Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

28 februari 2009

Alleen de knor wordt niet gebruikt

Het nieuwe boek van Yvonne Kroonenberg is getiteld 'Alleen de knor wordt niet gebruikt' met daarin een verslag van haar ontdekkingsreis in de varkenssector.



Zij zag hoe sperma wordt geproduceerd bij varkens (het is handwerk). Boerin Ankie legde uit waarom zij in plaats van haar man de biggetjes castreert. De charmante Tijje vertelde haar alles over de slachterijen. Ze kroop bij een chauffeur op de truck van een veetransport, sprak politici die nooit zeggen wat ze werkelijk vinden, en raakte danig gefrustreerd tijdens een gesprek met de supermarktmanagers met hun stuntprijzen voor goedkoop vlees.

Kroonenberg heeft duizenden varkens gezien en aangeraakt, biggen op de arm gedragen en onafzienbare rijen één voor één zien sterven. Ze is alles te weten gekomen, de treurige en de hoopvolle zaken, de leugens, feiten en de goede wil. Ze heeft door de ogen van alle betrokkenen meegekeken en geluisterd naar hun beweegredenen.

Hans Baaij van Varkens in Nood:
"Het is zonder meer het beste boek over de vleessector dat ik ken. Het geeft meer inzicht dan de tientallen rapporten over de vleessector die jaarlijks gepubliceerd worden, meer dan alle antwoorden van landbouwminister in de Tweede Kamer en zelfs meer dan alle berichten van Varkens in Nood bij elkaar. Waar zitten de goeden en waar zitten de kwaaien? Wie zijn de opdrachtgevers van de grootschalige uitbuiting van miljoenen dieren en wie verlenen hier hun medewerking aan? Lees dit boek en dan weet je hoe het zit!"

Klik hier voor de promo van 'Alleen de knor wordt niet gebruikt'

Annechien ten Have van LTO Varkenshouderij was bij de presentatie. Ze ervaart de bijeenkomst als shockerend. 'Het was een ontmoeting van twee totaal verschillende denkwerelden over het houden van varkens en produceren van vlees. Er bestaat een diepe kloof tussen de belevingswereld van dit selecte groepje stadsmensen en van veehouders en mensen die werkzaam zijn in de vleessector. 'Een gemis is dat het boek geen hoofdstuk heeft over de vernieuwingen in de varkensvleesketen', aldus Ten Have.

Kievitseieren rapen schaadt de overlevingskansen van de soort

Eieren rapen dwingt kievit tot fatale broedstrategie

In het februarinummer van Vogelnieuws van de Vogelbescherming, wordt de stelling van Joop Jukema verdedigd dat het kievitseieren rapen het voortbestaan van de soort bedreigt. Uit deze tekst een aantal citaten.
Ervaren Friese rapers berekenden dat mogelijk 45.000 kievitseieren worden geraapt per broedseizoen, terwijl het formeel toegestane aantal is 6934. Maar het massale zoeken verstoort ook broedende vogels en leidt predators naar nesten.
Vanwege de opwarming van de aarde en het eerder beginnen van het voorjaar, hebben veel vogelsoorten hun eerste eileg vervroegd. Soms met wel drie weken.
Uit diverse onderzoeken blijkt dat ze daarmee succesvol zijn; latere legsels zijn minder kansrijk. De kievit wordt door de eieren rapers de kans ontnomen om in die trend mee te gaan, zegt Jukema. Hij taxeert die trend als een evolutionaire ontwikkeling en stelt vast dat de soort dus in Friesland wordt geblokkeerd in die noodzakelijke ontwikkeling.
De soort wordt juist met het rapen van eieren gemanipuleerd naar een broedschema dat volledig indruist tegen natuurlijke en biologische wetten.
Waar de Bond van Friese VogelWachters (BFVW) redeneert dat vroege legsels toch gedoemd zijn om te mislukken, daar voert Jukema aan dat het tegendeel waar is: de allervroegste legsels leveren de sterkste nazaten op. Onder normale voorjaarsomstandigheden wordt in Fryslân van de meeste kieviten op het gangbare
boerenland het eerste legsel geraapt. Zo wordt de soort de kans ontnomen om het beste legsel te bebroeden en tevens wordt de soort daarmee gedwongen zijn vervolglegsel ná 1 april te produceren.
De uitkomstdatum ligt dan in de eerste week van mei; de tijd dat in Fryslân de weilanden platgemaaid en kaalgeschoren worden. Dat leidt tot een onherroepelijke catastrofe onder onze weidevogels, zoals voor de grutto op basis van slaapplaatstellingen is aangetoond (Kleefstra 2005).
De na het maaien nog verspreid aanwezige groene grasstrookjes, die met zorg en inspanning door de nazorger zijn gemarkeerd als aanduiding en bescherming voor een legsel, blijken na enige dagen veelal verlaten of leeggeroofd te zijn. Na dit tweede broedsel doen kieviten vermoedelijk nog een verwoede poging een derde broedsel te produceren. Plaatstrouwe paren lopen een groot risico na vier à vijf weken met de tweede snee opnieuw te worden uitgemaaid. Alleen kieviten die de keuze maken te switchen naar een maïsperceel of een reservaatgebied maken nog een reële kans om succesvol te broeden met een uitkomstdatum rond 1 juni; biologisch gezien het meest ongunstige tijdstip.”

Er is een simpele oplossing voor bovenstaande probleem die tevens de eierraper zou kunnen bekoren: dat is dat de eierzoekers het zoeken staken op de dag nadat het eerste ei is gevonden.

24 februari 2009

Crisis; een nadeel dat zijn voordeel heb?

Hoe dom of gevoelloos kan een mens zijn die nu nog ontkent dat de bio-industrie zich alleen staande kan houden door het belang van dieren volledig ondergeschikt te maken aan de vraatzucht van de mens. Elk jaar worden er in Nederland 500.000.000 (vijfhonderd miljoen) dieren na een ellendig en veel te kort leven, op een meestal gruwelijke wijze, van het leven beroofd. En dat voor een product dat de mens niet eens nodig heeft! Ja, ik durf de stelling wel aan dat de mensen die in de (bio-)industrie hun geld verdienen de hele dag bezig zijn met het martelen van dieren. Dat die mensen dat niet uit wreedheid doen mag waar zijn. Maar als je weet wat het leed is dat de dieren moeten ondergaan alvorens tot een stuk anoniem vlees te worden getransformeerd en je blijft werkzaam in die sector en je blijft dat product ook vrolijk consumeren ben je mede schuldig aan gruwelijk en onnodig dierenleed. Ik heb daarom de consequentie genomen en ben volledig gestopt met het eten van vlees en vis, terwijl ik meer dan zestig jaar een fervent vleeseter ben geweest. Ik zal niemand opleggen mijn voorbeeld te volgen maar het kan echt geen kwaad je eigen consumptiegedrag eens onder de loep te nemen en je serieus te gaan afvragen of je wel met deze waanzin door moet/wilt gaan. Dankzij organisaties als Wakker Dier, de Partij voor de Dieren en andere wordt er steeds meer bekend over de walgelijke praktijken die met dieren worden uitgehaald om in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk dieren op het bord van de consument te krijgen. En dat terwijl naast het onaanvaardbare dierenleed het milieu enorm wordt belast door de veeteelt en de honger in de wereld in stand wordt gehouden door de helft van alle landbouwgronden te gebruiken voor de verbouw van veevoer. Voor één kilo dierlijk eiwit (vlees) is vier tot vijf kilo plantaardig eiwit nodig. De grond zou dus beter gebruikt kunnen voor gewassen die voor de mens geschikt zijn. Op die manier hoeven er geen 40.000 kinderen per dag te sterven aan ondervoeding.
Ja, hoe dom kun je zijn door de feiten simpelweg te ontkennen, te bagatelliseren dan wel belachelijk te maken. Misschien dat de crisis waar we in dreigen te geraken de doorgeslagen consumptieslaven die we als mens zijn geworden weer enigszins tot rede weten te brengen. Het was echt niet zo'n gek advies om eens op de site van Wakker Dier te gaan kijken. Maar ja, wie het niet wíl weten zal die moeite niet nemen en rustig blijven doorgaan met de kiloknaller in het winkelkarretje te gooien.

Zie deze video over de nadelen van zuivel.

14 februari 2009

Valse emoties?

Rimmer Mulder haalt in zijn hoofdredactioneel commentaar in de Leeuwarder Courant van 11 februari behoorlijk uit naar alles en iedereen die zich druk maakt over het afschieten van de herten op Terschelling. “De Partij voor de Dieren ruikt haar kans en stookt het vuurtje op”, vindt Mulder. De mens wordt door Mulder opgevoerd als “kroon op Gods schepping of de uitkomst van een evolutie van vele miljoenen jaren”. Prachtig, het scheppingsverhaal én de darwinistische opvattingen samengebracht in één zin. Zo houd je iedereen te vriend! Ook zet hij het afschieten van de herten af tegen het grote dierenleed in de bio-industrie waarvan hij terecht stelt dat dat alleen al permanente publieke acties zou rechtvaardigen. Een ander punt waar hij gelijk in heeft is de selectieve verontwaardiging van lieden die zich druk maken om deze herten maar vervolgens vrolijk elke week de “kiloknaller” van C1000 in hun winkelwagentjes kieperen en daarmee de bio-industrie en dus onnodig dierenleed in stand houden.
De fout die Mulder maakt is dat hij blindelings gelooft dat de mens het recht heeft, uit hoofde van zijn positie (schepping of evolutie) op deze wereld, dieren die even niet het belang van de mens dienen of daarmee op gespannen voet staan, te “mogen” elimineren. Zo zijn we in de geschiedenis met dieren omgegaan en ik heb dat eens iemand de “holenmensmentaliteit” horen noemen. Het is jammer dat de mensheid in meerderheid dat stadium nog steeds niet ontgroeid lijkt te zijn. Prima dat de PvdD “het vuurtje opstookt” en daarmee aangeeft dat niet iedereen het (meer) vanzelfsprekend vindt dat belangen van dieren en natuur per definitie ondergeschikt worden gemaakt aan het op arrogantie en zelfoverschatting gebaseerde superioriteitsdenken van het dier dat mens heet!

11 februari 2009

Pijnpunten en kansen van de vleesveesector

Op de Belgische site landbouwleven valt onder de titel “Pijnpunten en kansen van de vleesveesector” te lezen:

Naar het voorbeeld van de dialoogdagen over de problematiek van jongeren in de landbouw, de paardenhouderij en de biologische landbouw, startte Vlaams minister-president Peeters maandag 9 februari jl. nu ook met de vleesveesector een viertal dialoogdagen op. Tijdens de eerste van deze vier dialoogdagen benadrukte de minister-president vooreerst het belang van de vleesveesector voor de Vlaamse landbouweconomie. Sinds de invoering van de melkquota en mede door het instellen van premies voor ondersteuning van de rundvleesproductie, is het houden van vleesvee uitgegroeid tot een volwaardige bedrijfstak in Vlaanderen. De laatste jaren bedroeg de bruto rundvleesproductie bijna 300.000 ton karkasgewicht. De productiewaarde maakt 12% van de totale Vlaamse eindproductiewaarde uit en rundvlees is - na varkensvlees en zuivel - het derde belangrijkste veeteeltproduct. Het komt op nummer vier in de rij van alle land- en tuinbouwproducten in Vlaanderen.
Bovendien is het een sector die een positieve handelsbalans van 350 miljoen euro vertoont. Hiermee behoort België tot de top 12 van de landen die rundvlees exporteren. Nederland (38%), Frankrijk, Duitsland en Italië zijn de belangrijkste afnemers van het Belgisch rund- en kalfsvlees.

Daarnaast mogen we, volgens de minister, ook de pijnpunten die samengaan met de ingevoerde producten, niet verzwijgen. “Vraagt de consument zich bijvoorbeeld wel voldoende af of het vlees dat geproduceerd is in andere continenten aan dezelfde hygiëne- en kwaliteitseisen moet voldoen?”, zo stelde de minister, waarbij hij expliciet verwees naar Brazilië, Argentinië en andere landen waar rundvleesproducenten aan minder strenge voorwaarden moeten voldoen dan de Vlaamse producenten.

Uit die eerste dialoogdag bleek alvast dat bij de meeste deelnemers het gevoel bestaat dat op gebied van export nog wel een tandje moet bij gestoken worden.
Een andere vaststelling tijdens de eerste dialoogdag was dat de productiekosten in de vleesveehouderij in Vlaanderen hoger liggen dan elders in de wereld, maar bovendien ook - en dat is zorgwekkender - hoger dan elders in de Europese Unie. Ook daar zal dus moeten aan gewerkt worden.

Tot zover citaten van de site landbouwleven.

Het is duidelijk dat de dialoog op een beperkte manier wordt gehouden. Net als in Nederland zou een betrekken van de nadelen van de intensieve veehouderij volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’ en een eerlijke berichtgeving over de nadelen van (onder andere financiële steun aan) de intensieve veehouderij een veel reëler afweging opleveren. Aan rundvleesproducten uit Brazilië en Argentinië zou prima de eis gesteld kunnen worden dat deze afkomstig zijn van dieren die in natuurlijke omstandigheden leven, dat wil zeggen in de grote grazige weiden die deze landen in veel ruimte mate hebben dan Vlaanderen en Nederland.

Pleidooi voor conserverende landbouw

Onder de titel ‘Er zijn andere landbouwmethodes nodig om de wereld te voeden’ doet Agriholland verslag van de bijdrage van directeur Shivaji Pandey van de landbouw en voedselorganisatie van de Verenigde Naties FAO vorige week op een internationaal landbouwcongres in New Delhi. Boeren moeten volgens hem kiezen voor een conserverende landbouw, waarbij er zo weinig mogelijk bodembewerkingen worden toegepast. Met conserverend wordt hierbij duurzaam voedsel verbouwen bedoeld. Overmatig ploegen, overbevissing, overmatige bemesting, irrigatie en bestrijdingsmiddelengebruik heeft het ecosysteem te veel belast, stelt Pandey.

Wat in het pleidooi van Pandey opvallend mist is een oproep tot minder vlees consumeren. Een dergelijke verandering in consumptiepatroon zet veel meer zoden aan de dijk in het voeden van meer mondiale monden en heeft ook nog eens effect op het tegengaan van de opwarming van de aarde. Conserverende landbouw zorgt bovendien voor extra vastlegging van CO2. Door het land niet te ploegen wordt er ook water bespaard.

10 februari 2009

Kredietcrises oplossen kost 3 triljoen, honger de wereld uit 20 miljard

Jan Pieter Ekker blogt over de film Food, Inc., die in première ging op de Berlinale, en die liefst een zelfde impact als Al Gore’s An Inconvenient Truth zou willen hebben.

Een citaat:

In het Friedrichstadt Palast, een glitterend revuetheater in hartje Berlijn, vond de Europese première plaats van de documentaire Food, inc. Berlinale-directeur Dieter Kosslick kwam hem persoonlijk inleiden. ‘Het schijnt dat er meer dan 3000 miljard nodig is om de kredietcrisis op te lossen. Met slechts 20 miljard euro kunnen we de honger de wereld uit helpen.’

In Food, inc. laten de Amerikaanse regisseur Robert Kenner en de onderzoeksjournalisten Eric Schlosser en Michael Pollan zien wat er in ons eten zit. Pollan is de auteur van The Omnivore’s Dilemma; Schlosser schreef de non-fictie bestseller Fast Food Nation, waarvan Richard Linklater in 2006 een waardeloze speelfilm maakte, die na de wereldpremière in Cannes bijna nergens te zien is geweest.

09 februari 2009

Duurzaamheid is het toverwoord om te bedelen voor subsidie

Nu in de landbouw door de kredietcrisis de buikriem wat dreigt te worden aangehaald probeert de Agrosector met oude wijn in nieuwe zakken weer eens een graai te doen in de subsidiepot. Het verzoek om steun van de overheid gaat onder het mom van duurzaamheid bevorderen.
Toen de vuilnisdienst een te lage status kreeg, werd de naam veranderd in milieudienst.
Toen het spuiten van landbouwgif door de consument met argusogen werd bekeken, hernoemde men het gif in gewasbeschermingsmiddelen.
Ordinair meer geld verdienen door te bezuinigen op dierenwelzijn en megastallen te bouwen heet nu rendementsverbetering.
Is mest een probleem? We voegen wat voedsel toe aan de mest en we wekken energie op via een biomassavergisting in een biogasinstallatie of we rijden meer uit op het grasland dan de EU verstandig vindt en noemen dat derogatie.
Wordt energie te duur? We vragen subsidie om maatregelen te nemen om energie te besparen en daarmee de concurrentiepositie te versterken en om nog meer buitenlandse boeren te kunnen beconcurreren.
Heeft het publiek problemen met het permanent houden van vee binnen de stallen? Geen probleem, we noemen het binnenshuis verzamelen van mest minder belastend voor het milieu.
Vindt het publiek de megastallen lelijk? We pleiten voor een betere inpassing van agrarische bedrijvigheid in het landschap.
Vindt het publiek dat varkens niet permanent tussen stangen moeten staan? We richten wat (zicht)stallen in met varkens in het stro en we laten het publiek binnen met de boodschap dat straks alle varkens zo gehuisvest zullen worden.

Kortom, de lijst met voorbeelden waarop de Agrosector de belastingbetaler in het ootje neemt is lang. Het gaat niet om de waarheid, maar om de geloofwaardigheid van het imago. En de sector weet dat het publiek zich graag in slaap laat sussen. Die heeft immers andere zorgen aan zijn hoofd dan het luisteren naar zijn geweten.

Het “verduurzamen” van de agrosector is allemaal uitstel van executie, want de Nederlandse veehouderij bevindt zich op een doodlopende weg. Dat de grote boeren, die het hardst doen aan schaalvergroting, het laatst zullen overblijven is geen argument om onder het mom van duurzaamheid belastinggeld over de agrarische hanenbalk te gooien.
Wat boeren hier in ons land doen, kunnen boeren in het buitenland op den duur veel goedkoper wanneer ze –gedwongen door valse concurrentie- de innovaties en het negeren van de belangen van mens, dier en milieu van ons overnemen.
Duurzaam beleid is de veestapel te verkleinen en over te laten aan die veehouders die minstens het eko-keurmerk of het Demeter-keurmerk voeren, maar liefst nog meer doen aan echt ecologisch verantwoorde maatregelen. Het kost de consument wel wat meer geld en levert gezondere voeding op, maar het bespaart de belastingbetaler bakken met geld.

06 februari 2009

Protectionisme kan dierenleed besparen

De Nederlandse economie is afhankelijk van de export. Protectionistische maatregelen van het buitenland zou onze ondernemers niet uitkomen. Er is een duidelijke uitzondering die veel dierenleed zou schelen: de export van Nederlands vlees en zuivel zou best heel wat minder kunnen. Om te concurreren op buitenlandse markten bezuinigen Nederlandse veehouders op dierenwelzijn. Als buitenlandse markten deze invoer zou tegenhouden en de Nederlandse overheid zou de eigen markt van biologisch of ecologisch verantwoord geproduceerde zuivel beschermen tegen de invoer van bio-industrie producten uit het buitenland dan zou dat zelfs wereldwijd veel dierenleed schelen. Wat is de zin van het heen en weer slepen van vlees, wanneer landen meer produceren dan de eigen behoefte is en het surplus verkopen in een ander land dat ook teveel produceert?
Wanneer we dan (eindelijk ook nog) het principe toepassen dat de vervuiler betaalt, dan kan de belastingbetaler opgelucht ademhalen en de vaderlandse bio-industrie bijplaatsen op de vuilnisbelt van de geschiedenis.

Bedrijfsterreinen geschikt als (tijdelijk) natuurterrein

Op vrijdag 6 februari 2009 promoveert Robbert Snep op het onderzoek ‘Biodiversity conservation at business sites – options and opportunities’ aan Wageningen Universiteit.

“Bedrijventerreinen kunnen een belangrijke rol spelen bij het behoud van natuur en biodiversiteit, juist vanwege hun ligging en landgebruik.” Dat stelt ir. Robbert Snep, landschapsecoloog bij Alterra, Wageningen UR. Bedrijventerreinen staan vooral bekend vanwege hun lelijkheid en prominente aanwezigheid in de rand van steden en langs wegen. Veel terreinen zijn verouderd en toe aan herstructurering. Het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat deze terreinen een meerwaarde voor hun omgeving kunnen opleveren. Maar toch is dat wel zo, blijkt uit het onderzoek waar Snep op promoveert.

Snep onderzocht de huidige en potentiële waarde van verschillende typen bedrijventerreinen voor natuur en biodiversiteit. Ook bekeek hij hoe eventuele maatregelen voor het behoud en herstel van biodiversiteit zouden vallen bij ondernemers, werknemers, overheden, omwonenden en natuurorganisaties. Robbert Snep: “Uit mijn onderzoek blijkt dat er nu al bijzondere broedvogels en amfibieën op bedrijventerreinen voorkomen, en dat met een aangepaste inrichting en beheer deze meerwaarde voor de natuur nog sterk vergroot kan worden.”

Met uitsterven bedreigde vlindersoorten zouden volgens Snep met relatief eenvoudige aanpassingen op een aantal bedrijventerreinen beter beschermd worden. Ook kunnen bedrijventerreinen gelegen in de stadsrand als bron voor meer natuur in de stad dienen, zodat bewoners van aangrenzende wijken meer vlinders en vogels in hun tuin krijgen. De biodiversiteit op bedrijventerreinen kan onder meer vergroot worden door groene daken en gevels, tijdelijke natuur op braakliggende percelen, ecologisch groen in plaats het huidige steriele bedrijfsgroen, en meer groen in de vorm van ecologische verbindingszones of grotere eenheden.

Gebruikers van bedrijventerreinen geven aan dat groen op hun terrein een meerwaarde kan opleveren, zolang het past binnen de gewenste uitstraling van het terrein en bijdraagt aan de gezondheid en leefbaarheid voor werknemers en omwonenden. In het buitenland zijn al veel bedrijven actief bezig met natuurbehoud op hun eigen terreinen. Nederland loopt wat dat betreft nog behoorlijk achter. Er is nog weinig besef bij ondernemers en overheden dat duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen op bedrijventerreinen heel goed kunnen worden vormgeven door maatregelen om de biodiversiteit te vergroten.

Vleesconsumptie en vrijheid

Voor de vleeseters uit de tijd voor de koelkast was het eten van vlees een gebeurtenis verbonden met feest. Vlees was niet houdbaar, dus als je deelde met de rest, dan ging er geen vlees verloren en hoefde de ander even niet naar voedsel te zoeken. Kortom: men kreeg een tijdje vrijaf.
De moderne mens heeft het dier zijn vrijheid afgenomen om permanent over voedsel te beschikken. Door de vrije markt economie is de boer als producent van vlees en zuivel zelfs in de verleiding gekomen om het dier nog meer vrijheid af te nemen, in de vorm van kostprijsverlaging, ten koste van dierenwelzijn. Hij kan nu nog meer geld verdienen en de consument kan geld besparen. Het is een win-win-situatie voor mensen met weinig last van hun geweten.

In groter, globaal verband valt het gedrag van de mens in het uitbuiten van de aarde te benoemen als parasitair gedrag. De (uit)zuigende werking van de hebzucht is respect- en grenzeloos. Het leidt tot verslaving en slavernij. Omgaan met vrijheid is omgaan met (ethische) grenzen, niet alleen met de draagkracht van het milieu, de medemens, maar ook van het dier en de natuur.

04 februari 2009

Wij ruilen geen dieren, we wisselen uit

Peter Kuipers is baas van het Dierenpark Amersfoort. In het Reformatorisch Dagblad vertelt hij het volgende.
Dierentuinen kopen ook geen dieren van elkaar, ze ruilen zelfs geen dieren. In plaats daarvan is er een systeem op basis van ”voor wat, hoort wat”. Kuipers geeft een voorbeeld: „Amersfoort heeft een indrukwekkende kudde giraffen, maar allemaal mannen. We zijn de grootste giraffenspermabank in Europa. Onze mannen gaan voor nageslacht naar elders en daar blijven ze. In ruil daarvoor nemen wij giraffenjongetjes van elders op in onze mannenkudde. Of we krijgen andere dieren, dat regelen gewoon we onderling”.

Tot zover de onnavolgbare logica van een gewezen bankdirecteur in het dagblad.
Geld en dieren: Bien étonné de se trouver ensemble?

Voor wie wil weten tot wat voor obscure ruilhandel dierentuinen in staat zijn, klik hier.


Klik hier om meer te lezen over dierentuinen.

De agrosector dendert door

Na de schaalvergroting in de kippen- en varkensindustrie is de melkveehouderij toe aan een megasprong. De reden is economisch. Alleen zo kan de kostprijs zo laag worden gehouden dat concurrentie op de buitenlandse mogelijk is en blijft. In de praktijk betekent dit soms meer dan 800 koeien die jaarrond op stal worden gehouden. De vestiging is niet meer alleen op het platteland, de koeienkathedralen worden zelfs binnen de gemeentegrenzen gepland.
Moet deze megalomane inname van de openbare groene ruimte niet worden tegengehouden? Zeker, maar de provinciale overheden hebben in hun beleidsinstrumenten, de Provinciale Omgevings Plannen (POP) weliswaar soms paal en perk gesteld aan nieuwvestiging van bio-industrie in de vorm van varkens- en kippenflats, maar een megamelkveestal valt nog niet onder de definitie van bio-industrie. En daar zit iets overduidelijk scheef.
De burger had van oudsher nog wat sympathie over voor de koeienboer. Velen komen uit een boerenfamilie met warme herinneringen aan de boerderij van opa en oma. Industrialisatie van het platteland (“dozen schuiven”) wordt met lede ogen aangekeken, maar de aanblik van koeien in de zomerse weide maakte veel goed en snel vergeten dat de meeste dieren uit het zicht waren verdwenen. Hoe was het ook alweer: “biologisch en bio-industrie is toch hetzelfde, of vergis ik mij”? Het zal de gemiddelde burger die slechts een handvol dagen per jaar over het platteland fietst worst zijn.

De grazige weiden worden omgevormd tot groene biljartlakens waarop de boer het gras oogst, zonder stil te staan bij de broedende weidevogels. Daarvoor heeft hij niet de tijd en het geld, want daarmee rekening houden doet hij hoogstens als de overheid de gederfde omzet met subsidie vergoedt.

De koeien die de burger nog wel buiten ziet bij een megastal zijn vaak koeien die ziek zijn en tijdelijk buiten geparkeerd worden.
De topsportende koeien binnen zijn door de hoge productie vaak uitgemergeld, maar niemand die het ziet, want anders dan vroeger op de boerderij kom je het moderne bedrijf niet meer binnen. Je zou eens ziektekiemen mee kunnen brengen.

De moderne vaderlandse boer heeft geen enkel medelijden met de verdwijnende collega’s in het buitenland die niet meer op kunnen tegen de economische concurrentie. Hun helpen met subsidies was toch tegen de zin van de burger die protesteerde tegen oneigenlijke steun vanuit Brussel met het eigen zuurverdiende belastinggeld? Laat iedere buitenlandse boer maar zijn eigen broek ophouden! In die gedachte zit natuurlijk wel wat, maar dan moeten ook de kosten voor het opruimen van de vervuiling wel worden doorberekend aan de megaboer. Nu moeten ten behoeve van het landbouwverkeer de wegen worden verbreed, extra fietspaden worden aangelegd, zodat de grotere tractoren met verhoogde snelheid kunnen door denderen naar ver weg gelegen biljartlakens.

Opzij, opzij, opzij, maak plaats, maak plaats, maak plaats.

Het gaat de herenboeren om het grote geld onder het mom van betaalbaar voedsel op uw bord. Dat het er in de werkelijkheid gaat om de producten in het buitenland op het bord te krijgen, snapt de burger al lang niet meer.
Misschien zou het melken bij de komende Olympische Spelen als een tak van indoorsport kunnen worden toegevoegd?

02 februari 2009

Varkens slachten: it is all about the money

Verscheidene organisaties hebben zich opgewonden over het vergassen van varkens met CO2. Op dit blog een video van een item van Arjen Lubach.

In een uitzending van Eenvandaag reageert een vertegenwoordiger van slachterij VION:

‘Het is geen vrolijk aanblik’, geeft prof. Bert Urlings, directeur kwaliteitszaken van VION, toe. ‘Het lijkt alsof het dier stikt, maar dat is niet zo.’ Volgens Urlings gaat het hier om een natuurlijke fysiologische reactie. ‘Bij verhoging van het CO2 gehalte denkt het lichaam direct dat er minder zuurstof in het bloed zit, waardoor de ademhaling dieper wordt.’
Een alternatief voor het verdoven met CO2 is de stroomstoot. Een deel van de varkens uit de bio-industrie worden op deze manier verdoofd. Maar dat betekent wél dat er minder varkens per uur kunnen worden gedood, omdat verdoving met een stroomstoot individueel moet gebeuren. Bij vergassing kunnen varkens in een groep worden bedwelmd –wat natuurlijk veel rendabeler is voor een varkensslachterij.
Met C02 bedwelming worden alle regels grof overtreden. Terwijl dezelfde expert, dr Hoenderken, al in 1978 (!) met een proef aantoonde dat de methode niet door de beugel kon. De voorloper van de Voedsel- en Warenautoriteit - de Rijksdienst voor Vee en Vlees- liet na dit experiment C02 bedwelming van varkens dan ook verbieden.
Twintig jaar later werd dit verbod weer opgeheven toen EU-regelgeving van kracht werd.

Tot zover de weblog van Pauline Veen op de website van Eenvandaag.

Je moet maar lef hebben om het vergassen goed te praten met de opmerking dat het dier niet stikt en dat “het lichaam denkt” en de suggestie te wekken dat er geen pijn en paniek optreedt maar slechts een diepere ademhaling.

Het gaat allemaal om het geld en elke cent die kan worden bespaard is een uitstel van executie van de ten dode opgeschreven sector van de intensieve veehouderij.

Vergelijkingen met de holocaust

In de nota Voedsel en Groen (2000) van het ministerie van LNV vormt dierenwelzijn een belangrijk speerpunt van beleid tot 2010.

Dierenrechten en dierenwelzijn zijn ge(waar)borgd wanneer dieren:
1. vrij zijn van dorst, honger en onjuiste voeding;
2. vrij zijn van fysiek en thermaal ongerief;
3. vrij zijn van pijn, verwonding en ziektes;
4. vrij zijn van angst en chronische stress;
5. vrij zijn om hun natuurlijke gedrag te vertonen.

De laatste vrijheid, dat dieren vrij zouden moeten zijn om hun natuurlijke gedrag te vertonen, zijn veel mensen het mee eens. Maar er zijn ook veel mensen die vinden dat het moderne landbouwhuisdier zo gefokt is dat het minder natuurlijk is als haar oorspronkelijke wilde soortgenoot. Zij vinden het daarom logisch dat boeren hun vee permanent op stal houden en zich beperken tot minimale, lees: goedkope “natuurlijke” omstandigheden.
Op deze manier reduceren zij het gat dat er is tussen hun opvattingen en hun gedrag, waarmee het kopen en eten van goedkope bio-industrieproducten wordt bedoeld.
In de psychologie is dit fenomeen bekend onder de term “cognitieve dissonantiereductie”.

Er zijn ook veel mensen die de misstanden in de bio-industrie vergelijken met de Holocaust, zeker wanneer zij geconfronteerd worden met het vergassen van dieren in de slachterij. In de concentratiekampen konden de beulen en bewakers hun onmenselijke gedrag beter motiveren door de gevangenen te ontmenselijken. Ook de ontdierlijking van het dier in de intensieve veehouderij draagt bij aan de cognitieve dissonantiereductie: “er is weinig natuurlijks over aan het dier”.


Uiteraard zijn deze verschuivingen in de opvattingen van de onverschillige consument een kwalijke zaak. Het is des te kwalijker omdat men in de reclame deze verschuiving nog eens een handje helpt door zelfs zover te gaan dat het dier niets liever wil dan zo ontdierlijkt behandeld te worden.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.