Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

27 juli 2009

Partij voor de Dieren wil af van overtollig proefdiergebruik

Persbericht PvdD. Den Haag, 27 juli 2009 – De Partij voor de Dieren wil dat er een einde komt aan het fokken en doden van overtollige proefdieren. In Nederland worden jaarlijks meer dan 400.000 dieren ‘in voorraad’ gedood in fokkerijen en laboratoria: dieren die wel zijn gefokt in het kader van dierexperimenteel onderzoek, maar die nooit in een dierproef worden gebruikt. De Partij voor de Dieren vindt het onbestaanbaar dat dit hoge aantal slachtoffers van dierproeven niet wordt aangepakt door de overheid.

Het aantal proefdieren dat ‘in voorraad’ wordt gedood komt bovenop het aantal dieren dat daadwerkelijk wordt gebruikt in experimenten. De afgelopen jaren is hun aantal explosief gestegen. Daarmee is het totaal aantal dieren dat gebruikt wordt in het kader van dierexperimenteel onderzoek veel hoger dan de overheid wil doen geloven. Het ministerie van VWS en de Voedsel en Warenautoriteit, het orgaan dat belast is met het toezicht op dierproeven, communiceren dat in Nederland ‘slechts’ zo’n 600.000 dierproeven per jaar worden verricht. Zij stellen daarbij dat het aantal dierproeven in Nederland langzaam afneemt. Wat zij er niet bij vertellen, is dat sinds 2005 het totaal aantal dieren dat voor dierproeven wordt gefokt en gedood weer veel hoger ligt dan de jaren ervoor. Waar het gemiddelde in de jaren 2002-2004 op 880.000 stond, werden in 2005, 2006 en 2007 steeds rond de 1 miljoen dieren opgeofferd in het kader van dierproeven.

Redenen voor het overschot aan proefdieren zijn volgens wetenschappers dat zij voor hun onderzoek alleen gebruik willen maken van dieren met een bepaald geslacht of van dieren met een bepaalde leeftijd. De dieren die overblijven worden afgemaakt. Een andere belangrijke oorzaak is gelegen in de toegenomen genetische manipulatie: het proces om één genetisch gemanipuleerde diersoort te creëren, kost talloze dieren het leven.

In antwoord op eerdere vragen van Kamerlid Esther Ouwehand stelde minister Klink van VWS dat het aantal overtollige proefdieren uit zichzelf tot het minimum beperkt zou blijven als resultaat van een efficiënte bedrijfsvoering in proefdierfokkerijen en laboratoria. Nader onderzoek naar deze problematiek vond hij dan ook niet nodig. De Partij voor de Dieren wil wel meer zicht op de processen die leiden tot de dood van zoveel overbodige proefdieren. Esther Ouwehand brengt daarom morgen, dinsdag 28 juli, om 13.00 uur een werkbezoek aan proefdierfokker Harlan in het Limburgse Horst. Zij zal zich daar o.a. laten informeren over de manier waarop de fokker aan de vraag naar (specifieke) proefdieren voldoet en hoe de overschotten tot stand komen. Esther Ouwehand: “De dood van meer dan 400.000 overtollige proefdieren per jaar is onacceptabel. Zonder maatregelen zou dit aantal de komende jaren zelfs nog sterk kunnen stijgen. De minister móet ingrijpen.“

Tot zover het persbericht.

Lachwekkende conclusies bij onderzoek LNV naar welzijn circusdieren

Minister Verburg heeft twee onderzoeken laten doen: 'De intrinsieke waarde van dieren in performance-praktijken' door de Universiteit van Groningen (RUG) en de Wageningen Universiteit (WUR), en het onderzoek 'Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland' door de WUR.

Het klinkt indrukwekkend: een onderzoek naar de intrinsieke waarde. Maar dat is schone schijn. Op zich is een onderzoek naar de intrinsieke waarde van een dier onmogelijk en alleen daarom al een belachelijke zaak. De term “intrinsieke waarde” is namelijk een loze term. Het is een term die veronderstelt dat een dier een waarde zou hebben los van de voorstelling daarvan door de mens. Dus ook van een wetenschappelijk onderzoeker of van het circuspubliek. Anders gesteld: de intrinsieke waarde van een dier is niet objectief te bepalen of te onderzoeken, laat staan van een dier dat voor de mens moet optreden (in de “performance-praktijk”). De term is begin jaren '80 uitgevonden om dierenbeschermers een wortel voor te houden om hen af te leiden en om de (dieren)tuin te leiden. En dat lukt uitstekend en wordt hier weer van stal gehaald. Business as usual. Achter de (kamer)schermen slaan de ambtenaren van LNV zich op de knieën terwijl ze toekijken hoe de truc weer wordt gevreten en er weer niets echt hoeft te veranderen.
De conclusie dat het welzijn van dieren door optreden niet noemenswaard wordt aangetast is ook lachwekkend. Het voornaamste welzijnsbezwaar dat tegen de situatie van dieren in het circus wordt aangevoerd geldt de tijd dat een dier juist niet moet optreden. Gegeven de verveling en het gebrek aan bewegingsruimte is af en toe een optreden een verademing waarin het dier nog enige afleiding vergund is. Maar er is ook de stress en de dreiging van straf tijdens de training.
Dieren laten optreden is vooraleerst een ethische kwestie (respectloos) en secundair een welzijnskwestie. Het is niet voor niets dat de actiegroep Respect voor Dieren onder deze naam actie voert tegen het gebruik van dieren in het circus. Maar dat circusdieren nog enige afleiding krijgen is geen argument om met die omstandigheid de verveling en stress van de grootste deel van hun loze tijd weg te poetsen. Het is ondoenlijk dat de wilde dieren weer worden terug worden gevoerd naar hun natuurlijke omgeving. Een verbod om deze misstand te voorkomen is de enige rechtvaardige beslissing.

Hieronder de tekst van de samenvatting van het onderzoek, die was te lezen op de site van het LNV.

Conclusies en aanbevelingen

Het onderzoek over de intrinsieke waarde van circusdieren stelt dat het verblijf van dieren in circussen niet per definitie een negatieve invloed heeft op het dierenwelzijn. Dat hangt ondermeer af van de mate van domesticatie, de behoefte van het dier en de kwaliteit van zijn omgeving. De onderzoekers bevelen aan om geen dieren uit het wild te halen ten behoeve van circussen. Eigenlijk vinden ze dat alle wilde dieren moeten worden teruggeplaatst naar de vrije natuur of naar natuurparken, maar de onderzoekers erkennen dat de mogelijkheden daartoe zeer beperkt zijn. Des te meer reden, vinden ze, om welzijnseisen te stellen aan het verblijf van wilde dieren in circussen. De zorg moet meer gaan aansluiten bij de specifieke vermogens en behoeftes van de dieren.

Het onderzoek over het welzijn van circusdieren concludeert dat het optreden in voorstellingen het welzijn van de circusdieren niet noemenswaardig aantast. Wel wordt een aantal welzijn- en gezondheidsproblemen gesignaleerd dat terug te voeren is op het gebrek aan kennis van de verzorging van de dieren. De onderzoekers bevelen aan de kennis van verzorgers over de gezondheid en de verzorging van dieren op niveau te brengen. Ook zou het volgens hen goed zijn als de organisatie van circussen VNCO met gemeenten afspraken maakt over de kwaliteit en ruimte voor dieren op standplaatsen binnen de gemeentegrenzen. Van alle dieren vraagt de situatie van de olifant in circussen de meeste aandacht. De onderzoekers stellen verder onderzoek voor op het gebied van het houden van olifanten in circussen.

Tot zover het LNV.

Het is waarschijnlijk dat een verbod op het gebruik van circusdieren een precedent zou hebben geschapen voor een verbod van het gebruik van dieren in de bio-industrie. En dat zou een relatief kleine groep belanghebbenden in ons land te veel geld kosten.

Niet om te lachen is het feit dat in alle gevallen aan de onderzoekers de toegang tot de trainingen werd geweigerd en dat de onderzoekers dat kennelijk hebben geaccepteerd. Zie hieronder een citaat uit het persbericht van "Wilde dieren de tent uit":

"Onderzoekers geweigerd bij training - Een onderdeel van het onderzoek was het observeren van de in circussen toegepaste trainingsmethoden. Toegang tot de trainingen werd de onderzoekers echter in alle gevallen geweigerd. De onderzoekers konden uit de waargenomen angst van de dieren tijdens de voorstelling echter concluderen dat training op basis van dominantie gebeurt. Tijdens de voorstelling werden dwangmiddelen waargenomen, zoals olifantenhaken (welke permanent gebruikt werden, ook buiten de voorstelling) en zwepen."

Zie verder Drogredenen voor het gebruik van dieren in het circus en Onvermijdbare welzijnsproblemen bij circusdieren.
Rechten Voor Al Wat Leeft schrijft in haar contactblad over gemeentes die een vergunning weigeren aan circussen.

26 juli 2009

Zonder export meer verantwoorde melk

Harmen Treur is melkveehouder op Walcheren. In de NRC van 24 juli 2009 bepleit hij de zaak van de Hollandse melk onder de titel: U drinkt het liefst Hollandse melk? Sluit dan de grenzen.

Treur besluit zijn kromme betoog met deze alinea:
Voor een paar cent per liter extra blijft de voor ons landschap zo kenmerkende boerennatuur behouden. En blijft de file van af- en aanrijdende melkauto’s uit het buitenland ons bespaard. Het platteland blijft bewoond, de melk blijft Hollands. En de boeren worden niet als een sinaasappel tot op de laatste druppel uitgeknepen.
Tot zover Treur.

Het betoog van Treur is tekenend voor de trieste halve waarheden die melkveehouders gewend zijn te roepen. Ze worden nauwelijks tegengesproken en het is de vraag of dit een teken van onverschilligheid is van het publiek of onwetendheid. Feit is dat de prijs die de consument voor melk betaalt in de supermarkt laag is. Maar nog belangrijker is dat de Nederlandse melkveehouder niet voor de Nederlandse markt produceert maar voor de buitenlandse markt. Voor elke 100 liter melk die in ons land wordt geproduceerd gaat het merendeel naar het buitenland. Als Nederland inderdaad de grenzen zou sluiten dan zou er een gigantische overproductie zijn omdat de melk en kaas niet meer geëxporteerd kunnen worden. Dat zou pas lage prijzen opleveren in de supermarkten.
Feit is ook dat de boeren niet uitgeknepen worden maar hun koeien, die ook nog eens steeds vaker het jaar rond op stal worden gehouden. Koeien in het landschap wordt steeds minder waargenomen, maar wel strakke groene graslanden, waarin alleen nog maar gras groeit en geen ander leven mogelijk is voor het vroeger zo kenmerkende biodiversiteit van de weide.

Toch zit de oplossing in het sluiten van de grenzen, maar dan op een totaal andere wijze dan Treur zich voorstelt. De Nederlandse melkveehouderij zou links- of rechtsom gereduceerd moeten worden tot een niveau van landelijke behoefte, waarbij tevens de eis wordt gesteld dat de koeien zomers in de wei lopen en de bedrijfsvoering op zijn minst dier- en milieuvriendelijk is. Dat wordt deze met de huidige ontwikkeling van schaalvergroting meer en meer minder.

24 juli 2009

Huisartsen vrezen megastallen

Dit is de ingezonden brief in het Eindhovens Dagblad waarin Brabantse huisartsen bestuurders en politici oproepen om te stoppen met verdere ontwikkeling en inrichting van landbouwontwikkelingsgebieden.

Oirschotse en Beerse huisartsen maken zich zorgen over de schadelijke effecten van megastallen.

Op dit moment is er in Noord Brabant veel beroering ontstaan door de komst van z.g. megastallen. Megastallen zijn zeer grote onderkomens, waar massaal varkens, kippen en andere dieren worden gehouden. Het gaat om bijvoorbeeld 9.000 varkens per stal en één zo’n stal is 250 meter lang, 100 meter breed en 11 tot 14 meter hoog.
Zij worden gepland in z.g. landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s), zoals het LOG Langerijt bij Oostelbeers en het LOG bij de Stille Wille.
Los gezien van bezwaren tegen de afbraak van het fraaie Brabantse landschap door de reuzen- gebouwen, het offeren van kleine weggetjes ten behoeve van aan en afvoer van voer en vee, de geringe bijdrage aan de werkgelegenheid in de regio,het dierenwelzijn, de stank en lawaaioverlast èn de geplande bouw vlakbij kwetsbare natuurgebieden (Baest en ’s Heerenvijvers), willen de Oirschotse en Beerse huisartsen vooral hun zorgen uitspreken over de bedreiging van de volksgezondheid.
Er zijn in onze ogen twee belangrijke ontwikkelingen, die negatief kunnen uitpakken voor die volksgezondheid, te weten:
1. Toename van concentraties fijnstof in de lucht met name voor de bewoners in de omgeving (de regio Eindhoven behoort al tot een van de gebieden met de meeste luchtvervuiling).
2. Het in (soms) in explosieve mate toenemen van concentraties van bacteriën en virussen, te weten de MRSA bacterie, de Q-koorts verwekker en het Mexicaanse (voorheen varkens) griepvirus.
Wat betreft de concentratie fijnstof, die vrijkomt bij megastallen: hier zijn al diverse onderzoeken naar gedaan. Het resultaat van deze onderzoeken is heel verschillend en varieert van onduidelijk of het schadelijk is tot duidelijk aangetoonde schade voor de gezondheid.
Wij merken in onze praktijken echter een grote toename van patiënten met longafwijkingen en wel op het niveau van de lagere luchtwegen, de longblaasjes. Longblaasjes zijn noodzakelijk voor de gaswisseling van ons lichaam, anders gezegd, via de longblaasje komt zuurstof in ons bloed en wordt koolzuur als afvalproduct weer uitgeblazen.
Wanneer deze blaasjes beschadigd raken ontstaat kortademigheid, eerst bij inspanning, later ook in rust, het is een aandoening die niet geneest, langzaam erger wordt en in feite dus chronisch is. Deze ziekte noemen we COPD, vroeger wel longemfyseem genoemd.
De belangrijkste boosdoeners zijn roken en fijnstof. Dit laatste komt in de lucht door autoverkeer, maar ook door industrie en megastallen. Luchtwassers, die bij megastallen worden geplaatst, zouden de lucht grotendeels zuiveren van stank, maar niet van fijnstof.
Hier in de regio is de laatste 15 jaar de varkenshouderij fors uitgebreid en het ligt voor de hand, dat dit invloed heeft op de toename van longziektes, die wij vaststellen. Wij maken ons hier in ieder geval ernstige zorgen over.
Wat betreft de bacteriën: bij grote concentraties van dieren en met name wanneer uit voorzorg antibiotica worden toegediend zullen er uiteindelijk bacteriën ontstaan die resistent zijn tegen de gangbare antibiotica (de MRSA bacterie), met andere woorden: gewone penicillines hebben hier geen vat meer op. Daarnaast kunnen zich bacteriën ontwikkelen die zeer bedreigend voor de mens zijn. Een voorbeeld hiervan is de Q-koorts bacterie, die in geitenmest voorkomt en waarvan iedereen heeft kunnen lezen hoe explosief deze zich dit jaar heeft ontwikkeld. Mensen, die door de Q-koorts bacterie worden besmet, zijn doodziek en kunnen blijvende schade overhouden aan longen, hartkleppen en gewrichten.
De MRSA bacterie is een nachtmerrie voor ziekenhuizen, omdat deze vrijwel niet uit te roeien is. MRSA bacteriën komen veel voor in het buitenland, waar heel royaal met antibiotica wordt gewerkt en in Nederland bij varkensconcentraties in stallen, waar ook veel antibiotica worden gegeven. Veel mensen zijn drager van deze bacterie, o.a. varkenshouders en hun familie, zonder dat ze daar verder last van hebben. Het zijn juist de kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals bejaarden en mensen met chronische aandoeningen, die hierdoor ziek kunnen worden.
Steeds meer ziekenhuizen willen eerst patiënten onderzoeken op het voorkomen van de MRSA bacterie, voordat iemand kan worden opgenomen. Dat geldt voor iedereen die recent in het buitenland is geweest als ook in Nederland voor varkenshouders en hun gezinsleden.
Een derde zeer actuele bedreiger van onze gezondheid is het Mexicaanse griep virus. Destijds is dit ontstaan vanuit varkenshouderijen in Mexico en heette dan ook varkensgriep. Omdat deze benaming volgens ZLTO Nederland de varkensindustrie een slecht imago zou geven, heeft men deze met succes veranderd in Mexicaanse griep. Het gaat echter onverminderd om een virus dat o.a. vanuit varkensconcentraties is ontstaan en nu een pandemie veroorzaakt.
Gezien het bovenstaande vinden wij, huisartsen in Oirschot en Oost West Middelbeers dat het in een dicht bevolkt gebied als Brabant in dit stadium onverantwoord is LOG gebieden aan te wijzen en in te richten met megastallen. De risico’s voor ernstige schade voor de volksgezondheid zijn groot, in ieder geval onvoldoende onderzocht en wij willen daarom alle bestuurders en politici, die zich met deze materie bezighouden oproepen te stoppen met verdere ontwikkeling en inrichting van LOG gebieden, nu eindelijk eens het geldelijk gewin niet als prioriteit te stellen maar verder te kijken naar de consequenties op langere termijn.
Dat betekent, dat er eerst een gedegen onderzoek moet komen naar de risico’s van megastallen en andere veeconcentraties. Pas als deze in kaart zijn gebracht en de consequenties te overzien zijn, kan een verantwoord landbouwbeleid worden gevoerd.

De gezamenlijke huisartsen van Oirschot en Oost West en Middelbeers


Het NOS journaal van 4 december 2009:
In Nederland zijn onnodig veel mensen zwaar ziek geworden door de Q-koorts. Dat zeggen Brabantse GGD-artsen en microbiologen in het programma Zembla. Zij zeggen dat voor de overheid de belangen van de geitenboeren zwaarder wogen dan de volksgezondheid.

De gezondheidsdienst voor dieren weigerde de GGD's te vertellen op welke geitenbedrijven Q-koorts heerst. Een snelle aanpak werd daardoor verhinderd.

09 juli 2009

Wat is eerlijk melken?

In Ziezo.biz aandacht voor de zorgen van LTO en premier Balkenende voor de concurrentiepositie van de Nederlandse melkveehouder:

Een gelijk speelveld voor agrarische producenten in de Europese Unie moet worden behouden. Dit schrijft minister-president Balkenende in een brief aan voorzitter Albert Jan Maat van LTO Nederland. De premier reageert op een brandbrief, die de LTO-voorzitter vorige maand aan hem stuurde.
Dit heeft LTO dinsdag bekend gemaakt. EU-lidstaten nemen in eigen land maatregelen om hun boeren tegemoet te komen, waardoor producenten in andere landen op achterstand raken. LTO had de premier gevraagd om de aantasting van de gelijke speelveld aan de orde te stellen tijdens de Europese Raad van medio juni. Balkenende schrijft de zorgen van LTO te delen.
Tijdens de Raad heeft hij duidelijk gemaakt dat voor Nederland twee punten van belang zijn. Ten eerste dat eerder in het kader van de Healtch Check gemaakte afspraken worden gerespecteerd. Ook is in de Raad overeengekomen dat de afspraken, die in het kader van de Health Check over de geleidelijke opheffing van de melkquota zijn gemaakt, overeind blijven.
Tot zover Ziezo.biz.

De Nederlandse melkveehouder staat ten opzichte van zijn buitenlandse concullega vrij sterk omdat de sector zo is georganiseerd dat een aantal nadelen van de hoge melkproductie in ons land zijn afgewenteld op de belastingbetaler en ten koste gaan van het dierenwelzijn.
Veel partijen (LTO, reclame, overheid) werken samen om de ongelijkheid in het speelveld aan het grote publiek te verkopen als het tegendeel: milieuvriendelijk en met aandacht voor dierenwelzijn.
De Nederlandse koe wordt meer en meer binnen gehouden om een grootschalige productie mogelijk te maken. Bijkomend voordeel is dat de mest op verschillende manier gemanipuleerd kan worden zodat het minder milieubelastend lijkt. Dat is slechts schijn, maar staat beter in de media.
Wat zou moeten gebeuren is dat de omvang van de Nederlandse productie gereduceerd wordt tot het niveau van de behoefte van de directe omgeving. Wanneer dat gepaard gaat met milieu- en diervriendelijke eisen aan de manier van produceren kan een speelveld ontstaan, waarin elke deelnemer een gelijkwaardige kans krijgt om verantwoord te werken en te leven. Koeien kunnen buiten lopen in de wei. Weidevogels krijgen een kans, in plaats van een weide als leefomgeving die wel groen (en clean als een biljartlaken) is, maar verder ongeschikt om in te overleven en om in voort te planten. Boeren die bereid zijn om zich in te zetten voor een aantrekkelijke landschap (toerisme), natuur en milieu kunnen beschermd worden tegen oneigenlijke concurrentie uit het buitenland. Een dergelijke speelveld ("level playing field") kunnen Europese landen elkaar best gunnen. Werk geen diervriendelijke boeren uit elkaars buitenlandse markt.
Niet op alle economische terreinen is een vrije markt heilzaam.

08 juli 2009

De Staat van het Dier, oftewel dierenwelzijn gemeten

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) laat op aandrang van de Tweede Kamer het dierenwelzijn en de dierengezondheid meten. Nederland is daarmee het eerste Europese land die dat doet. Jaarlijks gaat LNV het rapport ‘De Staat van het Dier’ uitbrengen. De eerste editie verschijnt in februari 2010.
In rapport 221 van de Animal Science Group uit Wageningen zijn de ambities van het LNV te lezen:

Nota Dierenwelzijn
De ambitie is, dat de samenleving de komende jaren:
• meer inzicht krijgt in en respect ontwikkelt voor het natuurlijk gedrag en de daaraan gerelateerde behoeften van dieren in hun omgeving; en
• haar omgang met en de wijze van houden van dieren daar op aanpast, inclusief het aankoopgedrag van dieren en dierlijke producten. De Nederlandse samenleving zal qua dierenwelzijn in de Europese voorhoede opereren.

Deze ambitie wil het kabinet in 15 jaar realiseren via de volgende vijf lange termijn doelstellingen, te weten:
1. Het perspectief van het dier is leidend bij de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering, zonder dat andere aspecten als economie, milieu, diergezondheid, voedselveiligheid en arbeidsomstandigheden uit het oog worden verloren.
2. Gehouden dieren kunnen behoeften, voortvloeiend uit hun natuurlijk3 gedrag, uiten en krijgen daglicht, hebben voldoende ruimte en ondergaan geen fysieke ingrepen als gevolg van de wijze van houden.
3. Gehouden dieren zijn in principe zichtbaar voor burgers, ofwel in het landschap, ofwel op het bedrijf.
4. Houders van hobby) en gezelschapsdieren beschikken over voldoende kennis, informatie en ondersteuning om hun verantwoordelijkheden te nemen bij de aankoop, huisvesting en verzorging van de dieren en handelen hiernaar.
5. Consumenten beschikken over voldoende kennis informatie en ondersteuning om in redelijkheid een afweging te kunnen maken bij hun aankoop van dierlijke producten wat dierenwelzijn betreft.

De Nota Dierenwelzijn gaat voor dierenwelzijn uit van de ‘Vijf vrijheden’ als aangegeven door de Commissie Brambell. Deze vijf vrijheden:
1. Vrij van honger, dorst of onjuiste voeding
2. Vrij van thermaal en fysiek ongerief
3. Vrij van pijn, verwonding of ziekte
4. Vrij van angst en chronische stress
5. Vrij om soorteigen gedrag te uiten
worden wereldwijd als uitgangspunt voor dierenwelzijn gehanteerd. Lastig is, dat ze als zodanig niet zijn geoperationaliseerd en er dus geen eenduidige indicatoren voor bestaan. Intuïtief zijn ze goed te interpreteren, maar elke diersoort heeft in elke levensfase een eigen specifieke invulling.

Tot zover rapport 221.

De opmerking dat “het lastig is dat de vrijheden niet zijn geoperationaliseerd” moet zo worden gelezen dat de sector het maar al te comfortabel vindt dat niemand het ontbreken van de vrijheden in de praktijk als juridische onderbouwen kan aandragen voor de rechter om de bio-industrie te laten verbieden. Consumenten voelen op hun klompen aan (“kunnen intuïtief goed interpreteren”) dat het niet klopt in de intensieve veehouderij.
Het gebrek aan onomstotelijk bewijs over het ontbreken van dierenwelzijn maakt dat de agrosector voorlopig haar gang kan blijven gaan en nog lang zelfs het doen van onderzoek naar dierenwelzijn kan gebruiken om tegenstanders aan het lijntje te houden.
De vijf vrijheden hebben evenveel met welzijn als met grondrechten te maken. En deze constatering zou ogenblikkelijk moeten leiden tot inperking van de omvang van de intensieve veehouderij.

02 juli 2009

Vlaamse vegetariërs in open dialoog met Nederlandse vleessector

Persbericht EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) Gent, 2 juli 2009

Op Meat & Meal, de website voor de Nederlandse vleessector, is redactrice Caroline van der Plas een open dialoog begonnen met Tobias Leenaert, coördinator van de Vlaamse vegetarische organisatie EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief). De vleeseter en de vegetariër zullen in de komende tijd elkaar het vuur aan de schenen leggen, maar ook proberen elkaars motivaties beter te leren begrijpen.

Vlees ligt vandaag onder vuur. Biefstuk wordt gelinkt aan klimaatverandering, stijgende voedselprijzen en kanker. De Zweedse overheid riep onlangs op om minder vlees te eten. De Nederlandse overheid onderzoekt volop alternatieven. Vleesloze dagen worden populairder. De vleesindustrie voelt zich bedreigd en moet uiteraard niet veel hebben van vegetariërs en vegetarische organisaties, die volgens hen hun product viseren en in een slecht daglicht plaatsen. Vegetariërs voelen zich dan weer vaak niet begrepen en vinden dat hun belangen, wensen en behoeften niet altijd serieus worden genomen. Daarom is deze dialoog tussen een organisatie uit de vleessector en een vegetarische organisatie verfrissend, interessant, en belangrijk.

Caroline van der Plas is redactrice van Meat & Meal – een website voor managers uit de vleesindustrie - en een fervent vleeseetster die bij wijze van experiment ooit een maand vegetariër was. Tobias Leenaert is coördinator van EVA en eet al ruim elf jaar geen dierlijke producten. In de eerste gedachtewisseling vraagt Caroline zich af waarom vegetariërs in hemelsnaam hun voedingspatroon aan anderen willen opdringen. Dat ze zelf geen vlees eten, zo stelt van der Plas, is geen probleem, maar hun veggieburgers in de strot van een ander willen duwen, dat is erover.

Het antwoord vanuit EVA aan de vleessector is even uitdagend: “jullie eten het niet alleen, jullie stoppen ook enorm veel miljoenen euro’s in reclame voor vlees om te zorgen dat alle andere mensen er ook zoveel mogelijk van eten. Júllie dringen jullie product zo hard op aan de mensen dat het niet gezond meer is. Noch voor het eigen lichaam, noch voor de planeet, noch voor dieren. Wie is het dan die de ander iets in de strot duwt?”

Niemand verwacht de ander te overtuigen, maar wel wordt gerekend op een open, rustige, grappige, stimulerende, respectvolle discussie waardoor beide partijen meer inzicht kunnen verwerven in hun tegenpool. Wanneer kan dit in Vlaanderen?

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.