestelde vervoersbeperkingen en eisen op hoge toon dat de staatssecretaris de maatregelen per direct aanpast. En zo niet, dan volgt niet alleen een kort geding, maar ook nog een stevige schadevergoeding.

Arme staatssecretaris. Eerst laat ze zich schofferen door meneer Oplaat. Vervolgens stuurt ze de koning naar een getroffen kippenboer, maar dat vinden de boeren niet genoeg. Zijne Majesteit kwam weliswaar met goede bedoelingen, maar met lege handen.
Op zondag verdedigt ze in een stukje door de regering gevorderde zendtijd bij het programma Buitenhof tot in het absurde het bestaansrecht van de economisch gezien uiterst marginale pluimveesector, en dan krijgt ze dinsdag een dreiging met juridische stappen voor de kiezen.

En ze had de sector nog wel zo geprezen: op het gebied van dierenwelzijn en het terug dringen van het antibiotica gebruik waren zeker in vergelijking grote stappen gezet. Oh ja? Al meer dan tien jaar is kappen van snavels van kippen verboden, maar deze staatssecretaris staat het in ieder geval nog tot 2018 toe. Hoezo dierenwelzijn? Bij de cijfers over het terugdringen van het antibioticagebruik zijn op z'n minst vraagtekens te zetten: antibiotica werd en wordt vooral gebruikt als groeibevorderaar. Hoe kan het dan dat enerzijds volgens de sector het gebruik van antibiotica sterk afneemt, en tegelijkertijd het geslacht gewicht toeneemt.

Over de juridische claim van de sector hoeft mevrouw Dijksma niet wakker te liggen. Een rechter met een beetje ruggengraat veegt die claim natuurlijk resoluut van tafel. De sector dient immers vooral bij zichzelf te rade te gaan, al was het maar omdat de grootschaligheid waarmee in Nederland pluimvee wordt gehouden, dicht in de buurt van uitlokking komt als het om vogelgriep gaat.

Los daarvan: je zal maar staatssecretaris zijn van een sector die zichzelf voortdurend over de ruggen van de dieren en de burger in de nesten werkt, en voor wie je het per definitie nooit goed doet.

Het wordt hoog tijd dat de sector eens gaat begrijpen dat de rest van de mensheid niet op de wereld is gezet om hun zelf veroorzaakte problemen altijd maar op te lossen.

24 november 2014

Meer frisse lucht voor varkens

Wakker Dier voert actie voor meer frisse lucht voor varkens:

ACTIE - Miljoenen varkens in ons land staan levenslang in verstikkende ammoniakdampen. Dit schadelijke gas is een van de belangrijkste oorzaken van ernstige ademhalingsproblemen en longontstekingen. Varkens willen de ammoniaklucht vermijden, maar dat kan niet als ze opgesloten zijn.

Laten we ervoor zorgen dat de varkens weer naar buiten mogen. Dat kan alleen als er genoeg geld is om te investeren in de leefomgeving van de varkens. Dit betekent dat vlees niet meer voor een absurd lage prijs verkocht wordt. Met jouw hulp gaan wij supermarkten en A-merken hierop aanspreken en kunnen de varkens weer opgelucht ademhalen.

Tot zover Wakker Dier.

In Eenvandaag was onlangs een trotse varkensboer te beluisteren die hoog opgaf over de luxe situatie waarin zijn varkens zich bevinden. Ze konden zo vaak mogelijk van de airconditioning snuiven als ze wilden en ze hadden ook nog vloerverwarming.
In welk land leven varkens zo luxe?


In de uitzending ook een theatermaker die een "Ode aan de varkensboer" wilde maken voor mensen die nooit in het theater komen.

Er zijn varkens in Nederland die in de gelegenheid worden gesteld om op een vuile betonvloer buiten wat frisse lucht op te snuiven.
Echt in de volle grond wroeten is hun niet vergund want dat drijft de kostprijs zo hoog op dat concurrentie met het buitenland niet meer valt aan te gaan.

Wat echt helpt voor verbetering in dierenwelzijn is een politiek die gericht is op afbouw van de export van dierlijke producten. Dat betekent in ons land dat er minder dieren gehouden worden. Als kiezer moet je dan natuurlijk niet zo naïef zijn om het argument serieus te nemen dat dan minder dieren in optimale omstandigheden leven omdat buitenlandse boeren de productie overnemen. Dat is vorm van redeneren die eigenlijk in het theater thuishoort.

Wie wil lezen met welke absurde argumenten de vaderlandse bio-industrie nog meer wordt verdedigd, klik hier.

Milieudefensie vraagt steun voor koe in wei

Amsterdam- 24 november 2014. Milieudefensie start de campagne 'Wij Willen Wei' om koeien in de wei te houden. Morgen wordt in de Tweede Kamer gestemd over de nieuwe melkveewet. Deze wet bepaalt de uitbreidingsruimte voor melkveebedrijven en daarmee of koeien in megastallen komen te staan of naar buiten kunnen. Uit een peiling van TNS NIPO blijkt dat 97 procent van de Nederlanders wil dat koeien in de wei blijven.

Tijdens de campagne Wij Willen Wei van Milieudefensie plaatsen mensen online hun 'eigen' koe in de wei. Hiermee protesteren bezorgde burgers tegen schaalvergroting van de melkveehouderij. Ze spreken hun steun uit voor een kleinschalige veehouderij mét koeien in de wei, die past binnen Nederland.

Koe in de wei gezonder.

"Hoe groter de stallen, hoe minder koeien buiten komen. Al jaren daalt het aantal koeien in de wei gestaag, dat blijkt uit cijfers van het CBS. Weidegang is goed voor koeien omdat het doorligplekken en klauwwonden voorkomt. De koeien die buiten lopen zijn gezonder en krijgen minder antibiotica. Dat is beter voor de gezondheid van dieren en mensen", aldus Jacomijn Pluimers, campagneleider Duurzaam Voedsel bij Milieudefensie.

Nog meer mest.

Meer koeien betekent ook meer mest. Sinds de jaren zeventig is er een mestoverschot in Nederland. De overtollige mest schaadt het milieu. De schaalvergroting die nu met de nieuwe melkveewet mogelijk wordt gemaakt zagen we eerder in de kippen en varkenshouderijen. De schaalvergroting heeft daar geleid tot megastallen en is een belangrijke factor in het ontstaan van allerlei dierziekten die ook de mens kunnen bedreigen. De vogelgriep laat zien hoe kwetsbaar de intensieve veehouderij is.

Milieudefensie wil met de campagne Wij Willen Wei bereiken dat de overheid maatregelen neemt om koeien in de wei te houden.

Aannemen melkveewet is een historische vergissing.

AMSTERDAM, 25 november 2014 -
Met het aannemen van de melkveewet van staatssecretaris Dijksma begaat de Tweede Kamer een historische vergissing, vindt Milieudefensie. De wet geeft geen norm voor grondgebonden groei. Hiermee kiezen Dijksma en de meerderheid van de Kamer voor schaalvergroting van de melkveehouderij met grote schade voor het milieu en de volksgezondheid. Zonder het verplicht stellen van grondgebondenheid blijft het mestbeleid dweilen met de kraan open. Wat Milieudefensie betreft nog verder open dan hij al stond: nog meer koeien betekent namelijk méér megastallen, méér mest en dus meer milieuschade.

Jacomijn Pluimers, campagneleider Duurzaam Voedsel bij Milieudefensie: "De wet die vandaag is aangenomen zóu moeten zorgen voor een verantwoord groei van de melkveehouderij maar de uitkomst is juist alles behalve verantwoord. Deze wet zet alle deuren wagenwijd open voor groei van de melkveehouderij. Nederland heeft al een mestprobleem - we kunnen de mest in eigen land al lang niet meer kwijt - en dat wordt met de groei van de melkveehouderij alleen maar groter. Al die extra koeien komen in megastallen te staan en de weidegang zal daardoor sterk afnemen".

Volgens Milieudefensie stimuleert de wet de huidige schaalvergroting waardoor steeds meer koeien permanent op stal blijven staan. Pluimers: "een paar weken geleden nog stemde een meerderheid van de kamer juist vóór weidegang. Dat is niet uit te leggen. Ook staatssecretaris Dijksma laat dit inconsistente beeld zien. In een brief aan de kamer kondigt ze een actiegerichte programma aan waarmee ze de weidegang wil gaan stimuleren, dezelfde weidegang die ze met haar eigen wet tegenwerkt. We hebben weinig vertrouwen in dat programma omdat het huidige Convenant Weidegang na 2 jaar praten nog niet tot verbetering heeft geleid".

Milieudefensie is maandag gestart met de campagne Wij Willen Wei om koeien in de wei te houden. Uit een peiling van TNS NIPO blijkt dat 97 procent van de Nederlanders wil dat koeien in de wei blijven.

11 november 2014

Dijksma negeert wensen Kamer over weidegang

Milieudefensie is verbijsterd dat staatssecretaris Dijksma in een brief aan de Tweede Kamer meldt dat zij de wens van de Kamer om alle koeien in de wei te laten grazen, naast zich neerlegt. De brede steun in de Kamer voor de motie weidegang weerspiegelt de wens van maar liefst 97% van de Nederlanders om koeien in de wei te laten en niet op te sluiten in megastallen. 12 november is er een debat over weidegang in de Tweede Kamer.

Dijksma geeft in de brief aan dat er “praktische bezwaren” voor melkveebedrijven zijn om koeien in de wei te laten. Veel melkveeboeren hebben hun veestapels uitgebreid omdat het melkquotum op 1 april 2015 wordt losgelaten. Koeien in megastallen gaan niet naar buiten omdat de boer daar onvoldoende land voor heeft. Hiermee kiest Dijksma voor schaalvergroting en verdere industrialisering van de melkveehouderij.
De staatssecretaris geeft ook nog ruimte in de melkveewet om melkveebedrijven meer mest te laten produceren dan ze op hun eigen bedrijf kwijt kunnen. Door dit toe te staan, komt er nog meer mest in Nederland, terwijl er nu al een overschot is. Het mestoverschot leidt tot vervuiling van bodem en grondwater, stankoverlast, achteruitgang van de biodiversiteit en risico's voor de volksgezondheid door antibioticaresistentie.

Jacomijn Pluimers, campagneleider Duurzaam Voedsel van Milieudefensie: "Als melkveebedrijven zonder grond mogen groeien, gaan de megastallen in hoog tempo de familiebedrijven van de markt drukken. Zo gaan de koeien de varkens en kippen achterna en is het gedaan met het Hollandse landschap met koeien in de wei. Milieudefensie wil dat staatssecretaris Dijksma de wens van de Kamer en burgers uitvoert en kiest voor een melkveehouderij met toekomst, deze is grondgebonden. Dat betekent dat een bedrijf voldoende grond heeft om de mest op kwijt te kunnen én om de koeien naar buiten te kunnen laten. Dit is beter voor dieren, mensen en het milieu".

Jacomijn Pluimers
campagneleider Duurzaam Voedsel.
Nederland kampt al 40 jaar met een mestoverschot met stankoverlast, achteruitgang van biodiversiteit en water- en bodemvervuiling tot gevolg. De nieuwe Melkveewet is de kans om deze zaken aan te pakken.

04 oktober 2014

Hoe de agrosector kritiek voor zich laat werken

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), het belangrijkste adviesorgaan van de regering, presenteerde 2 dagen voor Dierendag een rapport waarin zij stelt dat er een voedselbeleid moet komen in plaats van het aloude landbouwbeleid. Dat beleid is nog altijd gericht op het vergroten van de productiviteit en van de export.

Het advies van WRR dat consumenten minder vlees en zuivel moeten eten verrast LTO niet. "Dit is een trend die we al langer zien en die we niet kunnen veranderen. Boeren produceren voor de consument en de consument kiest was hij eet. Deze trend zou gunstig kunnen zijn voor de plantaardige sectoren", aldus een woordvoerder van LTO. Het feit dat de overheid nu mogelijk gaat adviseren minder vlees en zuivel te consumeren vindt LTO niet alarmerend. "Een dergelijk beleid geldt ook voor alcohol. Maar het is uiteindelijk de consument die kiest wat hij of zij eet of drinkt".
LTO noemt het rapport van de WRR een waardevol rapport dat een heldere analyse van de huidige voedselketen geeft. "Wat ons betreft zijn de belangrijkste conclusies in het rapport dat het mededingingsbeleid van de overheid niet stimuleert om het beter te gaan doen en dat de verduurzaming van de voedselketen een verantwoordelijkheid is van alle schakels in de keten", reageert Maat.
LTO zegt dat de Nederlandse landbouw al goed op weg is met de aanbevelingen die de WRR doet om meer oog te hebben voor de ecologische houdbaarheid van voedsel, de volksgezondheidsaspecten en de robuustheid van voedselvoorziening.

Tot zover De Boerderij.


Door de suggestie te wekken dat de sector allang bezig is met diervriendelijk en duurzaam produceren probeert de LTO de voor de hand liggende aanpak af te wenden, namelijk het stoppen met de overproductie (70%) in de vee-industrie. Die aanpak is redelijk succesvol,, maar kost de belastbetaler meer dan hij zich realiseert. Een deel van de kostprijs van de Nederlandse veehouderij is laag, omdat kosten worden afgewenteld op de samenleving. Dit levert bovendien risico's op voor de volksgezondheid.

Wilt u meer lezen over de manier waarop de agrosector haar dieronvriendelijke business probeert goed te praten en haar bijdrage aan de economie op te blazen? Klik dan hier; zie ook De landbouwmythe en haar sprookjes en De burger laat zich door de boer een oor aannaaien.

Aanbevelingen van de WRR
  • Landbouwbeleid moet veranderen in voedselbeleid
  • Eet en produceer minder zuivel en vlees
  • Voedselproductie moet duurzamer
  • Een onafhankelijke instantie moet het voedselbeleid evalueren
  • Vrijhandel mag niet verhinderen dat er eisen worden gesteld aan ecologische kanten van voedsel
  • Zet een rem op ongezond (zout, vet, gesuikerd) voedsel
  • Laat industrie en horeca jaarlijks rapporteren over zout, vet en suiker
  • Vervang het woud aan keurmerken door twee stoplichten: een voor duurzaamheid, een voor gezondheid
  • Mededingingsrecht mag afspraken over verduurzaming niet in de weg lopen
  • Grondstoffen moeten zo veel mogelijk worden teruggewonnen, vooral de meststof fosfaat
  • Kweken van insecten kan het afvalprobleem verminderen
.

02 oktober 2014

Van geboorte tot slacht ontleed

Het levenswerk van kalf Jonathan 1127

Deze EO documentaire begint met een mooie beelden van het geboorte van Jonathan in de wei. In de documentaire wordt Jonathan letterlijk tot in detail gevolgd na de slacht.

Volkskrant columnist Jean-Pierre Geelen schreef er dit over:
Het leven van het kalf Jonathan 1127 (maandag als EO-2DOC) was een oase van rust, verfilmd door Henk Dokter. De scharrelstier werd geboren in een weide in de volle voorjaarszon; er kwam geen geboortekrik of kist aan te pas. Dat zijn moeder overleed en het jong op zoek moest naar een vervanger voor melk, kwam het drama alleen maar ten goede. Voor het overige zette de idylle van het jonge leven zich voort. Tot het moment waarop Jonathan de betegelde ruimte van de ambachtelijke slager binnentrad en met zichtbare doodvrees bokkensprongen maakte.
'Rustig maar, niks aan de hand', loog de slager. En daar knalde de pin in zijn kop; terwijl het lichaam nog schokte ging het mes in zijn keel. Een half uur later fileerde de slager met zichtbare arbeidsvreugde het 'harinkje' en de 'jodenhaas'.
Het leven van kalf Jonathan 1127 bood misschien een eerlijke en onbevangen blik op een koeienleven, maar het was ook een verregaande romantisering van de gemiddelde biefstuk, die voor het overgrote deel uit de bio-industrie komt.

Tot zover Geelen.

In de documentaire het nummer "Sorry" van Kyteman (zie video). En daarmee was geen woord teveel gezegd.
Gelukkig voor Johannes woog hij bij geboorte 70 kg. Kalfjes met een te laag gewicht mogen niet meer worden vetgemest tot kalfsvlees. Wat gaat er nu met hen gebeuren?

Per 1 januari scherpen de kalvermesterijen hun eisen aan. Dieren die minder dan 36 kilo wegen, zijn niet meer welkom. Zo willen kalverbedrijven hun antibioticagebruik verminderen. Lichtere dieren hebben minder weerstand.

01 september 2014

Pluimveesector uitgebuit

Op Eenvandaag een uitzending over Poolse werkneemsters in de pluimveesector die vinden dat zij te laag worden betaald.
Gevraagd of zij zelf wel eens pluimvee eet, meldt ze "ik eet die rommel niet".

De uitbuiting geldt voor alle sectoren in de Nederlandse vee-industrie.

De agrarische sector kan in feite al jaren niet meer zijn eigen broek ophouden. De Russische importban is alleen maar de ‘spreekwoordelijke druppel’. Dat stelt FNV Bondgenoten in een brief aan staatssecretaris Dijksma.

FNV Bondgenoten constateert dat boeren door schaalvergroting en overproductie steeds minder verdienen aan hun productie. Maar ook in de keten zelf gaat het mis. ‘Grote retailbedrijven maken de dienst uit en draaien de duimschroeven bij telers en boeren aan, waardoor de inkoopprijs daalt.’ Volgens de bond is er meer nodig dan subsidies en tijdelijke crisismaatregelen om de land- en tuinbouwsector weer gezond te krijgen. De vakbond wil met Dijksma praten over een duurzamere sector, vooral op het gebied van arbeidsvoorwaarden.

02 augustus 2014

Is antibioticagebruik wel afgenomen?

Deze week zijn bijna 2500 kalveren geruimd (afgemaakt) omdat ze een verboden kankerverwekkend antibioticum in hun lijf hebben.
Als het een beetje tegenzit, volgt er later deze maand nog een veelvoud aan varkens.
Honderd bedrijven zaten op slot. De sector doet er alles aan om deze kwestie af te doen als een betreurenswaardig incident.
Immers uit cijfers blijkt dat dierenartsen sinds 2009, los van het nu ontdekte middel, ruim 50 procent minder antibiotica voorschrijven. En ja, een foutje kan natuurlijk altijd gebeuren.
In ieder geval ligt de fout niet bij de boeren, want die doen, zoals iedereen weet, nooit iets verkeerd.
Er zijn echter ook cijfers die er op wijzen dat het gebruik van antibiotica in de veehouderij helemaal niet is afgenomen. Als het antibioticagebruik ruim de helft minder is, dan zou het gemiddeld geslacht gewicht ook moeten afnemen. Niet met kilo’s tegelijk, want zo geweldig is het effect van antibiotica nou ook weer niet. Maar bij een vleeskuiken zou een paar ons minder, en bij een varken of kalf een kilo minder, logisch zijn.
Het CBS publiceert jaarlijks per soort hoeveel dieren er zijn geslacht en hoeveel geslacht gewicht dat opleverde. Deling van het ene getal door het andere levert dan het gemiddelde geslacht gewicht per dier op.
Die gewichten waren voor varkens in 2009: 92,2 kg, 2012: 93 kg, 2013: 93,2 kg. Vleeskuikens in 2009: 1,59 kg, 2012: 1,6 kg, 2013: 1,65 kg. Kalveren 2009: 140 kg, 2012: 144,4 kg, 2013: 146 kg.
Volgens de cijfers stijgt het geslacht gewicht, terwijl het gebruik van groeibevorderaars meer dan halveerde.

Voor deze merkwaardige stijging zijn een paar verklaringen mogelijk.
De veehouderij is er misschien in geslaagd een qua werking met antibiotica vergelijkbaar alternatief te ontwikkelen.
Niet erg waarschijnlijk, want in dat geval werd vrijwel zeker helemaal geen antibiotica meer gebruikt. Of de dieren krijgen meer te eten. Niet erg waarschijnlijk voor wie naar de ontwikkeling van de krachtvoerprijzen kijkt. En bovendien: ook voor een dier dat toch al volgepropt wordt, geldt: vol is vol.
Of de dieren krijgen gewoon net zoveel antibiotica als vroeger, alleen niet meer via de dierenarts. Er is via internet of andere kanalen een veelheid aan niet verboden antibiotica te koop.

Bij vleeskuikens worden zogenoemde coxiodiostatica gebruikt. Dat zijn antibiotica die niet zo hoeven te worden genoemd en dus preventief door het voer gaan.
Tenslotte is het ook mogelijk dat antibiotica nooit als groeibevorderaar heeft gewerkt. Dat zou nogal wrang zijn, omdat we dan voor niets door de vee-industrie zijn opgescheept met een scala aan resistente bacteriën. Wellicht iets om eens over na te denken.
Bij de barbecue bijvoorbeeld.

Auteur .

Klik hier om meer te lezen over het gebruik van antibiotica in de veehouderij.

04 juni 2014

Strijd om de weide

Doordat een aantal grootschalige melkveehouders de laatste jaren niet zoveel rekening hielden met de leefomgeving van weidevogels en insecten, verliest het Nederlandse landschap een aantal iconische fauna. De grutto is daar een van. Hoe kunnen melkdrinkers en melkboeren bijdragen aan een gezonde natuur? In Strijd om de Weide zocht Andrea van Pol op het Food Film Festival afgelopen mei naar een antwoord.

In de registratie van de discussie tussen de diverse belangengroepen wordt helder gemaakt hoe het komt dat de oorspronkelijke biodiversiteit tegenwoordig teruggedrongen is tot 40.000 van de 1 miljoen hectare landbouwgrond.

Leeswijzer


Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom.
Klik hier voor de laatste bijdragen op dit blog
.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.
Kijk op ook Facebook voor onze reactie op de actualiteit.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.