Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

29 februari 2008

Dieren mogen eigenlijk nooit bij een kunstproject worden gebruikt

In antwoord op Kamervragen van de PvdD over het gebruik van cavia’s bij Tinkebell’s kunstproject antwoordde minister Gerda Verburg van LNV onder meer het volgende:

Hoe beoordeelt u dit zogenaamde kunstproject in het licht van de vijf vrijheden van Brambell die u in uw Nota Dierenwelzijn noemt als parameters voor een goed dierenwelzijn?

Tegen het gebruik van levende dieren bij kunstprojecten hoeft geen bezwaar te bestaan, mits het gaat om dieren die normaliter onder soortgelijke omstandigheden leven en daaraan zijn aangepast.

Tot zover het antwoord van de minister.
Met dit antwoord kun je twee kanten op. Cavia’s worden helaas vaak onder de miserabele omstandigheden gehouden als in de “rollende speelballen” van Tinkebell.

Anderzijds is geen enkel dier hier aan aangepast.

22 februari 2008

Misstanden in slachthuizen

Persbericht

Partij voor de Dieren en SP willen de feiten op tafel krijgen en stellen weer Kamervragen over misstanden in slachthuizen

Mishandeling van varkens zoveelste misstand door matige overheidscontrole in slachthuizen

Den Haag, 22 februari 2008- De bewijzen van misstanden in de vleessector stapelen zich op. De Partij voor de Dieren heeft vandaag, samen met de SP, weer Kamervragen gesteld over het ontbrekende overheidstoezicht in slachterijen en over de stelselmatige mishandeling van varkens in slachterijen. AID controleurs worden om de tuin geleid als zij bedrijven bezoeken, waardoor lijkt alsof er niet aan de hand is. De Partij voor de Dieren vindt dit onacceptabel.

Een groot deel van de officiële controletaken van de Voedsel en Waren Autoriteit is overgedragen aan een commercieel bedrijf dat in handen is van de vleessector. Klokkenluiders geven aan dat dit heeft geleid tot talloze wantoestanden waarbij ook de voedselveiligheid in gevaar is. De Partij voor de Dieren en de SP willen van de minister duidelijkheid over de risico’s van het uitbesteden van overheidstaken aan de vleessector en de gevolgen daarvan voor de voedselveiligheid en het welzijn van dieren.

Donderdagavond berichtte het programma EénVandaag over slachterijen waar controleurs van de Algemene Inspectie Dienst (AID) om de tuin worden geleid via een waarschuwingssysteem. Het mishandelen van varkens met verboden stroomstokken en knuppels, het doorsnijden van de kelen van varkens die niet zijn verdoofd en het wassen van nog levende varkens met kokend water zijn volgens een ingewijde aan de orde van de dag. Maar als de AID controleur arriveert wordt binnen enkele minuten de procedure verscherpt zodat de controleur niet ziet wat er werkelijk gaande is. Volgens de Partij voor de Dieren illustreert deze ontluisterende praktijk eens te meer dat de vleessector weinig respect toont in de omgang met dieren en dat overheidscontroleurs van de VWA dit lijken toe te laten. De Partij voor de Dieren heeft hierover Kamervragen gesteld.

Sinds 2006 heeft de VWA de voedselveiligheidscontroles op geslachte dieren uitbesteed aan een bedrijf dat in handen is van de sector zelf, BV KDS. De slager kan in Nederland dus letterlijk zijn eigen vlees keuren, met alle risico’s van dien. Klokkenluiders melden dat deze werkwijze de overheid niet alleen miljoenen euro’s per jaar kost, maar dat het bedrijf KDS zijn controleurs intimideert als deze hun werk te goed doen. Want als teveel dieren worden afgekeurd door de KDS controleur, dan kost dat de andere tak van het bedrijf, een verzekeringsmaatschappij voor slachtvee, teveel geld.

Ondertussen blijkt ook dat de Europese Unie de Nederlandse werkwijze afkeurt, maar de minister blijft volhouden dat alles naar behoren functioneert. De Partij voor de Dieren vindt dit onacceptabel en heeft, samen met de SP, hierover aanvullende vragen gesteld. Eind maart zal hierover een debat plaatsvinden in de Tweede kamer.

Tot zover het persbericht.
Voor ooggetuige verslag van iemand die in een slachterij heeft gewerkt, klik hier.

De boer als kop van Jut

In ons land wordt onderscheid gemaakt tussen de primaire agrosector en de secundaire agrosector. Boeren vallen onder de primaire sector. Het aantal boeren slinkt dagelijks en is inmiddels kleiner dan de verwerkende, secundaire sector.
De overheid moet opkomen voor de belangen van beide sectoren.
Geheel zoals dat vaak gaat wordt net wat harder aan de belangen van een wat grotere groep getrokken, niet in de laatste plaats omdat ook het bankwezen onder de secundaire sector valt.
De duivel schijt op één hoop, oftewel het zijn vaak dezelfde mensen die financieel profiteren. Voor de boeren geldt vaak het tegenovergestelde: zij zijn vaak kop van Jut.
Het boerenleven is een vrij leven binnen strakke grenzen. De boer is degene die voor de agrosector naar buiten treedt en plukt daarvan soms de zoete en soms de wrange vruchten. Hoe je het ook wendt of keert, het is de boer die bepaalt of en hoe hij zijn dieren houdt, binnen of buiten. In de beeldvorming daaromheen kan de boer niet beticht worden van het houden van zuiver en alleen genuanceerde onderbouwing van zijn keuzes. Boerenlogica valt in de praktijk vaak samen met het debiteren van halve waarheden. “De markt vraagt erom dat ik mijn dieren binnen houdt”.

Het is ook de boer die in slechte economische tijden op een houtje bijt. Daarin is hij veel vasthoudender dan menig ondernemer uit een willekeurig andere sector. Er hangt natuurlijk bij een familiebedrijf nogal wat vanaf. Het bedrijf is vaak al generaties in handen van de familie, die opgegroeid en strak verweven is met het houden van dieren. De boer is trots op de geschiedenis van de foklijnen in het vee. Hij heeft jaren zijn best gedaan om de meest productieve dieren te selecteren.
Als hij met een kleine selectie van de toplaag van deze dieren hetzelfde inkomen kon verdienen dan deed hij het zeker. Een boer zit niet te wachten op extra en onnodig werk.
Maar gaandeweg is de boer meer en meer in de wurggreep van de toeleverende en verwerkende industrie gekomen. Het was die zijde van de zakenpartners die hem gouden bergen beloofde en de drempels tot economische groei wegnam. “Wij bouwen we voor jou de stal, zorgen voor de benodigde vergunningen en jij neemt de verzorging van het vee op je”. Een kind kan de was doen.
Maar de boer kreeg ook de verantwoordelijkheid voor de achterkant van het varken. Het was hij die moest zorgen voor de afvoer van de mest. Jarenlang heeft zo de wal het schip gekeerd en nu komt de techniek de boer tegemoet. Onder de valse vlag van groene energie wordt ten onrechte de suggestie gewekt dat de nadelen van de bulkproductie zijn omgezet in een voordeel. Er gaat nog altijd meer energie (en daarmee geld) in de productie van gas en elektriciteit uit mest dan dat het oplevert. Maar dan moet je wel alle relevante factoren meerekenen en zoals hiervoor gesteld in de beperking (van relevante informatie) schuilt de meester(vervalser).
En met de PR over de zogenaamd opgeloste mestproblemen is de weg door de secundaire agrosector vrijgemaakt voor de volgende stap in de schaalvergroting. Omdat alle Nederlandse spelers de winstgevende adem van de wereldeconomie in hun nek voelen is men nu bereid om grote stappen te nemen. Daarmee worden de winstkansen vergroot en de buitenlandse concurrentie (tijdelijk) op afstand gezet. Maar het is ook een grotere stap op een dood spoor, waarvan het einde sneller dichterbij komt.
Bijkomend omstandigheid is nu dat het publiek en de politiek lijken te slapen. “De minister van LNV beloofde toch een duurzame sector en de PvdD stelt dagelijks vragen”. De bevolking op het platteland krimpt en de vrijkomende ruimte wordt ingenomen door de agrosector. Dit lijkt een win-win-situatie, maar is het niet. Het is een vlucht van een steeds onleefbaarder en economisch onaantrekkelijker woon- en werkomgeving.
Boeren konden altijd rekenen op een romantisch imago. Het zou hun sieren als zij zelf paal en perk zouden stellen aan de zuigende invloed van de luizen in hun pels: de secundaire agrosector. Ons land dreigt door de ver-industrialisatie van het platteland met versnelde pas onleefbaar te worden. Het is te hopen dat de kiezer er niet pas achterkomt als hij uit zijn winterslaap is ontwaakt en in de lente de stad verlaat om te recreëren op het platteland. Dan kan het te laat zijn om te protesteren bij de constatering dat er te hooi en te gras megastallen als atoompaddenstoelen uit de grond zijn geschoten.

Een plaatje zegt meer dan honderd halve waarheden

Op de website van Fok-tot-kok probeerde de varkenshouderij de jeugd voor zich te winnen onder het motto “Vlees is een boeiend onderwerp voor een lesproject. Niet alleen omdat vlees voeding is. Ook omdat er zoveel waardevolle voedingsstoffen in zitten die het lichaam nodig heeft.”

Wie dit leest krijgt al het vermoeden dat de rest van de site volstaat met halve waarheden. Het manco aan halve waarheden is dat meestal alleen het positieve deel wordt vermeld en het negatieve achter wordt gehouden.

Deze waarheid als een koe kan het beste worden geïllustreerd aan een plaatje.
Dit plaatje wekt de suggestie dat een varken in de varkenshouderij wordt vertroeteld.



De werkelijkheid is anders. Voor elk van de varkens op het bovenste plaatje leven er in Nederland 10.000 varkens in omstandigheden als hieronder. In het plaatje is de ketting rechts veelzeggend: het is bedoeld als goedkoop speeltje, maar het heeft meer weg van een symbool van de slavernij.



Het zal geen verbazing wekken dat alle plaatjes op de site het bovengenoemde romantische beeld opleveren.
Voor docenten die hun jonge publiek van echt waardevol lesmateriaal willen voorzien zij verwezen naar de site van Compassion in World Farming.

21 februari 2008

Waarom de megastallen?

Op dit moment (2008) kan een varkensboer met 5000 mestvarkens een aardig jaarinkomen verdienen.
5000 is in vergelijking met vroeger al veel, maar sommige varkensboeren beweren dat een verdrievoudiging van dat aantal nodig is om concurrerend te kunnen blijven ten opzichte van het buitenland.
Aan die bewering zit een luchtje. Ons land dreigt te worden bedolven onder minstens 1000 megastallen van elk 1000 koeien en met tienduizenden varkens of honderdduizenden kippen. Een megastal heeft een bouwvlak van 3 tot 5 hectare.
Wie houdt nu wie voor de gek? (Beste belastingbetaler let op, want het zal niet de eerste keer zijn dat u moet lappen voor de winst van anderen)
Vroeger was het een veeboer of een akkerbouwer die op zijn bedrijf voor veel werk (arbeid) zorgde. Dat noemt men tegenwoordig de primaire sector: het bedrijf zelf. De secundaire sector is de industrie van (veevoer) aanvoerende bedrijven en de verwerkende sector: de transportsector, de internationale slachterij en de melkfabriek. Die tweede, secundaire sector is veel groter en machtiger geworden dan vroeger. Het is de secundaire sector die nu aan de touwtjes trekt (lees de boeren met wurgcontracten in de greep houdt).
Het is de secundaire sector die graag wil concurreren op de wereldmarkt. Dat kan het beste door de kostprijs van vlees en zuivel zo laag mogelijk te houden. Dat vinden niet alle boeren even prettig, want dat gaat van het dierenwelzijn af en van hun marges.
De moderne boer is eigenlijk de slaaf geworden van de bank, die de schaalvergroting financiert, en van de secundaire sector. Je kunt het boerenbedrijf eigenlijk geen vrij beroep meer noemen. Voor de degenen die graag groot willen denken en er geen been in zien om een bedrijfsplan te maken dat werkelijk in de miljoenen loopt is er niet zoveel aan de hand. De wereldbevolking en de welvaart groeit en dat betekent dat de vraag naar vlees en zuivel toeneemt. Het mestoverschot, dat een grote veestapel nu nog oplevert, lijkt met de inzet van mestvergisters te hanteren. Desnoods legt de groot denkende megaveehouder toe op de mestverwerking, zolang hij maar een giga veestapel mag houden, met dito megastallen. Maar door net te doen om de mestvergisting duurzaam is en groene stroom oplevert, is het goedgelovige deel van het publiek al in slaap gesust.
Nu nog de politiek in het gareel en het grote verdienen kan beginnen. Door de komst van de Partij voor de Dieren is duurzaamheid en dierenwelzijn meer in zwang geraakt. Het is dus zaak voor minister van LNV, Gerda Verburg, om deze steekwoorden te verbinden aan de bouw van megastallen. En ziedaar: het werkt. Het grote publiek, dat zich nu nog graag in slaap laat sussen omdat het ander zorgen heeft dan het welzijn van dieren, gelooft haar graag. De megastallen zorgen voor minder belasting van het milieu en ook nog voor een aangenamer leven van het vee. Maar niet heus.
Het publiek is nog niet toe aan het in twijfel trekken van de Haagse politici en aan het zelf verduurzamen van de eigen levensstijl. Zij vluchten vooruit, zolang het nog kan, eventueel met de kop in het zand. Straks kan het allemaal niet meer: vier keer per jaar met het vliegtuig op vakantie naar verre oorden en vlees eten tot je er bij neervalt. Wie weet wordt vlees eten wel verdacht, zoals het roken in openbare gelegenheden de hedonistisch ingestelde burger ook al is afgepakt.
Inderdaad, het wordt binnenkort allemaal drastisch anders. Energie wordt duurder, het klimaat warmt op en we moeten allemaal op ons tellen passen.
Is dat erg? Voor wie een klein beetje moeite wil doen voor echte duurzaamheid niet, maar voor wie graag de egocentrische kont tegen de krib goot, is er nog maar weinig tijd over om daar zorgeloos van te genieten.
Het is verstandiger om gewoon te luisteren naar wat er nu van u gevraagd wordt. En dat komt er op neer om grenzen te stellen aan degenen die weigeren de tekenen des tijds serieus te nemen. Zeg nee, tegen megastallen!
Uw beloning is een aantrekkelijker land om in te wonen en te recreëren. Hopelijk geeft het ook ruimte voor het verbouwen van gezondere producten.

20 februari 2008

Wordt het niet eens tijd om de kinderboerderij te sluiten?

Kinderboerderijen brengen kinderen in contact met dieren die vroeger op de boerderij werden gehouden. Maar de moderne boer doet het niet meer zo als de kinderboerderij suggereert. Kinderen beleven veel plezier aan het contact met de dieren, omgekeerd minder, omdat kinderen nog niet goed het verschil zien met hun speelgoedbeest en de behoeftes van een echt dier. Veel ouders zien te laat dat de onbeholpen aanrakingen van hun kroost eigenlijk een vorm van dierenmishandeling zijn.
Waarom dan toch de kinderboerderij gehandhaafd? Zou het echt zo zijn dat daadwerkelijk contact met een dier goed is voor de ontwikkeling van een kind? Gelooft u het zelf? Dan haalt u toch een hond of kat uit een asiel? Dan slaat u twee vliegen in één klap. In het asiel zitten honden en katten te springen om een aanraking van een mens. De helft van alle huishoudens heeft een huisdier. De kans is dus groot genoeg dat kinderen met dieren in aanraking komen. Verder zijn er genoeg campings bij boeren die een iets realistischer beeld geven van wat het boerenleven zoal inhoudt.
In het voorjaar zijn er op de kinderboerderijen weer talloze jonge dieren te zien die in de herfst weer naar de slacht gaan, omdat het anders zo vol en duur wordt. Dat lijkt dan weer wel op het echte boerenleven, maar in dat seizoen zijn de ouders in geen velden of wegen te vinden.
We hoeven de kinderboerderijen niet in stand te houden om de stadse kinderen op het idee te brengen dat zij later ook boer kunnen worden. Dan kunnen zij beter op Internet gaan kijken hoe dieronvriendelijk de realiteit van de moderne intensieve veehouderij er uitziet. Of later een boer of boerin zoeken via Boer zoekt Vrouw, als dat nog bestaat. De kans is denkbaar, want het is voor sommige boeren blijkbaar niet gemakkelijk om een echtgenoot te vinden.
Een kinderboerderij brengt een romantiek die niet meer bestaat. Die romantiek nog langer in stand te houden vanuit de mythe dat het goed is voor de ontwikkeling van het kind of als ontspanning op zondagmiddag is een situatie die we kunnen missen als boer kiespijn kan missen.

18 februari 2008

Wat jaagt een megastal wel niet weg?

De aanslag op het landschap door de megastallen

Terwijl de reacties op de explosieve schaalvergroting in de veehouderij in relatie tot de gevolgen voor het dierenwelzijn vrij lauw zijn, is de zorg over de aantasting van de landschappen vrij algemeen binnen de landelijke en provinciale politieke partijen. Het gaat niet alleen om de zichtlijnen van grote stallen in het landschap, het gaat ook om de racende, grotere tractoren en vrachtwagens over de smalle weggetjes.

Opzij, opzij, opzij,
maak plaats, maak plaats, maak plaats,
we hebben ongelofelijke haast.

In de winter zullen weinig stedelingen zich druk maken over hoe het er op het regenachtige en winderige grauwe platteland uitziet. Maar je zult er maar wonen en een van de duizend spookschepen, gevuld met honderden koeien of duizenden varkens, doemt op in jouw buurt om permanent aan te leggen. Weg is het zorgeloze woongenot. Krijg je jouw huis nog ooit verkocht?
De zomer was het seizoen dat de koeien loom in de wei stonden en zelf hun gras graasden. Nu de koeien straks in de megastallen binnen zullen blijven, moeten de boeren van heide en verre het verse gras aanvoeren. De aanleverende en afvoerende transporteurs zullen nog grotere vrachtwagens inzetten. Dat gaat over dezelfde weg als de fietsende recreant. Als er al recreanten komen, want waarom een vakantie op het platteland boeken, als een goedkope buitenlandse vliegreis leidt tot meer ongerepte en oorspronkelijke oorden? Om geen enkele reden, tenzij de vliegprijzen door de energietekorten stijgen en alleen vakantie in eigen land financieel aantrekkelijker is, maar dan moet er wel wat te zien en te beleven zijn. Een beetje boerenlucht is leuk, maar de chemische stank van een megastal met puntbelasting is minder. Puntbelasting is de extra zware uitstoot als gevolg van de grote veestapel in de megastal. Daarop zijn weliswaar luchtwassers gemonteerd, maar het is een illusie te denken dat die alle stank en fijne stof tegenhouden.
Op de weilanden langs de wegen is weinig te zien dan de wat roeken en kraaien die af komen op de slachtoffers van het pas gemaaide biljartlaken. Kieviten, grutto’s en al die andere zeldzame weidevogels leggen het loodje of blijven weg. Net als de binnenlandse en buitenlandse toeristen, die mogelijk samendrommen bij de weinige plekken in ons land die er nog wat oorspronkelijk (blijven) uitzien, zoals Kinderdijk. Niet alleen het vee samengepakt in de grootschalige intensieve veehouderij en het platteland daarmee volgebouwd, ook de recreant blijft steeds minder plekken over om zich vrij te voelen en romantiek te proeven.

Biologisch gezonder?

De biologische sector doet verwoede pogingen om wetenschappelijk aan te tonen dat biologische voeding gezonder is dan niet-biologisch.
Voor plantaardige voeding is het zeker het geval voor het milieu, want er is voor biologische groente geen kunstmest en bestrijdingsmiddel gebruikt.
Voor vlees geldt dat allereerst dat niet elke dag vlees eten gezonder is dan elke dag vlees eten. Minder vlees eten, ook geen biologisch, als je naast jouw gezondheid ook begaan bent met dierenwelzijn, is het beste.
Tenslotte geldt: eet gevarieerd en leer goed en lekker koken, dan sla je meerdere vliegen in één klap. Als dat lekker koken ook inhoudt, lekker vegetarisch koken dan is dat nog verstandiger en diervriendelijker.

17 februari 2008

De vrijheid voor dieren om een natuurlijk leven te kunnen leiden

Intensieve veehouderij, biologische veehouderij, gangbare veehouderij, grootschalige melkveehouderij, wat maakt het uit voor dierenwelzijn? Nauwelijks.
In de beoordeling van wat dierenwelzijn bepaalt worden vaak de vijf vrijheden aangevoerd. Een daarvan is het recht om natuurlijk gedrag te leiden. Dat natuurlijke gedrag is het beste mogelijk in een weide, maar dieren moeten ’s winters naar binnen en de hoeveelheid dieren in ons land dat in de veehouderij wordt gehouden is veel te groot om allemaal buiten te kunnen laten. Waarom dat is? Omdat Nederland tweederde van haar vlees en zuivel exporteert. Zouden we dat niet doen dan was er in ons land voldoende ruimte om alle varkens, koeien en kippen buiten te kunnen laten lopen, zonder kans op overbemesting of uitbraak van dierziektes.
Landbouwkundige onderzoekers in Wageningen werken er hard aan om binnen de stallen de natuurlijke omstandigheden zoveel mogelijk na te bootsen. Randvoorwaarden zijn de kosten die veehouder moet maken. Het optimaliseren van omstandigheden voor natuurlijk gedrag heeft nauwelijks rendement. Een klein beetje zal het ziekte doen voorkomen en eerder genezen. Het kan dus niet uit, maar moet het daarom achterwege blijven?
De veehouder is niet bereid daarvoor inkomen in te leveren. U als consument kunt ook een keuze maken: u kunt stoppen met het eten van vlees. Ook dat is een bijdrage aan het verkleinen van de hoeveelheid dierenleed.

16 februari 2008

De natuur haar gang laten gaan kan niet zonder aanpassingen

Wanneer we de natuur meer haar gang laten gaan, bijvoorbeeld door minder te maaien of te jagen, dan spaar je weliswaar geld, maar is er ook een extra investering nodig om de gevolgen niet uit de hand te laten lopen.
Wanneer je bijvoorbeeld de zwijnen op de Veluwe niet meer bejaagt, dan zul je af en toe dieren uit de bebouwde kom moeten verjagen of investeren in afrastering. Biotopen zouden met elkaar verbonden moeten worden in een Ecologische HoofdStructuur zodat de dieren bij voedselschaarste allereerst binnen de vrije natuur vrij kunnen bewegen.
Ook zul je mensen moeten instrueren hoe zij met onverwachte ontmoetingen moeten omgaan, ’s nachts minder snel moeten rijden op bepaalde wegen, geen wilde dieren moeten voeren zodat zij ten onrechte naar mensen toe gelokt worden.



In de provincie Groningen, in het Westerkwartier is men van plan om de muskusratten een tijd niet meer te bejagen. De verwachting is dat de populatie zich na verloop van tijd stabiliseert, maar het is logisch dat er eerst een groei optreedt. In het gebied zullen de boeren zich moeten realiseren dat er verzakkingen langs hun akkers kunnen optreden. Die verzakkingen geven een meer natuurlijk uiterlijk aan het land, maar het natuurlijk niet de bedoeling dat trekkers daardoor kantelen. Het mooiste is wanneer de boeren vrijwillig hun akkerranden onbebouwd laten. Het mes snijdt dan aan twee kanten: het landschap wordt mooier, maar “rommeliger” en de natuur kan haar werk doen. Dat is het zuiveren van het mede door de boeren vervuilde water (uitspoeling mest) en het bieden van een veilige biotoop voor zeldzame dieren (bijvoorbeeld jonge weidevogels).



Wanneer straks nog meer megastallen gebouwd gaan worden en ook koeien het hele jaar door op stal staan, is het land om de stallen heen alleen nog maar in gebruik om veevoer op te verbouwen en mest op uit te rijden. Het gevolg is strakke biljartlakens door de maaimachines en verpest bodemleven door de overvloedige mestinjectie.
Van een afstandje lijkt de aanslag op de ecologie niet zo zichtbaar. Het land lijkt als het ware opgeruimd, maar het is eigenlijk een (voor)teken van doodsheid.
De overheid zou er goed aan doen om de boeren te verplichten om de natuurlijkheid van hun landerijen van althans een deel van hun land in ere te herstellen.
Het is niet vanzelfsprekend dat de belastingbetaler voor deze kleine stap terug moet betalen. Zij betaalt nu al voor het opruimen van de vervuiling uit de sector.
Per slot van rekening heeft de Agrosector meer dan 50% van ons landoppervlak in gebruik. Dat is veel meer dan voor de eigen voedselbehoefte nodig is. Het extra landbeslag is puur gericht op de export, daar hoeft de Nederlandse consument niet aan bij te dragen.

15 februari 2008

Tette Hofstra en de feiten over de nationale melkkoe



De directe steun aan de melkveehouderij becijfert hij op 12 euro per inwoner. Niet juist, het is het dubbele. De melkpremie is 3,55 eurocent per kilo melk. Er wordt in Nederland 11 miljard kilo gemolken. 11 miljard keer 3,55 eurocent is 390,5 miljoen euro. Dat weer gedeeld door 16 miljoen euro: 24 euro. De indirecte steun is vele malen hoger: zuiveren van drinkwater, lage accijns op diesel, geen wegenbelasting voor trekkers.

Toevallig zijn nu de prijzen voor zuivel op de wereldmarkt hoog. Dus hoeft er geen exportsubsidie te worden gegeven. De afgelopen jaren was dat wel het geval, en bedroeg de steun niet ruim 200 mln euro, maar ruim het dubbele. Als volgend jaar de prijzen op de wereldmarkt kelderen worden de exportsubsidies weer actief.

Anders gezegd: een boer wil als het hem tegen zit wel vangen, maar als het hem mee zit niet geven. De hogere prijzen op de wereldmarkt worden immers gewoon aan de consument doorberekend. Bij lagere prijzen houdt de boer de hand weer op.

De indirecte kosten van het auto rijden rekent meneer wel (auto’s maken, wegen etc.) de indirecte kosten van de melkproductie niet (het bouwen van stallen, het maken van trekkers, het kapot rijden van wegen, het vervuilen van het drinkwater etc.). Dat is niet eerlijk.

Hij heeft een punt dat koeien veel afval eten, maar dat is niet optimaal want een koe hoort gras te eten.

De claim dat een koe op groene energie loopt wordt op geen enkele manier waar gemaakt. Meneer Hofstra kijkt alleen naar wat er bij de koe naar binnen gaat, niet naar wat er uit komt. Wat er naar binnen staat stijf van de fossiele energie, wat er uitkomt is een directe bedreiging van het klimaat.

De feiten zijn dat een koe per kilo melk ten minste drie kilo mest produceert. Die mest is de afgelopen broeikas-gevaarlijker geworden dan voorheen door het menu wat de koe nu krijgt voorgeschoteld.

14 februari 2008

Waarom wil de Agrobusiness megastallen?

Wie in de media leest over de discussie over de wenselijkheid van megastallen voor koeien, kippen en varkens, leest vaak het woordje “kan”. Een megastal kan goed zijn voor dierenwelzijn en het milieu wanneer de dieren van 10 familiebedrijven die hun dieren buiten laten lopen in de wei het hele jaar worden ondergebracht in één megastal. Het is dan gemakkelijker om de mest te verzamelen en daar in het milieu te brengen waar nog geen overbemesting plaats heeft gevonden.
Tevens is het gemakkelijker om met grote vrachtwagens het veevoer te brengen en het slachtvee weer te halen.
Het gevolg is lege weides, kaal als een groen biljartlaken, brede en grote tractoren en vrachtwagens over smalle weggetjes die de bermen kapot rijden bij het passeren van de fietsende toeristen in hun haast om het vee te bevoorraden of naar verre oorden af te voeren om te slachten.
Het gaat niet om uw voedingsbehoeften, beste consument, het gaat om de buitenlandse markt. Die is met megabedrijven net een stukje beter te beconcurreren dan wanneer alles in de agrosector opgedeeld is in kleine beetjes.

Klein “kan” niet meer uit.

Kan die megalomane sector de wereld uit, te beginnen van ons platteland?

Onvrijwillig op transport voor nageslacht

Weer zo'n triest giraffe-verhaal, vorige week in het nieuws. In Emmen (geloof ik) zouden ze een nieuwe mannetjes giraffe krijgen die (uiteraard) moest zorgen voor nageslacht, want dat brengt zo lekker veel op. Deze giraffe zou versleept worden uit de dierentuin van Madrid. Uiteindelijk had deze giraffe Joshua niet zo veel zin om vrijwillig de transportkist in te lopen (goh?) en hebben ze blijkbaar nogal wat inspanning (lees een hoop stress en geweld misschien wel?) moeten doen om de jonge giraffe zover te krijgen. Toen Joshua eindelijk in de kist zat hebben ze hem een half uurtje de tijd gegeven om wat bij te komen. Toen ze na dat half uur terug kwamen lag de giraffe dood in de kist.

Dat is toch vreselijk? Dat is nou nummer 2 in een maand tijd.

Helene

12 februari 2008

PvdD toe aan helderder politieke uitgangspunten

Uit een persbericht van de Partij voor de Dieren:
De Partij voor de Dieren is blij met de grote steun vanuit de oppositie voor de door haar ingediende 41 moties. De partij vindt het echter teleurstellend om te constateren dat de PvdA en de CU hun diervriendelijk masker hebben laten vallen door zelf tegen hun eigen diervriendelijke verkiezingsbeloftes te stemmen, met kennelijke angst voor hun coalitiepartner het CDA.

Desalniettemin is de partij blij om nu de toon gezet te hebben in het debat over de Nota Dierenwelzijn. En daarbij aangegeven te hebben dat het dierenwelzijnsbeleid zich niet moet beperken tot enkele zichtbare of aaibare diersoorten, maar gebaseerd moet zijn op het wettelijk beginsel van de intrinsieke waarde van dieren: dieren vertegenwoordigen een eigen waarde, los van hun nut voor de mens.

De Partij voor de Dieren heeft er alle vertrouwen in dat ze als haas in de marathon zicht heeft op het bij andere partijen in een later stadium terugkomen van de diervriendelijke voorstellen die nu nog niet op een meerderheid konden rekenen.

Tot zover het begin van het persbericht.

Slechts 3 van de 41 moties zijn aangenomen. Dat is mager. Het wordt tijd dat de 2 PvdD kamerleden een wat meer aansprekende basis onder hun politieke visie kiezen. Dat dieren een eigen waarde hebben, los van het nut van de mens, doet niemand begrijpen dat er ook moties zijn voor het verbieden van vissenkommen.
Was de politieke visie gebaseerd op vrijheid dan hadden heel wat meer mensen de rode draad in de 41 moties kunnen begrijpen.
Dieren hebben het recht op vrijheid om zich natuurlijk te kunnen gedragen. Dat is pas klare taal!

Megastallen gevaar voor volksgezondheid, dier en milieu

Persbericht Partij voor de Dieren
Rapport bevestigt vrees Partij voor de Dieren: mens, dier, natuur en milieu zullen schade ondervinden van varkensflats en kippentorens

Megastallen gevaar voor volksgezondheid, slecht voor milieu en dieren schieten er niets mee op

Den Haag, 12 februari 2008 – Een gezamenlijk advies van het Milieu- en Natuurplanbureau, de Raad voor Dieraangelegenheden, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de Raad voor het Landelijk Gebied over de effecten van megastallen wijst uit dat milieu, natuur en volksgezondheid schade kunnen ondervinden van grootschalige veehouderijbedrijven. Bovendien zal het dierenwelzijn niet worden verbeterd. Het advies is opgesteld op verzoek van de Tweede Kamer, die de gevolgen van megastallen voor het welzijn van dieren, het milieu, de volksgezondheid en natuur in kaart wilde laten brengen. Het rapport wordt vanmiddag gepresenteerd.

Marianne Thieme: ‘Het is geen garantie dat dieren het beter zullen hebben in een varkensflat of kippentoren, maar het wordt wel vaak als lokkertje gebruikt. Juist bij dit soort megalomane projecten waar winstbejag en lage kosten leidend zijn, zullen dieren weer het onderspit delven. En niet alleen dieren. Wij maken ons grote zorgen over de gevaren voor de volksgezondheid. Grote concentraties dieren vormen een verhoogd risico op ziekten zoals vogelpest, Q-koorts, MRSA en stafylokokken die ook gevaarlijk kunnen zijn voor mensen. De Partij voor de Dieren heeft er daarom expliciet op aangedrongen gezondheidsaspecten mee te nemen in de adviesaanvraag van de Tweede Kamer.’

Er zijn momenteel 60 plannen voor megabedrijven en veel omwonenden, huisartsen en bezorgde burgers maken bezwaar tegen deze megabedrijven waarin vele tienduizenden dieren zullen worden gehouden. Zij vrezen gevaren voor de gezondheid, aantasting van het milieu en overmatige geluidshinder. De Partij voor de Dieren deelt deze zorg en heeft ook grote twijfels over de mate van dierenwelzijn in deze bedrijven.

In het rapport bevestigen de onderzoeksinstituten de vrees van burgers en de Partij voor de Dieren. Zij stellen dat in de naaste omgeving van nieuwe bedrijven de uitstoot van stank en fijnstof zal toenemen, dat de ammoniakuitstoot schadelijk zal zijn voor de natuur in de omgeving en dat het landschap verder zal worden aangetast. Ook schrijven zij dat megabedrijven een bron vormen van infectieziekten die voor mensen gevaarlijk zijn en dat allerlei ingewikkelde maatregelen genomen moeten worden om de risico’s voor de volksgezondheid te verkleinen. Deze conclusie werd al eerder getrokken door de Wereldvoedselorganisatie (FAO). De Raad voor Dieraangelegenheden concludeert dat het voor een varken of kip niet uitmaakt of zij op een gangbaar groot bedrijf of megabedrijf wordt gehouden. De mate van dierenwelzijn is afhankelijk van de verstrekte verzorging en die verschilt van bedrijf tot bedrijf.

Marianne Thieme: ‘het is duidelijk dat megabedrijven geen enkel maatschappelijk belang dienen. Het dierenwelzijn blijft net zo beroerd als nu het geval is, terwijl de samenleving vraagt om juist nu een grote stap te zetten naar een beter leven voor dieren. Deze megabedrijven vormen zelfs een gevaar voor de volksgezondheid. Varkensflats en kippentorens vullen alleen de portemonnee van de grote ondernemers die letterlijk over de ruggen van dieren en ten koste van gezinsbedrijven hun geld verdienen. Voor zo’n veehouderij is wat de Partij voor de Dieren betreft geen plek in Nederland. De industrialisering van het platteland moet een halt worden toegeroepen.’

09 februari 2008

Dump, dumper, dumpst

Nederlanders zijn een volk van dumpers. Grootouders worden gedumpt in een verzorgingtehuis, konijnen eenzaam in een hok, Joran dumpt Nathalee en Peter R dumpt Joran na hem aan de schandpaal te hebben genageld, vleesoverschotten worden gedumpt in de Derde Wereld, kernafval in de oceaan, ex-en via SMS, mestoverschotten in de grond, slachtafval in kroketten, etc. enz..
Onverschilligheid alomtegenwoordig, alleen geld maakt gelukkig.

Hoe komt dat toch, die dump mentaliteit van de Nederlander?
In 1999 schreef Malou van Hintum een klein column in Vrij Nederland onder de titel “Nederlanders: een vuilnisbakkenras”.

Zij gaf toen als verklaring dat wij een volk van uiterlijke schijn zijn. Het lijkt erop dat dat klopt. Wanneer de melkveehouders en masse plannen maken om de melkplas weer op te pompen door extra stallen te bouwen waar het vee 365*24 uur per jaar op stal blijft, dan protesteren we niet tegen deze gigantische aanslag op het welzijn van de koe, maar vragen we of de stallen mooi parallel in het landschap gebouwd mogen worden. En of er een mooi groene haag omheen geplant mag worden om de lelijkheid wat uit het zicht te houden. Waarom? Omdat we fietsend door het landschap graag willen kunnen wegkijken. Stallen, dwars gebouwd op de kijklijn, verstoren het uitzicht op de weidse vertes.
Dat in de stallen achter de groene haag miljoenen dieren een wezenloos saai leven leiden, dat zien we (dan) niet en raakt ons daarom niet in ons hart. Melk de witte motor van onze economie.
Dump dat vee maar op stal en dump hun producten maar op de wereldmarkt, geld stinkt niet.
Weliswaar protesteert de Partij voor de Dieren, maar hun argumenten worden omgedraaid: jullie willen toch genoeg ruimte per dier op stal? Nou geef ons dan stallen met een bouwvlak van 5 hectare in plaats die krappe 1 hectare, waarop we wel gedwongen worden om er flats op te bouwen.
Alles wijkt voor geld verdienen. We zouden het poldermodel hebben uitgevonden, maar er wordt over dierenwelzijn wel veel gepraat maar niet geluisterd. De politiek neemt besluiten die de bouwwereld werk oplevert. Waarom we dat geld investeren en of het allemaal wel leidt tot kwaliteit is een vraag die wel gesteld wordt, maar het antwoord doet er niet toe. Het bouwproject gaat toch door, ook al verzamel je als burgerinitiatief 1 miljoen handtekeningen.
Het wordt tijd dat de kiezer zich over zijn angst om welvaart te verliezen heen zet en politieke keuzes doet voor echte verandering. Een verandering die niet gestoeld is op loze woorden als duurzaamheid, maar die gesproken worden en gehouden door integere politici. Dump de politici, die zich niet houden aan hun diervriendelijke verkiezingsbeloftes!

07 februari 2008

Mest uit een bio-massa-vergister zonder mest mag geen mest heten



Er is in ons land veel biomassa. Voorbeelden zijn snoeihout, bermgras en afvalproducten uit de voedingsindustrie als bierbostel. Een deel hiervan wordt aan de varkens gevoerd, maar zou ook rechtstreeks in de vergister kunnen. Nu wordt vaak de omweg genomen via het varken en moet de mest daarvan in de vergister omdat we er teveel van hebben om het in en op het eigen land te kunnen uitrijden.
Het restant dat na vergisting overblijft is digestaat. Wanneer de mestvergister gevoed is met minstens 50% mest, mag het digestaat als meststof uitgereden worden als meststof over het land. Zit er geen mest in, dan mag het alleen over eigen land worden uitgereden als compost of moet het worden afgevoerd naar een vuilstort met de nodige kosten.
Met deze eisen dwingt LNV bedrijven die in biomassavergisting willen investeren om een deel van het mestprobleem over te hevelen naar de vergister. Daar is niet iedereen gelukkig mee. Sommigen vinden dat ook energieproductie van groene stroom gedaan moet worden met schone brandstoffen. Door de eis van LNV wordt de bruine instroom als het ware groen gewassen door de mestvergister. Daarnaast wordt de totale hoeveelheid mest door de toevoeging van andere biomassa groter dan zonder vergisting. Vergisting op basis van 100% mest is niet mogelijk, er zit domweg te weinig energie in mest. Sommige boeren voegen zelfs graan of maïs toe om de vergisting op gang te brengen. Dat is verspilling van voedingstoffen.
Door de eis van LNV dat er mest in de biomassavergisting moet, wordt het vuil van de bio-industrie onder het vloerkleed geveegd. Boeren die niet grondgebonden produceren, omdat zij alleen maar stallen hebben en geen veevoer verbouwen voor hun vee, kunnen toch worden aangemerkt als grondgebonden als zij een mestvergister bouwen en voedsel regionaal geproduceerd toevoegen aan die vergister.
Met dergelijke trucjes wordt een problematische sector als het ware omgekat tot een sector die zou voldoen aan de eisen van de critici om milieuvriendelijk te werken. Quod non!
Ons land zou veel efficiënter met haar energie kunnen omgaan als de veestapel werd verkleind en de boeren (daarom) niet meer mest produceren dan zij in de lokale kringloop kwijt kunnen. De biomassa kan dan vergist worden in installaties op een industrieterrein, wat ook op het platteland een veel mooier landschap oplevert. Dat is namelijk een landschap zonder vergisters en mestopslag.

Boer zoekt Imago

Het succesvolle televisieprogramma Boer zoekt Vrouw versterkt de vooroordelen van stedelingen over boeren. Kijkers uit de stad denken dat boeren behoudend, gesloten, gelovig en ouderwets zijn. En dat boeren voortdurend op de trekker zitten en altijd eenvoudige boerenkost eten.

Dat blijkt uit een onderzoek door communicatiewetenschappers van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Onderzoeksleider Henk Westerik is verrast over de uitkomsten, aangezien een onderzoek van het ministerie van Landbouw in 2005 juist aantoonde dat Boer zoekt Vrouw een belangrijke en positieve bijdrage aan het imago van de boer leverde.

Misschien dat Westerik minder verrast zou zijn als hij zou weten dat het LNV wel vaker desinformatie verspreidt en dat mensen die proberen misstanden in de sector aan te kaarten hard worden aangepakt.
Stedelingen zijn prima in staat om te beoordelen wat er in de agrarische sector goed of fout gaat. Dat zijn geen vooroordelen, maar eerder blijk van gezond verstand. Wat wel minder spreekt voor de inschattingen van de stedelingen is dat zij in hun koopgedrag weinig laten blijken van solidariteit voor de dieren uit de bio-industrie.
Ook de vrouwen in het programma zijn weinig kritisch over wat zij aantreffen in de stallen. Dat is misschien wel het meest verrassende. Zo omhoog kunnen zij niet zitten om een boer.

06 februari 2008

Bewijsmateriaal misstanden bij behandeling vee vernietigd?

Uit een persbericht van de PvdD:
Op haar meldpunt voor klokkenluiders Voedsel- en Warenautoriteit krijgt de Partij voor de Dieren berichten over vernietiging van bewijsmateriaal bij slachthuizen, veemarkten en binnen de VWA-burelen. Het lopende onderzoek naar het vorige week uitgelekte VWA-rapport wordt op deze manier onmogelijk gemaakt, zo vrezen de anonieme tipgevers. De Kamer wil zo snel mogelijk opheldering van het Kabinet en garanties van de minister dat geen bewijsmateriaal vernietigd wordt dat nieuwe feiten aan het licht zou kunnen brengen of oude vastgestelde feiten zou moeten bevestigen.

De Kamer had tevens kritiek op het feit dat de minister de Rijksrecherche inschakelt om het lek op te sporen dat het interne VWA rapport naar buiten bracht, nota bene een rapport dat zelfs voor de minister een jaar lang verborgen bleef.

De Partij voor de Dieren wil dat minister Verburg het melden van misstanden in de vleeskeuringssector eerder stimuleert dan onmogelijk probeert te maken en verzoekt haar de heksenjacht per direct te stoppen.

05 februari 2008

Vissenkwelling in beperkte mate toegestaan

In Hindeloopen zijn zondag vijf rallyvissers aangehouden omdat zei te veel vis in een plastic zak hielden. Tweemaal is proces-verbaal opgemaakt voor te veel vis en dierenkwelling. De twee hadden respectievelijk 87 stuks en 101 stuks vis, waar slechts maximaal 30 is toegestaan.

Wat is er de reden van dat je wel 30 vissen mag kwellen en niet 31?
Dat is niet in de haak.

Debat dierproeven onvermijdelijk of overbodig

UMC St Radbouddebat

Dierproeven in de (medische) wetenschappen: onvermijdelijk of overbodig?

Proefdieronderzoek blijft maatschappelijke discussie oproepen. Proefdiervrij en de Partij van de Dieren nemen stelling. Sommige dierenactivisten gaan verder: onlangs werd de voorbereiding van een bouwproject voor dierproefbedrijven in Limburg na dreigementen van dierenactivisten opgeschort. Patiëntenorganisaties, wetenschappers en farmaceutische bedrijven benadrukken het belang van dierproeven en vragen begrip en steun. Steeds weer worden dezelfde vragen gesteld: Is het gebruik van proefdieren eigenlijk wel nodig? Zijn er geen andere onderzoeksmethoden? Wat doet de wetenschap om het proefdiergebruik te reduceren? Hoe gaat de wetenschap om met de publieke gevoeligheid voor dierenwelzijn? En is er onder het publiek misschien sprake van een doorgeslagen diersentimentaliteit?

Deelnemers

Debat met onder anderen Merel Ritskes-Hoitinga (hoogleraar proefdierkunde UMC St Radboud), René ten Bos (hoogleraar filosofie Radboud Universiteit). Erno Eskens (Filosofie Magazine en penningmeester Dier & Recht) en Marja Zuidgeest (directeur Proefdiervrij).

Dinsdag 26 februari / aanvang 20 00 uur / gratis toegangskaarten verkrijgbaar aan de kassa van LUX / reserveren vanaf 29 januari via 0900 589 46 36 (25 ct per minuut).

04 februari 2008

Kinderachtig stemgedrag van Van der Ham bij wilde-dieren-het-circus-uit motie

Tweede Kamerlid Boris van der Ham van D66 geeft geen steun aan een motie van de PvdA om het gebruik van wilde dieren in circussen te verbieden. Hij protesteert daarmee tegen de opstelling van de ChristenUnie. „Zij maken zich wel druk om circussen en willen onderzoek van de minister niet afwachten. Maar zij geven wel de doorslag met hun tegenstem rond slechte huisvesting van miljoenen kippen. Dat is buiten proporties en potsierlijk.”

Misschien wil van der Ham zijn eigen potsierlijke stemgedrag ook eens onder ogen zien. Als alle Kamerleden hun frustraties over vorig stemgedrag van anderen zo blijven afstraffen kunnen we geen enkele volksvertegenwoordiger meer vertrouwen op het mandaat dat de kiezer hem heeft gegeven.

Ook de SP handelde anders dan zij de kiezers beloofden: ze haalde het bezwaar tegen het gebruik van wilde dieren in het circus van hun website. De PvdD: de SP beloofde haar kiezers een verbod op circusdieren, maar neemt nu met een ‘salto mortale’ afstand van dat eigen standpunt.

01 februari 2008

Landroof

Een legbatterij in Groesbeek zorgt voor stankoverlast, maar krijgt toch een milieuvergunning van de gemeente. Het bedrijf bestaat al vijf jaar, waarvan driekwart van de tijd illegaal.

Vlees eten uit de bio-industrie is ook een vorm van landroof. Wil je weten waarom? Klik hier.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.