Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

31 januari 2008

Dierentuinen zoeken bestaansrecht in fokprogramma voor kikkers

Amfibieën, zoals kikkers, padden en salamanders, dreigen van onze aardbodem te verdwijnen. Dat is volgens dierentuinen in de hele wereld een reden om de noodklok te luiden.
In Artis in Amsterdam vond woensdagmiddag 30 januari 2008 de Nederlandse aftrap van het 'Jaar van de Kikker' plaats. Vijftien dierentuinen in het land zetten zich in 2008 in voor het lot van de amfibie.
Initiatiefnemer, de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD), noemt het uitsterven van de kikkers en salamanders een biologische ramp. Stel je eens voor dat het straks niet meer mogelijk is om medicijnen te ontwikkelen uit het gif in de huid van kikkers, vraagt de vereniging zich af.
Dierentuinen willen op korte termijn fokprogramma's opzetten om "te redden wat er te redden valt".
In een speciaal laboratorium willen ze voldoende gezonde dieren kweken om ervoor te zorgen dat de populatie niet uitsterft. Op deze plekken staan de beestjes niet bloot aan ziekten en schimmels en wordt hun leefomgeving niet bedreigd.

Met dit fokprogramma proberen de dierentuinen zichzelf een nuttige functie geven. Het ware echter nuttiger als er inspanningen werden gedaan om de leefomgeving buiten de dierentuinen zo gezond te maken dat de kikkerpopulaties niet meer bedreigd worden.

30 januari 2008

Minder vogels in de stad door tuinmode

Steden zijn voor veel vogels van groot belang als leefgebied. Maar de negen vogelsoorten die in de tuinvogeltellingen van 2003 tot en met 2006 het meest voorkomen in de stad, nemen als geheel in aantal af.
De oorzaak ligt in de mode onder tuinbezitters om de tuin geheel te bestraten.
Vogels hebben belang bij een natuurlijke tuin die pas na afloop van de winter "opgeruimd" wordt.

29 januari 2008

Speelruimte in de intensieve veehouderij moet alleen leiden tot verbreding

LTO, de Land- en Tuinbouw Organisatie komt op voor de belangen van alle boeren. De intensieve varkens- en kippenhouders willen graag groeien om ook in de toekomst een redelijk inkomen te houden. Om die groei mogelijk te maken vragen zij de provincies om in hun Provinciale Ontwikkelings Plannen het bouwvlak waarop zij hun stallen kunnen plaatsen aanmerkelijk uit te breiden. De gebieden waarin dergelijke bouwblokken benut zouden moeten kunnen worden heten Landbouw Ontwikkelings Gebieden. De afkorting LOG is in dat kader veelzeggend.
Veehouders kunnen ook in de diepte en de hoogte bouwen en zo het bestaande bouwvlak intensiever benutten, maar varkensflats (stallen van minstens 2 verdiepingen) liggen maatschappelijk lastig.
De LTO hoeft niet voor veel boeren deze uitbreidingmogelijkheden, als maar voor die paar boeren een bouwoppervlak mogelijk is van zo’n vijf hectare (nu ongeveer 1 hectare). Dan kunnen een grote hoeveelheid varkens en kippen tegemoet komend aan alle welzijnseisen onder dak worden gebracht. Hoeveel vierkante meter een varken of kip ook volgens de volgende landbouwministers nodig heeft, ze kunnen er dan voldoende van onder dak houden om winstgevend te zijn.
We moeten dan niet raar opkijken als er stallen worden gebouwd waar 15.000 varkens in kunnen worden gehouden. Deze megaboeren willen best rekening houden met de omwonenden door de stallen netjes parallel te bouwen en te omzomen met groen en een werkende luchtwasser te plaatsen op het ventilatiesysteem om stank te voorkomen. Ze zijn zelfs bereid wat oude, detonerende stallen te ontstenen (af te breken).
Het aanwijzen van LOG's riekt wel naar staatssteun voor een beperkte groep ondernemers.
Het lastige van deze wens is dat die paar boeren die per provincie een dergelijk bouwvlak willen vullen behoorlijk beeldbepalend zijn in het landschap. Wil je deze uitzonderingen wettelijk toestaan dan geef je daarmee alle boeren in principe uitbreidingsmogelijkheden. En dat kan leiden tot een wens tot verdubbeling van alle stallen bij bestaande veehouders. Immers om mee te kunnen in de concurrentie met de grote bedrijven blijft veel boeren niets anders over dan mee te gaan in de schaalvergroting.
Hoe lang nog laten we boeren de vrije ruimte om recht tegen de maatschappelijke wensen in de kostbare ruimte op het platteland in te richten voor economische activiteiten die niet in het kader staan van brede, lokale belangen?
De LTO zal aanvoeren dat de totale veestapel niet zal groeien, omdat zij gebruik maakt van de dierrechten (het recht om dieren te houden) die zij overnemen van stoppende boeren. Maar de huidige minister van LNV (Gerda Verburg) heeft al aangekondigd dat het hebben van dierrechten niet langer nodig is als boeren via mestvergisting het probleem van mestoverschot verkleinen.
Toch meldt het Centraal Bureau van Statistiek nu al een groei in het aantal hokdieren.
Het aantal varkens steeg in 2007 met 2.7 procent naar 11,66 miljoen dieren. Het aantal kippen groeide met 1,1 procent naar 92,76 miljoen dieren. Vooral bij het overige pluimvee, waaronder kalkoenen, vleeseenden en parelhoenders, is een duidelijke groei zichtbaar: het aantal dieren steeg met 15,6 procent naar 2,95 miljoen dieren.
Het aantal edelpelsdieren steeg in 2007 met 16,4 procent naar 819.913 dieren en ook het aantal konijnen dat in de landbouw wordt gehouden steeg met 19,7 procent naar 387.101.
"De stijging van het aantal dieren komt vooral door de schaalvergroting in de intensieve veehouderij", aldus landbouwdeskundige Cor Pierik van het CBS. "Zolang de individuele bedrijven de dierrechten voor het vee geregeld hebben, is deze groei toegestaan."

De rijkere veehouders kopen de dierenrechten op en willen deze inzetten in megabedrijven. Zij voeren het argument aan dat zij met deze veestapel, het hele jaar rond ondergebracht in milieuverantwoorde stallen en met oog voor net iets meer dierenwelzijn dan de gangbare bedrijven, het belang van milieu en dierenwelzijn dienen.

Wat hebben de provinciale overheden vervolgens voor keuze? Zij willen in hun beleid de agrosector niet frustreren, ook niet onevenredig bevoordelen, maar zij willen ook niet de bestaande situatie handhaven, want daarmee wordt hun verweten dat zij economische vooruitgang die ook nog goed is voor dier en milieu tegenhouden.
Maar door de bouwvlakken vrij te laten, werken ze mee aan de verslechterende concurrentiepositie van kleine boeren die gedwongen worden om te stoppen, wat nu al gemiddeld 8 boeren per dag doen. Het aantal boeren met hokdieren dat stopt is overigens slechts gemiddeld 1 per dag. Er zijn er nog minstens 14.000 van over.

Toch is de oplossing simpel en dat is de poot stijf houden en een maximum aan te houden van hoogstens 1 hectare bouwblok. Boeren worden dan gedwongen om inkomensverbetering te zoeken niet in letterlijke, maar figuurlijke verbreding van hun activiteiten. En die verbreding kan hun maatschappelijke draagvlak handhaven.

Desinteresse voor dierenleed wordt beloond

Persbericht:
Uitgelekt rapport over het functioneren van de VWA schetst een onthutsend beeld. Dieren zijn de dupe van falend beleid.

Een geheim rapport over de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) dat in handen is gekomen van de stichtingen Varkens in Nood/ Dier en Recht geeft onthutsende informatie:

- Volgens haar eigen rapport functioneert de VWA slecht, vooral als het gaat om controle op dierenwelzijn
- Dierenartsen die voor de VWA werken ontbreekt het aan motivatie en deskundigheid. Ze zijn onbekwaam voor de uitvoering van hun taak. Bekwame en gemotiveerde dierenartsen staan onder sterke druk om mee te werken aan overtreding van de wet. In het rapport wordt gesproken over intimidatie.
- Volgens het rapport is de naleving van de regels door het bedrijfsleven bij internationale diertransporten (vooral varkens en schapen) slecht.
- De vleessector, vooral malafide transporteurs van vee, profiteren van het gebrek aan controle.
- Notoire recidivisten bij veetransporten wordt geen strobreed in de weg gelegd
- Het systeem is zodanig opgezet dat er geld verdiend moet worden aan het verschaffen van export vergunningen. Hierdoor zijn de dierenartsen zodanig verbonden geraakt met de vleessector dat onafhankelijkheid bij controle ver te zoeken is.
- Gebrek aan toezicht en handhaving zorgt voor grote veterinaire risico’s (verspreiding van besmettelijke ziektes).
- De afgelopen jaren hebben controles nimmer geleid tot effectieve straffen
- De door de minister ingevoerde Beleidsregels dierenwelzijn zijn nooit ten uitvoer gebracht (noot: dit is het systeem met waarschuwingen, boetes en intrekken vergunningen, ingegaan juni 2004).
De onlangs door Dier en Recht en Varkens in Nood geconstateerde misstanden met veetransporten zijn geen incidenten, maar structureel van aard, zo bevestigd het rapport. Minister Verburg kent of behoort het rapport al vanaf begin 2007 te kennen, maar heeft de Tweede Kamer hier nooit over verteld. Dit is frappant omdat er in de tussentijd juist veel Kamervragen zijn gesteld over het functioneren van de VWA.

Uit diverse betrouwbare bronnen heeft Varkens in Nood/ Dier en Recht verder vernomen dat processen verbaal van overtredingen, zelfs bij transporten met tientallen dode dieren, niet vervolgd worden. Er bestaat bij de VWA en LNV geen enkele belangstelling voor overtredingen van de wet tijdens veetransporten, dit ondanks alle maatschappelijke ophef.

Inspecteurs die misstanden en dierenmishandeling aanpakken worden van hogerhand vaak tegengewerkt. Bronnen bevestigen daarnaast dat actieve medewerkers die zich het lot aantrekken van de dieren in slachterijen en op veetransporten, één van de kerntaken van de VWA, worden belemmert in hun carrièremogelijkheden bij de VWA. De andere kant op kijken bevordert daarentegen wel een loopbaan bij de VWA.

Uitgebreide informatie en uitleg over bovenstaand persbericht over het disfunctioneren van de VWA vindt u op onze websites www.varkensinnood.nl en www.dierenrecht.org.

Deze uitleg (met hieronder directe links) bestaat uit:

Het rapport: VWA rapport, Modernisering activiteiten Levende Dieren en Levende Producten. Januari 2007, 58 blz
Samenvatting van het rapport door mr. Sandra Klok van de stichting Dier & Recht

28 januari 2008

De ene soort boer jaagt de ander op

Er zijn twee soorten veehouders: de ene, de echte boer houdt van zijn vak en is bereid door te gaan ook als het financieel wat minder gaat. De ander, laten we hem een managerboer noemen, doet het zuiver en alleen voor het geld en probeert dat zo snel binnen te halen door grootschalig te werken. Als het tij tegenzit, dan produceert hij een tijd niet.
Helaas kan de vakboer niet probleemloos onafhankelijk van de managerboer bestaan, want de manager met grootschalige productie legt voor de andere boeren de lat steeds hoger. De kostprijs moet lager om voldoende te verdienen en dat betekent dat iedere boer mee moet gaan in de groeidwang: steeds grotere veestapels en als gevolg steeds minder boeren.
De grootschalige manager is niet bang om te investeren, want hij ziet en pakt zijn kansen op de mondiale markt. Hij moet niet alleen concurreren tegen zijn binnenlandse collega’s, hij moet ook goedkoper produceren dan boeren in landen die soms natuurlijke omstandigheden mee hebben en zo een relatief lage kostprijs kunnen hanteren. Dat kan door goedkope arbeid of lage grondprijzen, zodat er voldoende landbouwgrond is om veevoer te verbouwen of om mest op uit te rijden.
Het gevolg voor Nederland van de groei van beide soorten boeren is overproductie: veel meer dan in ons land wordt geconsumeerd, wordt er geproduceerd onder minimale welzijnsomstandigheden voor het dier.
De partijen in de markt die verandering kunnen afdwingen zijn naast de agrosector zelf: de overheid, de supermarkten en de consument.
Deze drie partijen hebben niet echt belang bij lage prijzen, vooropgesteld dat hogere prijzen ook samengaat met hogere kwaliteit en gezondheid. Maar als goedkope bulkproducten altijd samen in de supermarkt worden aangeboden met de duurdere kwaliteitsproducten zal de laatste altijd een klein segment blijven.
Maar als de overheid er in slaagt om de kracht van de concurrentiepositie van de managerboer te beperken, kan de opwaartse spiraal van kwaliteit, duurzaamheid en kleinschaligheid zijn doorgang vinden.
Hoe de overheid dit tot stand kan brengen is eigenlijk parallel aan hoe een individu een positieve verandering tot stand kan brengen, namelijk door te kiezen voor integriteit. Het helpt om alle negatieve gevolgen van grootschaligheid eerlijk te betrekken in het beleid. Dat beleid heeft een bekende slogan: “de vervuiler betaalt”.
Als de Nederlandse overheid deze ommezwaai niet zelfstandig kan maken, dan kan de EU in Brussel mogelijk een handje helpen. Er is gemakkelijk een meerderheid te vinden binnen de EU die de scheve verdeling in de productie wil helpen rechtzetten in ruil voor een stimulering van de duurzame landbouw.

26 januari 2008

Antropomorfiseren doen voor en tegenstanders van dierenbelangen

Antropomorfiseren is ondermeer het toedichten van menselijke eigenschappen aan dieren. Een voorbeeld is: een dier is tevreden als het op tijd zijn natje en zijn droogje krijgt. Of: het huisdier houdt van zijn baasje.
Dieren hebben net als mensen gevoelens en bewustzijn, maar de uiterlijke kenmerken daarvan worden door mensen vaak afgedaan als instinctieve handelingen. Dit ontkennen van overeenkomsten is weer het tegendeel van antropomorfiseren.
Antropomorfiseren wordt vaak als een verwijt gebracht omdat de persoon die antropomorfiseert geacht wordt voorbij te gaan aan de belangen van het dier. Het verwijt treft voor- en tegenstanders van dierenrechten en dierenbelangen.
Met name van de grootschalige veehouderij denken veel consumenten dat het prettig toeven is voor de dieren: de dieren worden technologisch goed verzorgt: de stal heeft klimaatbeheersing en de boer zorgt uiteraard op tijd voor eten en drinken om het dier op tijd slachtrijp te krijgen.
Wat de meeste consumenten zich niet realiseren is dat de dieren in de veehouderij een scharrelbehoefte hebben, waarin het beste kan worden voorzien door het dier een schoon onderdak te geven met voldoende stro en een buitenverblijf in een schone wei.
In de winter, wanneer de dieren net als mensen, het liefst binnen onderdak hebben, is de huisvesting soms nog wel voldoende in de biologische sector.
Maar verveling, een toestand die dieren met mensen delen, ligt op de loer. Gelukkig duurt een dierenleven in de praktijk niet lang. Een langer verblijf, binnen in de intensieve veehouderij, kan het dier niet verdragen, anders wordt het ziek. Net voor die tijd gaat het naar de slacht.
Deze “just-in-time-delivery” is niet een kenmerk van een sector die zorg en oog heeft voor dierenwelzijn, maar het ziekelijke gevolg van een onverschillige maatschappij, waar het dier tot ding wordt gemaakt uit winstbejag. Iets meer antropomorfiseren vanuit een oprechte betrokkenheid zou zeer in het belang van het dier zijn. Dat kan zowel door iets doen als door iets te laten en hoeft geen geld te kosten.

Lopen biologische varkens wel buiten?


Biologische vleesvarkens en zeugen hebben meer ruimte (resp. 1,3 en 2,5 m2) dan bij andere soorten houderijen. Alle varkens hebben een betonnen uitloop naar buiten van 1 tot 2,5 m2 per dier. De uitloop van biologische varkens mag maximaal voor driekwart overdekt zijn en moet een verharde vloer hebben (in plaats van een roostervloer). Sommige varkenshouders hebben uitloop naar de wei (voor niet-zogende zeugen), maar dat is niet verplicht voor de zeugen met biggen.
De varkens hebben op de betonnen uitloop weinig te zoeken: er ligt mest, in de winter is het koud en het voldoet of nauwelijks aan hun scharrelbehoefte.
Binnen hebben biologische varkens het beter dan gangbaar: er is meer ruimte en stro:



Voor wie graag varkensvlees eet en tegelijk wil dat het varken een goed leven heeft gehad, is het niet voldoende om simpelweg af te gaan op de aanduiding “biologisch” of "comfort class".
Waar hij of zij wel op kan blindvaren is dat het varken geen voer heeft gekregen dat geproduceerd is met bestrijdingsmiddelen of kunstmest, maar dat heeft weinig te maken met dierenwelzijn. Hoogstens is het een geruststelling voor het gezondheidsbelang van de koper.
Wie echt save wil zijn en lekker wil eten, doet er verstandig aan zich te verdiepen in een vegetarische levenswijze.

25 januari 2008

Huisdieren gedumpt in de natuur

Annemarie van Gelder van de werkgroep Partij voor de Dieren Friesland meldt:

Wellicht dat dit iets typisch Fries is, maar er worden echt vreselijk veel katten, konijnen etc aan hun lot overgelaten. Opvangcentra kunnen ze niet huisvesten en het schijnt dat de Fûgelhelling (voor vogels etc.) zelfs weigert nu de over het hek gedumpte konijnen nog langer op te vangen. Een instelling als de Fûgelhelling is voor 'wilde dieren' en krijgt bij mijn weten dus ook geen subsidie. Amivedi Drachten vertelde me dat geen enkel gevonden jonge kat ooit opgeëist cq gezocht wordt. Een dierenarts hier zei me dat veel mensen hun poezen nesten laten krijgen 'omdat het leuk is voor de kinderen' en als de kittens dan een paar weken zijn, maken pa en ma een zondags autoritje met de kinderen, waarbij de kittens hier en daar uit de auto gezet worden onder het mom dat zo'n diertje zich prima redt 'in de natuur'. Volstrekt gedomesticeerde dieren die gewoon aan hun lot overgelaten worden du moment dat ze iets kunnen gaan kosten! Er worden dus veel halflevende en (aangereden) jonge katjes bij de dierenartsen afgeleverd.

Meer lezen over overwegingen rond de aanschaf van huisdieren? Klik hier.

21 januari 2008

Rentmeesterschap, respect en duurzaamheid zonder inhoud

De minister wil naar een veehouderij die produceert met respect voor mens, dier en het milieu. Hier uit volgt automatisch dat dat respect voor mens, dier en milieu dus nu nog ontbreekt.
In Nederland worden per jaar ruim 750 miljoen dieren respectloos gefokt en geslacht. Over een periode van vijftien jaar zijn dat er dus 11,2 miljard.
Waarom moet het van deze CDA-minister nog vijftien jaar voor dat dat respect, mate name ten opzichte van dieren, er wel is. Het CDA en haar aanhangers beschouwen zich als rentmeesters van Gods schepping. Lekkere rentmeesters....
De minister specificeert nergens wat zij onder ‘respect’ bijvoorbeeld ten opzichte van dieren verstaat. Er zijn talloze voorbeelden te geven van respectloze behandeling van dieren: (onverdoofd) castreren van varkens, het (onverdoofd) snavelkappen van kippen, het versnipperen van haantjes, het (onverdoofd) onthoornen van koeien. Waarom noemt de minister die niet en zegt ze er niet bij wanneer deze walgelijke praktijken moeten zijn gestopt.
De minister ziet vier nieuwe uitdagingen. Deze uitdagingen gaan alle vier over de portemonnee van de veehouder. In geen van de genoemde uitdagingen wordt over het welzijn van dieren of de toestand van het milieu gerept.
Over het dierenwelzijn meldt de minister slechts: ‘Dierenwelzijn kan botsen met goede arbeidsomstandigheden en bescherming van het milieu.’
Het is deze zin die haarscherp aangeeft dat de minister in haar toekomstvisie over de veehouderij, niet de belangen van het vee, maar die van de veehouder op het oog heeft.

18 januari 2008

Bedrijfsleven en LNV helpen elkaar

De PvdD heeft Kamervragen gesteld over sponsoring door het bedrijfsleven van het afscheid van een ambtenaar van LNV.
Ambtenaren worden gehouden aan een in de Ambtenarenwet vastgelegd verplicht integriteitsbeleid.
Het bedrijfsleven heeft 15.000 euro bijdrage geleverd aan de kosten van een afscheidsfeestje. Deze sponsoring ging weliswaar over het laten optreden van een orkest om het platteland onder het voetlicht te brengen en daarmee het eigen belang van de agrarische ondernemers. Toch kun je hier niet spreken van een promotionele sigaar uit eigen doos, want de ambtenaar rookt hier zwaar mee.
Het beleid van LNV waarbij landbouw ontwikkelingsgebieden worden aangewezen zou je kunnen zien als sponsoring van de “elite” van het agrarisch bedrijfsleven. Het is een zeer beperkt aantal ondernemers met grootschalige veehouderij die hier van profiteren, terwijl de bouw van megabedrijven het landschap aanzienlijk aantast.
De leefbaarheid en de toeristische kansen van een dergelijke omgeving gaan achteruit en daarmee is het publieke belang in het geding. Om over het welzijn van de betrokken dieren maar te zwijgen.

17 januari 2008

Niet het aantal boeren maar de veestapel zou moeten krimpen

Het aantal landbouwbedrijven in Nederland is vanaf 1993 afgenomen van 120.100 tot 76.700, een afname van gemiddeld 55 boerenbedrijven per week. Deze boeren en tuinders gebruiken 56% van het landoppervlakte voor landbouw. In ons land worden permanent 130 miljoen dieren gehouden en jaarlijks bijna een half miljard geslacht (en nog veel meer gedood buiten menselijke consumptie om). Tweederde van de vlees en zuivel gaat naar het buitenland en de sector draagt slechts 2% bij aan de economie.

Het is jammer dat in ons land de trend bestaat tot schaalvergroting in de landbouw. Jammer omdat dit werkgelegenheid kost en de zaak van dier, milieu en natuur niet helpt, ondanks dat op korte termijn milieuvoordelen zijn te halen uit schaalvergroting.
Onder de noemer voeden van de wereldmarkt wordt een steeds kleinere groep ondernemers politiek en fiscaal gesteund. Deze onbalans in rechtvaardigheid wordt door weinig mensen duidelijk begrepen omdat velen een achterhaald romantisch beeld van de sector hebben. Zij durven de realiteit van het leven van dieren nu niet onder ogen te zien omdat zij bang zijn zelf veel moeite te moeten doen om daar iets aan te veranderen. Dat is jammer omdat er eigenlijk alleen maar gevraagd wordt iets te laten (staan).

15 januari 2008

Groene banken beleggen bruin

Het vermengen van maïs met mest in een biomassavergister levert geen groene stroom maar bruine stroom en kan zeker geen duurzame energie worden genoemd.
Toch nemen zowel de ASN- als Triodosbank dergelijke projecten op in hun Groenfonds.
Uit mest in de intensieve veehouderij is nauwelijks energie te halen, daarom wordt energie in de vorm van voedsel (bijvoorbeeld graan of maïs) bij de mest gemengd om de vergisting op gang te brengen. Deze voedingsstoffen worden daarvoor apart geteeld.
De hoeveelheid mest in de intensieve veehouderij wordt hiermee vergroot.
Door deze projecten niet duidelijk te benoemen onder de noemer “duurzame energie” wordt de argeloze, maar goedwillende duurzame belegger op het verkeerde been gezet.
Beter ware het als banken die duurzaamheid echt willen ondersteunen zouden investeren in diervriendelijke en milieuvriendelijke projecten die de veestapel kleiner maken.

Uit een gezamenlijk persbericht van de Milieufederaties en de Stichting Natuur en Milieu van 24 januari 2008:

Sommige soorten biomassa leiden tot kap van oerwouden, hogere voedselprijzen en soms tot zelfs meer uitstoot van broeikasgassen dan olie of kolen. Slechte biomassa zijn koolzaad, soja, palm- en zonnebloemolie, tarwe, bieten en mest. Deze biomassasoorten zouden niet door overheid gesubsidieerd moeten worden. Goede biomassa zijn allerlei reststromen uit de voedingssector, landbouw en industrie, evenals diverse houtige gewassen, zoals hennep, riet, populier en wilg.

De milieuorganisaties concluderen dat er voldoende mogelijkheden zijn voor duurzame elektriciteitsproductie met biomassa. Op korte termijn zijn er echter te weinig duurzame biobrandstoffen voor het verkeer.

12 januari 2008

Aantal dieren jaarlijks gedood in de veehouderij in Nederland

Er leven permanent ongeveer 150 miljoen dieren in Nederlandse veehouderij. Over een jaar gerekend komt dit getal veel hoger. Vaak wordt gesteld dat er jaarlijks een half miljard dieren worden geslacht.
Er worden ongeveer evenveel hennen als hanen geboren. De hennen gaan na een dag naar de mesterij, de haantjes direct naar de versnipperaar.
Hoewel ze maar 1 dag leven, moeten ze natuurlijk wel worden meegeteld! Bij de massamoord in de kuikenhouderij gaat het dus niet om 356 miljoen dieren, maar om 712 miljoen dieren. Dat betekent:
1,9 miljoen per dag
ofwel: 79166 per uur
ofwel: 1319 per minuut
ofwel: 22 per seconde.
er vanuit gaande dat deze vernietigingsmachine 24/7/365 draait.

Voor de aantallen andere diersoorten in de veehouderij (per provincie), klik hier.

Wat is een normale omgeving voor vee?

Er worden veel en veel meer dieren permanent in een stal gehouden dan op een manier die maar enigszins tegemoet komt aan hun natuurlijke manier van leven.
De meeste boeren runnen een familiebedrijf dat in het geval van het houden van varkens of kippen een intensieve veehouderij wordt genoemd. Melkveehouders spreken zelf liever niet intensieve melkveehouderij, desgewenst wel van grootschalig. Dat klinkt minder beladen.
Het dierenwelzijn in deze vormen van veehouderij valt het beste te kenmerken als “beroerd”, voornamelijk als gevolg van verveling en het ontbreken van mogelijkheden tot natuurlijk gedrag.
Wanneer vervolgens in de media wordt gesproken over nog verdergaande schaalvergroting wordt daarbij vaak gezegd dat die plannen in principe best zouden kunnen leiden tot verbetering van het dierenwelzijn. Het gaat immers om nieuwbouw en om boeren die iets meer te besteden hebben.
“Wat niet kan, is nog nooit gebeurd” en bij boeren geldt “veel kan, maar daarom doen we het nog niet als het extra geld kost”.
Hoe veel beter is de situatie bij sommige hobbyboeren. Het gaat hier niet om dat deel dat de reguliere veehouderij in het klein probeert na te bootsen, maar dat deel dat uit liefde voor het dier vee houdt. Die zijn niet te beroerd om kosten nog moeite te sparen om het dier het naar de zin te maken.
Een boer die voor zijn inkomen afhankelijk is van het houden van vee heeft daarmee nog niet het recht verworven om alles maar na te laten wat dierenwelzijn en de kostprijs vergroot. Het is reëel om een bedrijf te beëindigen als het teveel gevraagd is om afdoende te investeren in dierenwelzijn. Per slot van rekening wordt in ons land 300% meer geproduceerd dan in eigen land wordt afgezet. Kortom, we kunnen nog tweederde van de veestapel kwijt alvorens dat dierlijke producten moeten worden geïmporteerd.
In megastallen kan het dierenwelzijn iets minder beroerd uitpakken omdat veel is geautomatiseerd. Het welzijn van dieren is niet afhankelijk van de aanwezigheid van de boer bij zijn vee. Techniek kan veel doen om het leven van dieren te veraangenamen, maar niets kan de geur van een schone weide benaderen. Een stinkende uitloop naar een betonnen of modderige mestplaats is geen dierwaardige omgeving om te scharrelen, hoogstens om af en toe rond te hangen.
Willen mensen echt iets voor dieren betekenen, zoals veel hobbyhouders wel proberen, dan hebben dieren niets aan halfslachtige oplossingen maar meer aan echt schone en natuurlijke ruimte buiten in de wei.

11 januari 2008

Luchtwassers wassen neus

Stallen van intensieve veehouders zijn voorzien van luchtwassers om de uitstoot van onder meer fijn stof en ammoniak tegen te gaan. Beoogd effect is het tegengaan van stankoverlast voor de omgeving en het verzachten van de milieueffecten.
Voor de aanschaf van deze luchtwassers krijgen de boeren subsidie, waardoor de belastingbetaler meebetaalt aan het opruimen van de schadelijke gevolgen van deze sector.
Luchtwassers zijn het meest effectief wanneer zij net nieuw zijn. Door gebruik, vervuiling en veroudering neemt de effectiviteit ras af.
Ook kost het gebruik veel stroom, waardoor betwijfeld wordt of het per saldo wel een positief effect heeft in het voorkomen van het broeikaseffect.
De overheid voert geen controle uit op het gebruik van een luchtwasser. De verantwoordelijkheid daarvoor wordt overgelaten aan de stalhouder zelf.
Wil de overheid op dit terrein een effectief beleid voeren, dan moet er controles en metingen worden uitgevoerd. Dat kost veel geld en menskracht. Dit geld wordt nu bespaard en daarmee wordt de (verre) omgeving bloot gesteld aan hinder en risico voor de gezondheid. Verantwoordelijkheid en risico’s worden afgewenteld om de economische kansen van een particuliere sector te vergroten. Het gevolg is dat de draagkracht van de agrarische sector in de samenleving vermindert, de emotionele weerstand tegen de intensieve veehouderij groeit en de lichamelijke weerstand van de omwonenden afneemt.

Wat is natuurlijk gedrag in de intensieve varkenshouderij?



Dieren hebben recht op 5 vrijheden. Daarover is weinig discussie, maar wel over de uitwerking van het recht op natuurlijk gedrag in de praktijk.
Veel mensen menen dat een dier zich in een stal natuurlijk zou kunnen gedragen. In theorie is dit mogelijk, maar in de praktijk is geen veehouder bereid de kosten te maken om deze mogelijkheden maar in de verste verte te benaderen.
Geheel in de lijn van het keten denken is de boer een klein schakeltje in een keten van belanghebbenden die probeert de producten in de vorige schakel zo goedkoop mogelijk te verkrijgen. Het gevolg is dat de varkenshouder de speelmogelijkheden van zijn vleesvarkens om financiële redenen beperkt tot het hangen van een speelketting in een verder kale ruimte.



Dierwetenschapper Karel de Greef van ID-Lelystad stelt dat het voor het welzijn van varkens weinig uitmaakt of zij de mogelijkheid hebben om naar een betonnen uitloop naar buiten te gaan, maar wel naar een uitloop in een schone weide.
Zouden de Nederlandse varkenshouders hun dieren deze mogelijkheid aanbieden dan is hun veestapel veel te groot ten opzichte van de ruimte buiten in de wei. In plaats van dat de overheid vervolgens beleid ontwikkelt om de veestapel te verkleinen zet zij wetenschappers aan het werk om rapporten te schrijven die onderbouwen dat natuurlijk gedrag ook mogelijk is als een dier helemaal niet buiten kan komen.
Het feit dat de wetenschappers ook brood op de plank moeten hebben wil nog niet zeggen dat zij ook wetenschappelijk verantwoorde rapporten schrijven. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
Het is dus aan de consument om zelf te blijven nadenken. Maar de consument wordt een verleidelijke worst voorgehouden: een goedkope, afkomstig uit de bio-industrie, gesubsidieerd met belastinggeld en geproduceerd door de dieren af te knijpen op dierenwelzijn.
Het enige wat overblijft voor wie een schoon en gezond geweten belangrijk vindt, is helemaal geen vlees meer te eten. Dat is meer natuurlijk dan een dierlijk product te eten dat niet afkomstig is van een dier dat onder natuurlijke omstandigheden heeft geleefd.



Wilt u weten of uw opvattingen over wel of geen vlees eten overeenstemmen met die van anderen? Doe dan deze test.

Mag je uit nieuwsgierigheid dieren (be)proeven?

Voor het beantwoorden van veel wetenschappelijke vragen wordt gebruikgemaakt van proefdieren. Voor het ontwikkelen van medicijnen en vaccins is dit zelfs verplicht. Maar ook bij onderzoeken die niet direct gericht zijn op het genezen van mensen worden vragen regelmatig beantwoord aan de hand van dierproeven. Het inzetten van dieren bij wetenschappelijk onderzoek is omstreden en regelmatig onderwerp van discussie. Deze discussie stond centraal tijdens een Laurenslezing in Rotterdam.
PvdD-senator Niko koffeman haalde in zijn lezing een citaat aan van Charles Magel: “Ask the experimenters why they experiment on animals, and the answer is: "Because the animals are like us." Ask the experimenters why it is morally okay to experiment on animals, and the answer is: "Because the animals are not like us." Animal experimentation rests on a logical contradiction.”

Deze tegenspraak roept de vraag op waarom mensen denken wat het verschil uitmaakt om wel proeven op dieren te mogen doen, terwijl dieren lichamelijk zo op ons lijken. Het verschil is natuurlijk dat het eerste op het terrein van de moraal ligt en het tweede op het fysieke.
Onderscheid maken is menselijk, discrimineren tussen mensen is verboden, speciësisme niet. Willen we dieren echt beschermen tegen onnodige en schadelijke experimenten dan zullen we de rechten van dieren wettelijk moeten vastleggen. Het volstaat niet om wettelijk vast te leggen dat wetenschappers die wetenschappelijke proeven met dieren doen het welzijn van het dier zo min mogelijk mogen schaden. Daarmee wordt de bewijslast van het schaden van dierenwelzijn bij de bezwaarmaker gelegd.
Ondertussen probeert de proefdiergebruiker door zijn taalgebruik een eventuele beperking zoveel mogelijk te vermijden. Zij spreken liever van meer of mindere mate van ongerief. Daarmee bagatelliseren zij de effecten van de experimenten op het welzijn van dieren. Mensen zullen nog wel bereid zijn om een zekere mate van ongerief te ondergaan, mits dit gebeurt uit eigen keuze en met uitzicht op een vergroot welzijn in de toekomst. Voor proefdieren geldt deze omstandigheid niet.
Het is daarom veel zuiverder om uit principe geen dieren te gebruiken voor de wetenschap. Dat zal op korte termijn veel wetenschappers en zieke mensen een ongerief opleveren omdat zij een tijdje in onzekerheid moeten leven of hun toekomstperspectief daarmee wel of niet verslechtert.
Wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van het ontwikkelen van medicijnen leverde vroeger informatie op die met iedereen vrij en open werd gedeeld. Tegenwoordig worden onderzoeksresultaten deels geheim gehouden om ervoor te zorgen dat de investeerders eerst hun geld terug verdienen en winst kunnen maken.
Het zou een rechtvaardige zaak zijn als de mensheid zou besluiten dat de toegang tot betaalbare en dierproefvrije medicijnen een menselijk grondrecht zou zijn, net als vrije toegang tot schone lucht, water en voedsel. Bijkomend voordeel is dat wetenschappers met een schoon geweten hun werk kunnen doen. Het spaart tevens een heleboel geld als deze wetenschappers aangesteld zouden worden aan instituten die bijvoorbeeld door een globale overheid zouden worden gefinancierd. Net als vroeger zouden zij bereid zijn om hard te werken aan verantwoorde medicijnen, alleen al om de eer.

Consument gaat om gezondheid gevarieerder eten

AgriHolland meldt op haar site:

Consument laat vlees vaker staan uit zorg over eigen gezondheid

Het eetpatroon van de Nederlandse consument is in de afgelopen twee jaar significant veranderd. Bijna een derde van de consumenten is minder vlees gaan eten, ten gunste van met name vis. Het belangrijkste argument hiervoor is de zorg over de eigen gezondheid. Dit blijkt uit een rapport van AnnaLise SVP Research & Intelligence op basis van primair en secundair onderzoek onder 412 consumenten dat in december 2007 werd gehouden.

Uit het onderzoek blijkt dat 32% van de consumenten meer vis is gaan eten, terwijl een bijna even grote groep aangeeft minder vlees te eten. Tegelijkertijd zijn Nederlanders slechts beperkt meer vegetarisch gaan eten (+ 6%). Hierbij gaat het vaak om "parttime" vegetariërs: in totaal rekenen 4 miljoen Nederlanders zich tot deze groep, die minimaal 1-2 keer per maand vleesloos eet.

De eigen gezondheid blijkt voor de consument het belangrijkste motief om het eetpatroon aan te passen. Ook voor (parttime) vegetariërs is dit het belangrijkste motief, nog boven dierenleed en het milieu. Andere overwegingen zijn smaak en ruimer assortiment. Overigens worden alle goede voornemens tijdens hoogtijdagen zoals Kerstmis door de meerderheid terzijde geschoven.

Bijna 65% van de consumenten die de afgelopen twee jaar hun eetpatroon hebben veranderd geeft aan dit op eigen initiatief te hebben gedaan. Daarna zijn kranten en tijdschriften, televisie en de mening van familie en vrienden de belangrijkste beïnvloeders.

Tot zover AgriHolland

Duur rapport

Het rapport "Veranderende eetpatronen vlees, vis en vegetarisch 2006-2008” is te bestellen bij AnnaLise SVP Research & Intelligence en kost € 1175,-, exclusief BTW.

Andere opmerkelijke berichten op AgriHolland:
• Klimaatvriendelijk eten kan uitstoot CO2 met 570 kilo besparen
• Slechts 2% Nederlanders eet volgens Richtlijnen Goede Voeding

Wilt u via een korte test weten of u verantwoord eet? Klik hier.

10 januari 2008

Mestvergisting als afleidingsmanoeuvre

Mestvergisting wordt geacht bij te dragen aan het imago en het maatschappelijk draagvlak van de landbouw. Duurzame energie en reductie van broeikasgassen zijn een argument om de inkomenssubsidies bij de burger te verantwoorden.

Onderstaand citaat is afkomstig uit een artikel dat op 17 juni 2006 verscheen in het Agrarisch Dagblad onder de titel "Mestvergisting vergroot mestprobleem" door Frits van der Schans en Anton Kool.
Bij co-vergisting worden producten aan mest toegevoegd, waardoor de totale hoeveelheid mest toeneemt. Op dit moment zijn nog maar een twintigtal vergistinginstallaties in bedrijf. Maar uit recente inzichten blijkt dat dit aantal de komende jaren sterk kan toenemen tot enkele honderden installaties. Daarmee zal het mestoverschot met miljoenen kg stikstof en fosfaat stijgen. Een toename van het overschot met 20 tot 30% is denkbaar.

Dan de opgewekte energie uit vergisting. Deze elektriciteit is erkend als groene stroom en wordt derhalve gesubsidieerd. Maar liefst 60 tot 70% van de opbrengstprijs van deze groene stroom bestaat uit subsidie van het Rijk. Zo’n hoge subsidie is te rechtvaardigen als daarmee innovatie en optimalisatie van het gehele systeem van vergisting plaatsvindt, en dat is heel erg nodig. Want op dit moment levert co-vergisting netto gezien nauwelijks klimaatwinst op. Zo geeft de productie van bijvoorbeeld ‘energiemaïs’ bijna net zoveel uitstoot van broeikasgassen als er bij vergisting aan besparing wordt bereikt.

Feitelijk subsidieert / betaalt de Rijksoverheid veehouders om groene stroom te produceren die helemaal niet zo groen is en waarmee het mestoverschot en de kosten voor mestafzet toenemen. Daarmee is co-vergisting een lust voor enkelen, de eigenaren van de installaties, maar een last voor velen, de belastingbetalers en veehouders die mest moeten afzetten. En het milieu is er nauwelijks bij gebaat.


Tot zover het artikel in het AD.

Meer milieuwinst is te halen bij het verkleinen van de veestapel tot een niveau waarop geen im- en export meer nodig is en de noodzaak daarmee vervalt om veevoer en producten over grote afstanden te vervoeren.

Mijdt Intratuin als u niet opgezadeld wilt worden met een ongewenst huisdier

In een aankondiging van een deelnemer aan de dierendagen in Intratuin:

Intratuin Zoetermeer wordt gedurende twee dagen omgetoverd tot een ware dierentuin. De voorbereidingen zijn aan de gang en het beloofd een daverend evenement te worden. Tal van verenigingen, stichtingen en non-profit organisaties hebben hun medewerking al toegezegd en zijn enthousiast om u alles te leren over hun dier. Fretten, stinkdieren, honden, katten, konijnen en nog veel, veel meer dieren. Voor de kleinsten zal er, naast het bezichtigen van de dieren, ook veel plezier te beleven vallen aan het springkussen en draaimolen, de suikerspinnen, grabbelton, de wedstrijden met leuke prijzen en gratis pony- en ezeltje rijden.

"Intratuin's Dierendagen" vindt plaats op zaterdag 19 en zondag 20 januari 2008 bij Intratuin Zoetermeer.

Tot zover.

Deze dagen kunnen veel ellende opleveren voor toekomstige huisdieren. Kinderen zullen hun ouders aan de kop zeuren voor een impulsaanschaf die zij uit eigen beweging niet snel zullen doen.
Het beste is misschien Intratuin in dit weekend zonder uw kinderen te bezoeken.

08 januari 2008

Melk komt uit de fabriek

Boeren mogen al jaren graag het verhaal vertellen van het jongetje uit de stad dat dacht dat melk net als de rest van de frisdrank uit de fabriek komt. Zij dachten daarmee de vervreemding van de stadse mensen duidelijk te kunnen maken. Inmiddels heeft de waarheid hen achterhaald en is de boer evenzeer vervreemd van de natuur. Het naïeve stadse kind heeft gelijk gekregen: door de grootschalige melkveehouderij (de boer weigert zelf van intensieve veehouderij te spreken) is het onderscheid tussen boerderij en fabriek verdwenen. Er wordt zelfs gepleit voor het bouwen van de megastallen op fabrieksterreinen of binnen de stad.
Terwijl de rest van Nederland zich langzaam begint te realiseren dat koeien binnen de hightech loopstallen onverantwoord worden uitgemolken, is het enthousiasme van de melkveehouder niet te stuiten: hij begint zelfs de halve waarheden van de zuivelreclame over te nemen. De boer had in zijn geïsoleerde positie geen of nauwelijks verzet vernomen bij de stadse mensen tegen de toenemende mechanisering van het boerenbedrijf. Het idee dat de koe zonder enige moeite in haar relatief korte leventje en blijmoedig de topproductie van melk ter hand nam, ging er bij de consumenten in als koek. Hoe zou de consument ook anders kunnen weten? Een deel kwam ’s zomers nog wel eens bij een boer op een camping, in eigen of buitenland en daar leek niets aan de hand. In de winter volgt men op de KRO de avonturen van boeren die een vrouw zoeken. Niets menselijk lijkt een boer vreemd.
De grote cowboys houden het publiek het liefst zoveel mogelijk weg, het zou de kans op infectie in hun veestapel maar vergroten. Wat niet weet, wat niet deert.
Na de kippen- en varkensboeren is nu de melkveehouder de (ethische) grens overgegaan. Niet langer is vol te houden dat een koe een relatief aangenaam leven leidt. De koe moet binnen blijven, want zo kan zij voldoende rust vinden om de energie naar de uier te leiden. Het gras wordt haar wel aangereikt. Dat levert buiten van een afstandje mooi groene vlakken op in het weidse uitzicht. Geen stadse passant die zich realiseert dat in die velden bijna geen leven mogelijk is. Wel zien zij de ganzen grazen waar de boer zo van baalt: voor eiwitrijk voer is ook de gans aangewezen op de moderne biljartlakens. In hun eigen leefgebied is te weinig voedsel. Als de boer net heeft gemaaid ziet het land zwart en wit van kraaien, roeken en spreeuwen of van de meeuwen. Niemand die de kapot gemaaide jongen ziet die deze cultuurvolgers vervolgens opruimen.
De teruggang van de weidevogels wordt op het conto van de vos en andere kleine roofdieren geschoven. Vrijwel geen haan die kraait naar de boer: die is immers bezig het volk van voedsel te zien, waar ook ter wereld.

06 januari 2008

Milieuvriendelijkheid van biologische groenten

Onderzoekers van de universiteit van Gent stelden vast dat biologische teelt niet beter scoort als het gaat om milieuvriendelijkheid. Biologische teelt scoort weliswaar beter per hectare, maar daar staat tegenover dat de opbrengsten per hectare lager zijn. Per kilo product is ‘biologisch’ niet milieuvriendelijker dan regulier, stellen de onderzoekers. Onderzoekers van de universiteit in Wageningen kwamen vorige maand tot een vergelijkbare conclusie.

Biologische groenten worden geteeld zonder bestrijdingsmiddelen en kunstmest. Van biologische groente heb je minder nodig omdat het per eenheid meer voedingswaarde bevat.
Dit gegeven staat tegenover de lagere opbrengst per hectare.
Wanneer biologisch consumerende mensen minder en gevarieerd eten, eten zij om deze reden gezond en milieuvriendelijk.
Dat aspect hebben de onderzoekers niet in hun conclusie meegenomen.

03 januari 2008

Varkens vervelen zich binnen te pletter


Het Europese agentschap voor voedselveiligheid EFSA heeft in opdracht van de Europese Commissie een nieuw wetenschappelijk advies over het welzijn van varkens uitgebracht.

Uit haar rapport:
Het is lastig vast te stellen in hoeverre het couperen van staartjes van biggen de kans op staartbijten daadwerkelijk verkleint. Het hangt samen met de mate waarin het probleem zich voordoet in een bedrijf. Onder de huidige intensieve manieren van varkenshouden lijkt het couperen van staarten wel tot een vermindering van het probleem van staartbijten te leiden. Het probleem verdwijnt er echter niet mee. De EFSA-wetenschappers menen dat het zinvol is om op dit punt nog nader onderzoek te doen.
Tot zover.

Voorgaande alinea is merkwaardig. Als varkens hun staart kwijt zijn, omdat deze is afgesneden, kunnen andere varkens er niet meer in bijten. Dat is logisch.
In het rapport wordt tevens gemeld dat afleidingsmateriaal als een speelketting te weinig bijdraagt aan het welzijn van varkens. Omdat de varkens ook nog eens hun staart kwijt zijn, is er gewoon te weinig ontspanning voor de varkens. Zij leiden stress door verveling.

Het zou mooi zijn als de wetenschappers het lef zouden hebben om de aanbeveling te doen om varkens toegang te geven tot een weide. Dan kan aan hun scharrelbehoefte worden voldaan en is verdere afleiding overbodig.

Klik hier om meer te lezen over het inzetten van afleidingsmateriaal in bio-industrie.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.