Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

30 april 2008

Selectieve verontwaardiging

Afgelopen week werd bekend dat in Leeuwarden een hond, een Beagle, met een hamer was doodgeslagen door zijn/haar eigenaren. De reden die werd opgegeven voor deze rigoureuze handeling was dat het beestje te veel zou verharen. Wel, dat zal nu wel over zijn, neem ik aan.
Groot was de verontwaardiging alom! Terecht, natuurlijk! Zieke geesten zijn het die een weerloos dier op die manier behandelen. Ook bij mij komt in zo'n geval een dieprode, machteloze woede naar boven borrelen en dat moet zijn tijd even hebben. Daarna kwamen de zgn. gemengde gevoelens naar voren. Natuurlijk, de kwaadheid en het medelijden met dat arme dier blijven. Toch kreeg ik ook een ietwat unheimisch gevoel over de selectiviteit waarmee de verontwaardiging over dierenleed zich soms uit. Wat bijvoorbeeld te denken van de dagelijkse wreedheden ten opzichte van veel andere dieren, die zich voornamelijk buiten ons blikveld afspelen maar daarom niet minder verwerpelijk zijn.
Ik doel hierbij natuurlijk vooral op de bio-industrie, waar jaarlijks honderden miljoenen dieren geslachtofferd worden aan de lekkere trek van mensen. Mensen die wellicht hun hond of kat alles geven, inclusief liefde en zorg, wat zo'n dier nodig heeft en zelfs vaak nog meer dan dat. Het blijft natuurlijk paradoxaal dat de honden- en kattenknuffelaars zonder enige schroom hun karbonaadje of varkenshaasje naar binnen werken. Deze produkten zijn afkomstig van een wezen dat door mensen die het weten kunnen wordt beschouwd als beduidend intelligenter dan de onze geliefde, trouwe hond. Onverdoofd gecastreerd, naar nu blijkt ontbreekt hieraan zelfs elke zin, ook vanuit het boerenbelang, aan deze wrede handeling. Hoektanden worden bijgevijld, ze worden in veel te kleine ruimtes gehouden, zien praktisch geen daglicht, worden in veewagens over veel te grote afstanden en onder afschuwelijke omstandigheden door Europa gesleept, kortom de omstandigheden waarin deze dieren leven en vooral ook sterven zouden nooit of te nimmer voor honden en/of katten worden geaccepteerd. Het land zou, terecht, te klein zijn. Het zelfde geldt natuurlijk voor ander slachtoffers van deze schande der mensheid, zoals, kippen, kalveren en andere dieren. We willen het niet weten en willen dat het stukje vlees dat op ons bord belandt ons op geen enkele wijze meer doet denken aan het, met een levenswil bezielde, wezen waar het eens onderdeel van uitmaakte. Ik heb al vaak meegemaakt dat vooral vrouwen, geen kippenpoot willen eten omdat ze kunnen zien "wat het geweest is"! Als dat geen hypocrisie is................ Ook ik ben nog steeds geen 100% vegetariër, hoewel ik nu misschien nog maar een kwart eet aan vlees van wat ik vroeger consumeerde. Tevens wil ik alleen nog, als ik vlees gebruik, biologisch of scharrelvlees eten. Ik heb ontdekt dat vegetarisch eten even lekker kan zijn als vlees - want ik vind vlees nog steeds lekker(!!) - en ook geloof ik dat het minder, of beter nog, niet eten van vlees gezonder is voor de mens. De enig logische consequentie van het bestrijden van het onnodige en gruwelijke dierenleed dat bio-industrie heet is zelf op geen enkele wijze meer meewerken aan het instandhouden ervan. Ik ben hard op weg en hoef niet meer overtuigd te worden. Maar er zijn nog vele anderen die nog niet "om" zijn en het zal nog een lange en bittere strijd geven eer ieder mens overtuigd zal zijn van het belang van een "vleesloze" samenleving, die tevens het einde van de honger in de wereld zal betekenen.

29 april 2008

Slechts 2 euro marge per vleesvarken



Prijzen voor varkens stijgen en dalen en varkenshouders reageren daar weer op door meer of minder varkens te houden. Dat heet de varkenscyclus. Gemiddeld echter krijgt een varkenshouder slechts 2 euro meer per vleesvarken dan hij er aan uitgeeft. Daarvoor wordt dat varken onder minimale welzijnsomstandigheden een half jaar lang gevoed en gehuisvest. Dan is het arme beest zwaar genoeg om geslacht te worden.
Geen wonder dat varkens in grote aantallen worden gehouden en er steeds meer megastallen in het landschap verschijnen. De varkenshouder zou geen droge boterham verdienen bij kleine aantallen. De steeds kleiner wordende marges leiden tot nog meer schaalvergroting. Om deze grote aantallen te kunnen afzetten wordt geconcurreerd op de wereldmarkt. Ook wordt dezelfde wereldmarkt gebruikt om varkensvoer zo goedkoop mogelijk te produceren. Hele oerwouden worden gekapt om sojavoer te kunnen verbouwen. Ook leidt de overproductie in eigen land tot een mestprobleem. Oud LNV-minister Veerman zei eens: “We importeren veevoer, we exporteren goedkoop vlees en de rotzooi blijft achter”.



Bij deze wedloop zijn bijna alleen maar verliezers: voedselprijzen stijgen omdat graan, rijst en maïs niet aan mensen als voedsel wordt aangeboden, maar wordt verwerkt in veevoer of biobrandstof. Mensen uit de derde wereld en arme landen in het algemeen zijn steeds meer geld kwijt aan voeding. De hoge mestproductie leidt in ons land tot milieuproblemen en de druk van behoud van concurrentiepositie verlaagt de dierenwelzijnscondities.
De oplossing? Sanering van de intensieve veehouderij. Er wordt al jaren in ons land meer varkens, kippen en koeien geproduceerd dan we zelf nodig hebben en de hoeveelheid die we zelf nodig hebben kan nog veel kleiner, want Nederlanders eten teveel eiwitten, wat tot allerlei welvaartsziekten leidt (bijv. kanker).
Minderen op de vleesconsumptie is ook goed voor het klimaat, want de vleesproductie levert nationaal en mondiaal de grootste bijdrage aan de opwarming van de aarde.
Onze economie zal er niet onder leiden en ons land wordt er leefbaarder door.

28 april 2008

Weidemelk is pas echt boerenbedrog

In het zuivelblok van de supermarkten ligt tegenwoordig een nieuw product van de Nederlandse melkveehouder: de weidemelk. Dat goedje is afkomstig van koeien die in de wei staan. Nou ja, in de wei staan. Melk mag weidemelk heten als de koe die het heeft geleverd per jaar tenminste 120 dagen, zes uur per dag in de wei heeft gestaan. In de melkveehouderij heet dit weidegang. Ook zo’n term die pas betekenis krijgt als die in perspectief wordt gezet. De honderd twintig dagen in de wei zijn alles bij elkaar krap vier maanden, en dat betekent dat deze koeien acht maanden op stal staan. Ze zijn twee keer vaker binnen dan buiten.
Dat ‘buiten’ is al even betrekkelijk: een koe die zes uur per dag buiten staat, staat achttien uur binnen.
Je moet maar durven om de melk van deze koeien het predikaat weidemelk te geven. Durven? De agrosector gaat voor geen enkel bedrog opzij. Met de term ‘weidemelk’ wordt gesuggereerd dat deze melk komt van koeien die vers gras eten. En dus denkt de consument ‘dat zal dan wel gezond zijn’.
Welnu, de koeien die weidemelk produceren, eten nog heel veel meer dan (vers) gras. Vrijwel alle koeien in Nederland (of ze nu buiten komen of niet) krijgen naast gras ook nog maïs en tarwe te eten, Net als goedkoop afval uit de voedings- en genotsmiddelen industrie zoals bierbostel, sojaschroot, aardappelsnippers of bietenpulp. En niet te vergeten krachtvoer.
Dat is toch een raar dieet? Ooit een koe een pilsje zien drinken? Of een patatje met zien bestellen? Een koe lust alleen maïs als de boer het fijn gemalen tussen het gras verstopt. En toch krijgt de Nederlandse koe intussen bijna net zoveel maïs voorgeschoteld als gras omdat er zoveel energie (koolhydraten) en eiwit in de maïs zit.
Maar de sector probeert met de kreet ‘weidemelk’ de consument wijs te maken dat koeien eigenlijk alleen maar vers gras eten.
De varkenshouderij heeft de zogenoemde zichtstallen uitgevonden. Een showroom voor varkens waarmee de rauwe werkelijkheid in de stallen wordt verdoezeld.
De weidemelk is de zichtstal van de melkveehouderij.

26 april 2008

Dieren en de Leeuwarder Courant

Vandaag een drukke dierendag! In de Leeuwarder courant van gisteren twee berichten waar niet alleen ik me kwaad over maakte. In de eerste plaats was daar ene Klaas Kasma, ex-restauranthouder, die dagelijks een receptenrubriek voor de krant verzorgt. Dat is op zich niet zo erg, ware het niet dat Kasma ons met enige regelmaat op de hoogte meent te moeten brengen van, met name, zijn kijk op het wel of niet eten van dode dieren. Kasma is overduidelijk geen vegetariër en sympathiseert ook niet met deze leefwijze. Integendeel mag ik wel zeggen. Hij laat geeen gelegenheid voorbij gaan zijn afkeer van de vegetarische, laat staan veganistische keuken, in krasse bewoordingen onder de aandacht te brenegn. Ik ben geen psychoog maar als ik dat wel was zou ik de theorie poneren dat hij in zijn jeugd hele akelige dingen moet hebben meegemaakt en dat hij nu die onverwerkte trauma's probeert te overschreeuwen door zich onverzoenlijk op te stellen tegenover dieren en mensen die het voor hen opnemen. Zijn recepten, die misschien best genietbaar zijn, laat hij vaak voorafgaan door statements die iedereen die meent geen dode dieren te moeten eten, op shockerende wijze voor wereldvreemde halve garen uit te maken, waarna hij nog even fijntjes opmerkt dat dieren er zijn om ze op te eten. Dat opeten doet kennelijk met een bijna satanisch genoegen. Ik vermoed niet omdat hij het zo lekker vindt, wat dat zou ik mij nog voor kunnen stellen, maar meer om de niet-vleeseter te provoceren en te shockeren en wellicht uit de tent te lokken. Zo schetst hij vrolijk ronddartelende lammetjes die voorbestemd zijn na korte tijd op het bord en ik de maag van de consument te verdwijnen. Kieviten mogen eventueel worden afgeschoten om overpopulatie(!!!) te voorkomen. Gisteren werden vegetarisch levende mensen afgeschilderd als " puisterige jonge meisjes, die opgehitst door anderen er voor zorgden dat circussen geen bestaansrecht meer hebben, slachterijen moeten sluiten, en er geen roofvogels meer mogen worden afgeschoten om de weidevogels te beschermen........................................" Het kan zijn dat er lieden zijn die er om kunnen lachen en misschien is dat ook wel de beste reactie. Anderzijds lijkt het mij een degelijke kwaliteitskrant als "De Leeuwarder" onwaardig voor dit nogal ordinaire gescheld verantwoordelijkheid te nemen.

In een ander artikel werd gewag gemaakt van een tentoonstelling over circusdieren. Juist in een tijd waarin veel weldenkende mensen zich afwenden van het mens- en dieronwaardig gesol met wilde dieren in de piste, komt men met een reportage over deze misstand in een artikel dat op een opvallend welwillende wijze is getoonzet. Nee hoor, het is helemaal niet erg dat de dieren gevangen zijn en gekke kunstjes moeten vertonen. Het hoort toch bij een circus?
De tentoonstelling is gericht op kinderen en dat maakt de kritiekloze opstelling van de verslaggever helemaal bizar! Kinderen dien je respect voor dieren bij te brengen en dat doe je niet door het lamlendige gesol en gesleep met deze trotse dieren als "normaal" te beschouwen. Deze wilde dieren horen in hun eigen natuurlijke omgeving te leven en oud te worden en niet als vermaaksproducten voor verwende mensjes te dienen. Wilde Dieren De Tent Uit en wel zo gauw mogelijk!

Bizarre vertoning?

Hoezo bizarre vertoning?In de LC van 7 februari jl. wijdde S. van der Meulen zijn hoofdartikel aan het debat in de 2e kamer over de nota Dierenwelzijn. Hij vond dit debat “een bizarre vertoning” omdat de Partij voor de Dieren tientallen moties indiende n.a.v. deze nota. Hij gaat daarmee voorbij aan het feit dat de nota zo teleurstellend is voor iedereen die het dierenwelzijn serieus neemt, dat de PvdD deze moties wel móest indienen. Bijna alle moties gingen over beloften die andere partijen in hun verkiezingsprogramma hebben gedaan om het dierenwelzijn te verbeteren. Op 12 februari komen de moties in stemming; dan zullen we zien of de andere partijen hun beloftes nakomen. Ik ben bang dat het neer zal komen op “geen daden maar woorden”. Als het debat een farce was dat kwam dat omdat een aantal kamerleden niet het fatsoen had PvdD woordvoerster Thieme haar moties verstaanbaar te laten voorlezen. En dan haalt Van der Meulen de vissenkom en de circusdieren te voorschijn om aan te tonen dat de PvdD geen besef heeft van een reële prioriteitstelling. Hij realiseert zich kennelijk niet dat ook het kleine dierenleed aandacht verdient, omdat het voortkomt uit onverschilligheid, (soms onbedoelde) wreedheid en gewetenloze uitbuiting van dieren. Goed dat in het parlement drie bevlogen mensen compromisloos volhouden het lot van onze mede-aardbewoners te verbeteren. De strijd zal nog lang, hard en bitter zijn maar zal uiteindelijk zal het recht van het dier zegevieren.

Intussen is de stemming geweest en wat gevreesd was werd waar, het overgrote deel van de moties, ingediend door de PvdD, werd verworpen door de partijen die daarmee hun eigen verkiezingsbeloften verloochenden en de dieren in de kou lieten staan.

Schaap in wolfskleren?

In de LC van 2 februari jl. stond een interview met Sybe Schaap, Eerste Kamerlid en filosoof. Hij geeft zijn mening over een heleboel dingen, waaronder het onbehagen onder mensen in deze samenleving. Hij is geen bewonderaar van de SP, de PVV en TON. Ook de Partij voor de Dieren kan niet op zijn sympathie rekenen. Hij motiveert zijn aversie jegens die laatste partij op de volgende, naar mijn mening, nogal “kort door de bocht”manier: “ ‘Hoe meer de mens zijn dieren liefheeft, hoe akeliger vaak het mensbeeld’, hat ien ris sein” (vert.: heeft iemand eens gezegd). Over wie die “ien” is en wanneer “ris” was laat de heer Schaap ons verder in het ongewisse. Even verder op maakt hij gewag van “overvloedige dierenliefde” die samen met onbehagen en nationalisme tot allerlei rampspoed zou leiden. Wel meneer Schaap, de verschijning van de PvdD in de Nederlandse politiek is niet alleen gebaseerd op liefde maar vooral op respect voor het dier, zijn waardigheid en identiteit. Liefhebben zonder respect kan niet, maar respecteren zonder direct lief te hebben is wel degelijk mogelijk. En dat is wat de PvdD nastreeft. Het is niet (alleen) een partij voor kat- en hondknuffelaars. Men richt zich op de ongebreidelde exploitatie van dieren in de landbouw, de vermaakssector, voor dierproeven, kortom daar waar het dier wordt gedegradeerd tot een soort object dat te allen tijde ondergeschikt is aan de belangen van de mens en voor al die belangen gebruikt mag worden. In dat licht bezien komt de uitspraak/citaat van Schaap buitengewoon ongenuanceerd en stigmatiserend over. Ook hier wordt de PvdD en haar aanhangers weer neergezet als clubje softies dat alleen maar oog zou hebben voor belangen van dieren. Daarom nog even een citaat uit de beginselverklaring van de PvdD: Een zorgvuldige, liefdevolle omgang met de natuur en de dieren houdt (..) ook in dat aan mensen respect voor hun lichamelijke en mentale integriteit in de ruimste zin des woords wordt betoond.(..)De Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens vormt samen met de Verklaring van de Rechten van het Dier en het Handvest van de Aarde het praktische uitgangspunt voor de wijze waarop mensen met elkaar, met de dieren en met de natuur behoren om te gaan!

Thieme

In de LC van 19 april jl. beschuldigt H. de Haan uit Hoornsterzwaag Marianne Thieme er van dat zij “over de ruggen van de slachterijen het dierenwelzijn weer op de agenda zet”. Dat haar actie wel honderd arbeidplaatsen kan kosten zal haar, zo stelt De Haan, worst(!!) zijn. Wat De Haan c.s. kennelijk niet willen of kunnen begrijpen is dat het signaleren van dierenleed, gecombineerd met een zorgwekkende onverschilligheid voor de volksgezondheid, in het belang van dier én mens is. Als dat arbeidplaatsen zou gaan kosten dan zou dat een acceptabel offer zijn. Immers geld dat is verdiend met het toebrengen van onnodig leed aan dieren en het op de markt brengen van onbetrouwbaar voedsel is bloedgeld. Wanneer werknemers van sigarettenfabrieken hun baan kwijt raken doordat het roken steeds meer onmogelijk wordt gemaakt wordt het werkgelegenheidsaspect ook niet aangevoerd om die ontwikkeling te frustreren. De Partij voor de Dieren heeft haar bestaansrecht weer, voor de zoveelste maal, ten volle bewezen.

25 april 2008

Dierenleed

Er zijn mensen die beweren dat dieren niet kunnen lijden als mensen omdat ze geen zelfbewustzijn zouden hebben. Wie anders beweert wordt door hen beticht van”vals sentiment” en het toekennen van menselijke eigenschappen aan het dier.
Het sussen van het eigen geweten lijkt hier belangrijker te zijn dan het erkennen dat het dier recht heeft op een behandeling die het vrijwaart van angst, pijn en stress. Dat is iets heel anders dan het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren. Gelukkig hebben dieren weinig menselijke eigenschappen. In ieder geval kennen ze geen hebzucht, roeien ze hun soortgenoten niet uit en beroven ze de aarde niet van haar natuurlijke bronnen. Ze doden niet voor hun plezier en maken zich niet vrolijk over de doodsangst van een ander levend wezen.
Het enige dier met menselijke eigenschappen is de mens zelf en die heeft in zijn niets en niemand ontziende vraat- en geldzucht zoiets schandelijks als de bio-industrie bedacht.

Sommigen concluderen dat het feit dat we goed zijn voor dieren niet op rationaliteit berust maar op (vals?) sentiment. Dat ik goed ben voor mijn medemens is ook eerder op sentimenten gebaseerd dan op rationele overwegingen, dus zo gek is het niet goed voor dieren te zijn!
Ten slotte nog even dit. Een mens weet en een dier weet. Maar alleen een mens weet dat hij weet. Dat is waarschijnlijk wat men bedoelt met de bewering dat dieren geen zelfbewustzijn hebben (en dús in zijn optiek niet kunnen lijden als mensen). Dat een dier kan lijden ben ik rotsvast van overtuigd. In welke mate of op welk niveau dat gebeurt weet ik niet. Wel weet ik dat ik dat ik een ander levend wezen geen onnodig leed mag toebrengen. Als het al niet is om het lijden zelf, dat dus kennelijk moeilijk te definiëren is, dan in ieder geval uit respect voor de identiteit van het dier en vanuit mijn “weten” dat een dier een waardigheid bezit die ik heb te eerbiedigen!

Lege vishaakjes

“Het vishaakje blijft steeds vaker leeg”, kopt een artikel in de LC van 10 april jl. Even afgezien van het taalkundige aspect van deze kop, dacht ik meteen: “Goed nieuws!”. Het “sport”vissen is immers nog steeds een van de vormen van dierenkwelling die niet bij wet zijn verboden. En elke ontwikkeling die het voor de “sport”vissers moeilijker maakt hun hobby uit te oefenen juich ik dan ook van harte toe.
Een uitspraak van zo’n sportieveling toont meteen aan waar mijn gelijk en zijn ongelijk ligt. Hij wijst naar de aalscholver als hoofdschuldige van de geringe hoeveelheden buit die hij en zijn maten de laatste tijd boven water halen. “Dat ze die niet van hogerhand aanpakken. Die vogel hoort hier niet thuis.”!!! Wat een conclusie! De vogel (wie maakt uit of die hier wel of niet thuis hoort?) vist om in zijn levensonderhoud te voorzien. De “sport”visser vangt voor zijn lol en neemt de angst, pijn en stress die zijn liefhebberij aanricht bij het onschuldige en onschadelijke dier vrolijk op de koop toe! Het is eigenlijk volstrekt absurd dat dit soort dierenmishandeling nog steeds door de wet wordt gedekt!

Schandalige stilte

Het castreren van biggen blijkt volstrekt overbodig en dat het vervolgens ook nog eens onverdoofd gebeurd, is daarmee een ongeoord schandaal dat per direct verboden moet worden. Uit onderzoek van de universiteit van Wageningen blijkt dat de zogenoemde berengeur een fabeltje blijkt te zijn. Gelijksoortig onderzoek in Zwitserland bevestigt de uitkomsten.Mannelijke biggen beginnen als ze vijfeneenhalve maand oud zijn, sexueel actief te worden en gaan dan bepaalde hormonen aanmaken. Deze hormonen kunnen er voor zorgen dat wanneer het vlees van deze biggen wordt gebraden er een smerige stank (de berengeur) uit de pan komt. Omdat de ideale slachtleeftijd zes maanden is, en de boeren de varkens niet twee weken vroeger willen slachten (kost geld), heeft een of ander warhoofd ooit bedacht dat dan maar alle mannelijke moesten worden gecastreerd. Een vrij radicale en vooral pijnlijke operatie omdat die onverdoofd wordt uitgevoerd.
Er werd in de agrosector en door de supermarkten aangenomen dat het om 5% tot 25% van de biggen ging die een berengeur zouden afgeven. Uit het onderzoek blijkt nu dat het percentage veel lager ligt en eerder in de buurt van 1% tot 2% ligt. Bovendien lijkt het met de berengeur reuze mee te vallen. Omschrijvingen van de berengeur komen het dichtst in de buurt een gebakken vol gescheten pamper. Dat nu blijkt een fabeltje te zijn. Consumenten onderscheiden vlees met een berengeur nauwelijks van ‘normaal’ varkensvlees. De waardering van beide stukken vlees is bijna gelijk.Een en ander betekent dus dat de afgelopen jaren honderden miljoenen varkens voor niks zijn gecastreerd.
Men zou verwachten dat vanuit het ministerie van landbouw per direct een verbod op castratie wordt uitgevaardigd.
Maar het ministerie zwijgt.
Men zou verwachten dat landbouwminister Verburg per direct een brandbrief naar Brussel zou sturen met een verzoek om een directe top van alle landbouwminister met slechts een agendapunt: een Europees verbod op castratie van varkens.
Maar de minister zwijgt.
Men zou verwachten dat vanuit de sector zelf het initiatief zou worden genomen om per direct te stoppen met het castreren van varkens. En dat diezelfde sector collega’s in het buitenland zou oproepen om hetzelfde te doen.
Maar de sector zwijgt.

Deze oorverdovende stilte is een ongehoorde schande.

23 april 2008

Cumulatieve belasting van vervuiling van veehouderij wordt niet getoetst

Het toetsingskader ammoniak houdt in dat een vergunning voor een uitbreiding van een veehouderij kan worden verleend als de ammoniakdepositie door een veehouderij op de dichtstbijzijnde rand van het Natura 2000-gebied na uitbreiding niet hoger is dan 5% van de kritische depositiewaarde voor het gebied.

Met andere woorden: wanneer je 20 bedrijven op gelijke afstand van een natuurgebied hebt, en elk van die bedrijven heeft geen hogere depositie (neerslag) van ammoniak van 5%, maar wel bijna, dan kun je de situatie hebben dat in werkelijkheid bijna 100% depositie is, terwijl een 21e bedrijf ook op gelijke afstand wordt toegestaan mits deze minder dan 5% bijdraagt.
Het gevolg van deze totale depositie is verzuring en teruggang in biodiversiteit. Maar ook bij een geringere belasting kunnen de gevolgen al fataal zijn.
Er wordt in de vergunningverlening gekeken naar wat de effecten zijn van individuele bedrijven en niet van het totaal.
Dat in de werkelijkheid intensieve veehouderijen niet op ongelijke afstand liggen van een kwetsbaar gebied, maakt voor bovenstaand voorbeeld niet uit. Bedrijven kunnen op grote (kilometers) afstand van het gebied van uitrijden en van de stallen vervuilen en leefgebieden beïnvloeden zowel door de lucht als via het grondwater.

Het totaal van de Nederlandse veestapel, dat 300% is van de Nederlandse behoefte, levert een veel groter probleem op dan bijvoorbeeld het verkeer wat betreft bijdrage aan klimaatverandering, milieuvervuiling en aantal dieren dat te lijden heeft aan gebrek aan welzijn. De extra 200% van de veestapel wordt geëxporteerd en om die exportpositie vol te houden wordt alsmaar schaalvergroting nagestreefd, maar die schaalvergroting leidt nauwelijks tot minder depositie en invloed op de milieugevolgen. Inkrimping van de veestapel is daarom in belang van een disproportioneel veel groter deel van de bevolking dan de boeren die ervoor hebben gekozen om in hun inkomen afhankelijk te zijn van de intensieve veehouderij.

Wagenings gedraai rond stront

Onderzoekers van de landbouwuniversiteit Wageningen hebben er maanden op gezwoegd, maar ze hebben geen fouten in Meat The Truth kunnen vinden. De feiten in de film, eerder als volstrekt onjuist door de agro-lobby van tafel geveegd, zijn volgens de onderzoekers juist. Maar, zo vinden de Wageningse wetenschappers: de interpretatie van die feiten kan genuanceerder.
Wat de dames en heren dus maar meteen hebben gedaan, en zo nuanceren ze de bijdrage van de Nederlandse veeteelt aan het broeikaseffect tot de helft van wat de veeteelt elders bijdraagt. Overal ter wereld is de bijdrage van de veeteelt 18%, behalve in Nederland. Daar bedraagt de bijdrage op miraculeuze wijze na de Wageningse studie ineens 9%.
Die lagere bijdrage is te danken aan de intensieve manier waarop in Nederland veeteelt wordt bedreven. Door luchtdichte stalsystemen is de emissie van broeikasgassen beperkt. Daar zullen ze in Londen van opkijken want in de Britse hoofdstad hangt een stank van mest die al dagen vanuit Nederland richting Engeland waait. Hoezo luchtdichte stalsystemen?
Het geneuzel van de hooggeleerde Wageningers is dan ook vrij snel door te prikken als broddelwerk.
Feit: de bijdrage van de veeteelt komt vooral door de mest. De mestproductie in Nederland ziet er als volgt uit: De rundveehouderij produceert per jaar bijna 50 miljard kilo mest. De varkenshouderij levert 11,7 miljard kilo. De kippenhouderij 1,3 miljard kilo. Varkenshouderij en kippenhouderij worden gerekend tot de intensieve veehouderij, en deze levert samen 13 miljard kilo mest. De rundveehouderij (voornamelijk melkvee) produceert dus bijna vier keer zoveel mest als de intensieve veehouderij.
Het klopt dat in de intensieve veehouderij met (vrijwel) luchtdichte stalsystemen wordt gewerkt. Maar! In de melkveehouderij zijn de afgelopen jaren de zijmuren juist uit de stallen gesloopt! De koeien zweten door hun hoge melkproductie zo hard dat die muren er wel uit moeten om het verblijf in de stal een beetje dragelijk maken. Daardoor vindt het overgrote deel van de Nederlandse mestproductie (75%) dus eigenlijk in de openlucht plaats.
De gevaarlijkste bijdrage aan het broeikaseffect komt van methaangas. Dit gas wordt vooral gevonden in de scheten die de koe laat. Dat, dankzij het merkwaardige menu dat de Nederlandse koe krijgt voorgeschoteld, in overvloed geproduceerde gas verdwijnt door open stalmuren direct in de openlucht.



Het ligt daarom eerder voor de hand om te veronderstellen dat de bijdrage van Nederlandse veeteelt eerder hoger dan lager is dan de 18% die in Meat The Truth wordt gemeld.
Inderdaad de Wageningse interpretatie van de feiten had wel wat genuanceerder gemogen.

17 april 2008

Sluit veemarkten via webcam aan op Internet

Verburg vraagt veemarkten om cameratoezicht

DEN HAAG (ANP) – Verplichten kan ze het niet, maar net als haar voorganger Veerman gaat minister Verburg (Landbouw) de veemarkten vragen camera’s te plaatsen.

Dat schrijft ze de Tweede Kamer dinsdag in antwoorden op vragen van Kamerlid Thieme (Partij voor de Dieren). Thieme wilde verplicht cameratoezicht en heeft zo haar bedenkingen bij het dierenwelzijn op de heropende kalvermarkt in Leeuwarden. Volgens Verburg is daar sinds 2006 veel verbeterd. Dat jaar raakten de veemarkten in opspraak toen stichting Dier en Recht beelden naar buiten bracht van koeien die werden mishandeld.

Tot zover het Reformatorisch Dagblad

Er wordt nog al eens het idee geopperd dat boven de schappen in de supermarkt een webcam zou moeten hangen om consumenten te laten zien waar het voedsel vandaan komt. In het verlengde hiervan zou de agrosector zoveel vertrouwen moeten hebben in het eigen handelen dat er een permanente verbinding naar het Internet zou moeten zijn via een webcam, zodat het publiek met eigen ogen kan constateren of dieren goed worden behandeld.

16 april 2008

Koemest blijkt chemisch afval

Onderzoekers van de universiteit van Wageningen hebben ontdekt wat de plattelandsbewoner met een normaal functionerende neus al lang wist: koemest is chemisch afval. Deze bal werd onlangs aan het rollen gebracht door de Consumentenbond die ontdekte dat de voedingswaarde van diverse groenten en melk de afgelopen jaren sterk is verminderd. Zo blijkt het vitaminegehalte van in Nederland geteelde andijvie, bloemkool en winterpeen met 80% te zijn afgenomen.
Volgens de onderzoekers van de landbouwuniversiteit Wageningen komt dit vrijwel zeker omdat drijfmest uit de melkveehouderij sinds 1994 moet worden geïnjecteerd of ondergewerkt.
In die mest zit onder andere blauwzuurgas en heel veel ammoniak. Deze stoffen, die vroeger voor het grootste deel door de manier van mest uitrijden, in de vrije lucht verdampten, zorgt er nu het in de grond wordt gebracht voor dat het bodemleven wordt vernield. Volgens boerenorganisaties is het daarom hoog tijd om het injecteren van mest maar weer af te schaffen.
Dat is een nogal merkwaardige redenering.
Het staat vast dat koemest chemisch afval is. Dan dient dit ook als zodanig te worden behandeld. Namelijk op dezelfde manier zoals we dat met ander chemisch afval ook doen. Chemisch afval dient gescheiden te worden ingezameld en op kosten van de producent worden afgevoerd naar en verwerkt in afvalverwerkingsinstallaties, en niet te worden uitgestrooid over de weilanden.

15 april 2008

Lezing van Dos Winkel: wat is er mis met vis?

Online lezing met analoge slideshow door onderwaterfotograaf Dos Winkel

In februari 2008 werd een artikel gepubliceerd in Science: Ruim veertig procent van de zeeën en oceanen op aarde heeft zwaar te lijden van menselijke invloeden. Geen zeegebied ontsnapt helemaal aan menselijke verstoring.
Enkele van de achttien betrokken ecologen zeiden ‘geschokt’ te zijn en noemden de publicatie een „wake up call” aan overheden en beleidsmakers. Meteen volgde een relativering, namelijk dat ‘vaststaat dat de wetenschappelijke betekenis van het artikel beperkt is.’ Zij stellen dat bepaalde invloeden nog niet zijn meegeteld, zoals clandestiene visserij en de neerslag van atmosferische vervuiling. Het is waarschijnlijk dus nog erger!

Onderwaterfotograaf Dos Winkel, behorende tot de wereldtop van de onderwaterfotografen, weet als ervaringsdeskundige dat het inderdaad nog wel eens veel erger gesteld kan zijn met onze zeeën en oceanen. Hij strijdt al jaren voor meer bekendheid met hetgeen zich onder de oppervlakte bevindt – en dus letterlijk niet gezien wordt! – van tweederde van onze planeet. Niet alleen zijn veel soorten vis al uitgestorven, een veel groter aantal wordt zo overbevist dat visserijexperts nu al durven te beweren dat, wanneer we niets doen, over 15 jaar alle oceanen zijn leeggevist...

Daarbij komt, zegt Winkel, dat de gevangen vis meestal ver onder de maat is en bovendien zwaar vervuild. Gifstoffen hebben immers de neiging te accumuleren in de voedselketen. Alles wat via rivieren en kanalen in zee wordt gedumpt vindt zijn weg van kleinere naar steeds grotere vissen. Indien gevangen eindigt datgene waar we juist vanaf wilden weer op ons bord.

Jarenlang en met engelengeduld legde hij het schitterende ongeziene onderwaterleven vast op de gevoelige plaat. Zijn fototentoonstellingen van het fraaiste onderwaterleven gaan de hele wereld over. In september komt zijn boek ‘Wat is er mis met vis?’ uit.

Iedereen die van een visje houdt, gefascineerd is door die blauwe planeet waarop wij wonen en zich zorgen maakt en zich afvraagt wat hij of zij kan doen? Kom luisteren naar Dos Winkel en bezoek vanaf 10 april de fototentoonstelling in de Bibliotheek van de TU Delft, Prometheusplein 1.

De lezing is in twee delen te horen en te zien op onderstaande links:

Wat is er mis met vis?! deel 1


Duur: 00:38:52

Wat is er mis met vis?! Deel 2

Duur: 1:08:58

14 april 2008

Open brief over muskusrattenbestrijding

Open brief aan Wetterskip Fryslân

Geacht bestuur,

in de Leeuwarder Courant van 14 april 2008 zagen wij in een klein berichtje dat u, als Wetterskip Fyslân, van plan bent op korte termijn de inzet bij de muskusrattenbestrijding op te voeren omdat de vangsten tot nog toe groter zijn dan voorheen en omdat u bang bent dat de populaties groter zullen worden.

Wij willen daar met klem tegen protesteren.

Er zijn weinig dingen waarbij op een dergelijk ondoordachte wijze zoveel geld wordt uitgegeven als bij de jacht op muskusratten.

Zoals u weet is er in Westerwolde en in het Westerkwartier in Groningen een proef gaande op aandringen van de Partij voor de Dieren om niet meer op muskusratten te jagen. Doel hiervan is om te kijken of dit effect heeft op de ontstane schade.

Wij zijn van mening dat het stelselmatig en massaal uitroeien van muskusratten niet alleen een verkwisting is van gemeenschapsgelden, maar ook ongelofelijk wreed is. We hebben zeer grote moeite met de gruwelijke en zeer wrede wijze waarop deze dieren aan hun einde komen. De dieren worden gevangen in onder water geplaatste vangkooien, waarin zij een vreselijke en minutenlangdurende verdrinkingsdood sterven. Ook de onder het wateroppervlak geplaatste klemmen doden de dieren dikwijls niet direct vanwege hun geringe slagkracht. Gevolg is dat de dieren later aan hun verwondingen bezwijken.

Ander zeer belangrijk feit is dat de bestrijding van muskusratten daarnaast gepaard gaat met de vangst van duizenden andere dieren, die onbedoeld in de vallen lopen en evenzo gruwelijk aan hun einde komen. Denk bijvoorbeeld maar aan eenden, waterhoentjes, hermelijnen, kikkers en snoeken.

Talloze onderzoeken hebben uitgewezen dat bestrijding van muskusratten gewoon niet effectief is. Al sinds de jaren vijftig wordt jaar in jaar uit meer geld geïnvesteerd in de bestrijding van deze dieren. Momenteel kost dat 31 miljoen euro! Dat is ruim 200 euro per gedode muskusrat! Dat leidt allemaal niet tot minder dieren en -wat belangrijker is- leidt ook niet automatisch tot minder schade. Zo kan niet met gemeenschapsgelden omgegaan worden en zeker niet met dieren.
De jacht op de muskusrat is gebaseerd op de veronderstelling dat dit dier, dat eigenlijk geen rat is, maar een woelmuis, schade veroorzaakt door het graven in oevers en waterkeringen. Hierdoor zou bij een hoog waterpeil wateroverlast kunnen ontstaan.

Over de omvang van de graafschade veroorzaakt door muskusratten is echter nog veel onbekend. In ieder geval is duidelijk dat veel schade definitief voorkomen kan worden door bijvoorbeeld het aanbrengen van stevige beschoeiingen en verhardingen zoals stenen en structuurmatten. Maar vooral ook door een ander beheer van slootkanten met minder steile oevers en een fluctuerend waterpeil dat niet altijd laag wordt gehouden.

Het niet bejagen van roofdieren speelt mogelijkerwijs ook een belangrijke rol. Vossen nemen de rol die muskusrattenbestrijders op zich hebben genomen graag over en doen dat in elk geval minder wreed.

Al het geld dat nu aan muskusrattenbestrijding besteed wordt, kan veel beter besteed worden aan wetenschappelijk onderzoek om schade structureel te voorkomen en aan maatregelen om de eventuele graafschade te herstellen.

De verwachting van de Partij voor de Dieren is dat het aantal muskusratten wellicht in eerste instantie toeneemt, maar dat de schade niet groter wordt. De meeste diersoorten hebben de natuurlijke neiging bij grote bevolkingstoename minder jongen te krijgen, terwijl bij veel sterfgevallen het aantal jongen juist groter wordt.

Wij verzoeken u met klem af te zien van uw voornemen om meer muskusrattenbestrijders in te zetten en de alternatieven goed te onderzoeken voordat er nog meer wreedheden verricht worden.

Namens de

Werkgroep Partij voor de Dieren Friesland

Annemarie van Gelder.

Openbaarheid financiering hoogleraren is beter voor dieren

Uit de Boerderij van 12 april:
36 procent van de hoogleraren aan Wageningen Universiteit en Researchcentrum wordt direct of indirect gefinancierd door externe partijen.

Wageningen UR voert daarmee de ranglijst van Nederlandse universiteiten aan, blijkt uit onderzoek van de Volkskrant. Bijna een kwart van de 5481 leerstoelen in Nederland wordt betaald door een derde partij, waaronder ook overheden.

De vermenging van wetenschap en commercie brengt volgens de krant het gevaar met zich mee dat bedrijfsberichten als wetenschappelijke kennis worden verspreid. VU-hoogleraar Martijn Katan zegt dat dit het aanzien van de wetenschap schaadt. Hij pleit voor strenge regels om belangenverstrengeling tegen te gaan.

De Volkskrant haalt het voorbeeld aan van de door Nederlandse Zuivel Organisatie gefinancierde leerstoel van bijzonder WUR-hoogleraar Toon van Hooijdonk, die een oratie hield over hoe gezond melk is. In het persbericht daarover werd ook niet vermeld dat hij werkzaam is bij Campina. De Volkskrant suggereert dat de inhoud van zijn oratie op voorhand vaststond: "Het is logisch dat melk dan gezond is - wij van WC-eend adviseren immers WC-eend."

Uit het onderzoek blijken Rabobank Nederland en DSM de grootste sponsors van de wetenschap te zijn: zij financieren elk 15 bijzondere of parttime hoogleraren.

Tot zover de Boerderij.

Ook op andere onderwerpen kan de financiering van (bijzonder) hoogleraren gevolgen hebben voor dierenrechten of dierenwelzijn. Zo kan de ethische discussie over het diergebruik in de economie worden beïnvloed worden door hoogleraren die de praktijk van de intensieve veehouderij verdedigen omdat de Agrosector hen financiert.

13 april 2008

Opgehokt op de kinderboerderij

Vandaag bezocht ik kinderboerderij IJsselstee in Nieuwegein, waar ik kennismaakte met de beheerder en een rondleiding kreeg door een stagiair, Bas, de zoon van een Partijlid. Bij aankomst viel ik met mijn neus in de boter: Bas had in een hok een dode kip gevonden. Waar hij er precies mee naartoe ging weet ik niet; in ieder geval moest er een ring van zijn poot gehaald worden. Er zaten ook nog andere kippen in dat kleine hok. Hopelijk is het geen vogelgriep.

IJsselstee is een gemeentelijke kinderboerderij op een mooi groen terrein van ongeveer 3 ha. Volgend jaar bestaat hij 30 jaar. Er zijn veel weiden. Het erbij behorende gebouwencomplex lijkt een vroegere boerderij; in één gebouw zetelt zelfs een historisch museum!

De beheerder woont op het terrein – dat is van onschatbare waarde. Hij wees me in de stal op een camera in de ‘kraamkamer’; daarmee zou hij zo nodig van huis uit de ontwikkelingen kunnen volgen.

Het spreekt wel vanzelf dat een goed oordeel over een kb onmogelijk kan berusten op één bezoek. Ik kreeg een certificaat te zien van “diervriendelijkste kinderboerderij”, uitgereikt aan IJsselstee in 2005 door de Dierenbescherming. Het hing in een prijzenkast vol bekers die de beheerder als geitenfokker in de wacht gesleept had, begreep ik. Er zijn veel dartele geiten en het moet gezegd: zij stelen de show. Zonder horens, dat wel; die zijn te gevaarlijk, dus die halen we eraf. Op een kb worden dieren aangepast aan het bezoek.

Het foksurplus wordt verkocht aan particulieren-niet slagers, of het gaat naar “andere kinderboerderijen”. Of ze daar soms niet fokken?

Mij viel op dat er erg veel dieren in kleine hokken zaten. De reden zou zijn dat het buiten nog te koud was en de weiden te nat zijn. In ieder geval hadden veel dieren wel de mogelijkheid bij goed weer naar buiten te gaan. Zij het in groepen en niet allemaal tegelijk, zei Bas, anders wordt het vechten. Zijn er dan toch niet wat teveel dieren?

Voor iedere kinderboerderij zijn de konijnen een testcase. Bas wees me twee mooie buitenverblijven aan, maar de dieren zaten voorlopig nog wel in hokken. Die stonden apart van de buitenverblijven, m.a.w. de konijnen kunnen niet zelf bepalen of ze binnen of buiten willen zijn.

De Vlaamse Reus is wel ongeveer de meest trieste diersoort die er is. Ik heb er nog nooit ergens een zien lopen. Hebben ze eigenlijk wel poten?!

De stalling van de koeien vormt steeds een steen des aanstoots. Ook hier. Volgens Bas kwamen er vaker klachten over binnen. Er stonden namelijk drie dieren naast elkaar vast in een zgn. grupstal. Ik begrijp niet dat een kinderboerderij koeien mag hebben als men niet over een loopstal beschikt.

De beheerder vond een loopstal ook beter maar hij dacht dat de koeien zich in de grupstal wel o.k. voelden. Ik zei hem dat ze toch erg blij zijn als ze eruit kunnen, de wei in. Tja dat kon hij niet ontkennen.

Positief punt was dat de dieren hun horens hadden; sommige kinderen zien ze daardoor voor stieren aan! Ook positief was dat er een van 13 jaar bij stond.

Binnen in een donkere schuur waren kleine hokken met kleine knaagdieren: cavia’s, muizen, ratten, degoes. Naar mijn mening volstrekt zinloos. Meer dan een vluchtige blik keurt niemand ze waardig. Hetzelfde geldt voor het aquarium.

Elders twee varkens in een hok: een Hollandse en een Piétrain. Niet geringd: ze kunnen wroeten, maar ja, dan moeten ze wel naar buiten. Daarnaast twee hangbuikzwijntjes.

Veel pluimvee in hokken (met rennen). Witte sierduifjes in een hok. Drie prachtige witte pauwen, in een hok. Enzovoort. Het geheel heeft m.i. meer weg van een expo-terrein dan van een boerderij.

Ik word niet vrolijk van een bezoek aan zo’n instelling. Maar misschien moet ik van de zomer nog eens gaan kijken, als de dieren allemaal buiten zijn. En ook niet ’s ochtends maar ’s middags. Om een beetje op te vrolijken ben ik later naar het schilderachtige Schoonhoven doorgereden, om op het terras van de Waag nog wat van de zon te genieten.

E.D.

11 april 2008

Dierenbelasting helpt ongelimiteerd gebruik van dieren te beperken

Hondenbezitters betalen hondenbelasting, maar andere dierenhouders niet (direct). Een deel van dat geld wordt gebruikt om de hondenpoep op te ruimen, maar eigenlijk zou elke dierenhouder belasting moeten betalen voor het opruimen van de gevolgen van dat dierenbezit. In de veehouderij is de sector er tot nu toe in geslaagd om de gevolgen van de mestproblematiek voor een deel af te wentelen op de belastingbetaler. Dat is niet rechtvaardig, want een vervuiler dient te betalen.
Het moge duidelijk zijn: niet veel mensen staan te springen om belasting te betalen en er is veel heffing die niet in relatie staat tot de compenserende maatregelen. Je kunt de accijnzen op rookwaren en alcohol moeilijk in balans zien met de maatregelen die de overheid treft om de negatieve gevolgen treft. Ook degenen die nog steeds wachten op het kwartje van Kok zijn nog nooit tevreden gesteld.
Wil het betalen van belasting op dierenbezit effectief zijn, dan zal er een transparante en directe relatie moeten zijn tussen het bezitten van een aantal dieren en de hoogte van de belasting.
Met de introductie van een dierentax zullen tegelijkertijd maatregelen gefinancierd moeten worden die nu nog afhankelijk zijn van vrijwillige bijdragen en initiatieven. Het castreren of steriliseren van huisdieren, de exploitatie van dierenambulances, het opvangen van gewonde wilde dieren en van ongewenste of verwilderde huisdieren.
Wat ook belangrijk is, is dat degene die juist opzettelijk weinig dieren gebruikt minder of niet wordt aangeslagen door de belasting. Een vegetariër die geen vlees eet, moet hoeven mee te betalen aan de gevolgen van de intensieve veehouderij.
Een veehouder die kiest voor schaalvergroting en meer dieren gaat houden zal daarmee ook meer belasting gaan betalen.
Op deze wijze wordt het financieel onaantrekkelijk gemaakt om veel dieren te houden en wordt de marktwerking ingezet om dierenleed te voorkomen. Een dergelijke maatregel zal het aantal dieren in gevangenschap verminderen en helpt misstanden op het gebied van dierenwelzijn te verhelpen.

Lagere voedselprijs mag niet ten koste gaan van dierenwelzijn

Hogere voedselprijzen zijn een ramp voor arme mensen. De omstandigheid wordt helaas aangegrepen door de Europese en daarmee de Nederlandse Agrosector om nog meer goedkoop vlees en zuivel te produceren en te exporteren buiten de EU.
En die neiging is rampzalig voor dierenwelzijn, landschap, klimaat en milieu in eigen land en voor de overlevingskansen van de boerensector in de ontwikkelingslanden.

Een hoge productie van vlees en zuivel in Nederland gaat gepaard met het exploiteren van landbouwgebieden, gecreëerd ten koste van tropische bossen. Deze gebieden moeten het veevoer leveren dat verscheept wordt naar de vaderlandse intensieve veehouderij. Verder worden in ons land graan en maïs niet alleen verbouwd voor veevoer, maar ook voor de vergisting van biomassa met mest als grondstof. Ander landbouwgebied wordt gebruikt voor biodiesel. In de Hollandse agrosector klinkt de oproep om te stoppen met het omzetten van landbouwgrond in natuur voor de EHS steeds harder.
Aldus is de menselijke neiging tot overmatige vleesconsumptie en globale mobiliteit een gevaar voor de wereldvoedselverdeling, de natuur en het klimaat.
Er is in de wereld geen gebrek aan voedsel. Problemen in de verdeling worden veroorzaakt door machtsongelijkheid, (oorlogs)conflicten, verkeerde, ongezonde en overmatige voedselpatronen.

De EU constateerde in het verleden een afnemende globale marktpositie van haar boeren en een toegenomen vraag naar voeding in de wereld. In plaats de ontwikkelingslanden te steunen in het produceren om aan deze toegenomen vraag in de eigen regio besloot zij zelf meer te gaan produceren en zo de concurrentie aan te gaan. Logisch misschien, maar ook egocentrisch en egoïstisch. De westerse economische overmacht was altijd al groot. In dat kader werd ook besloten om de melkquota te verruimen. Het gevolg is dat Nederlandse boeren en masse besloten om grotere stallen te bouwen en de vergrootte veestapel aan koeien het hele jaar op stal te houden. Het gevolg daarvan is toenemende vraag naar veevoeder, hogere prijzen en ziektedruk in de overbevolkte stallen. De knut bijvoorbeeld, een minuscuul vliegje, maar overbrenger van het blauwtong virus, heeft nu nog meer kans om zich te handhaven. In de warme stallen kan het virus nu het hele jaar toeslaan. Een koe die geïnfecteerd is met blauwtong produceert minder melk. Het gevolg is dat de boer nog meer koeien wil houden om de productie hoog te houden. Die neiging wordt nog groter om de lagere melkprijzen te kunnen opvangen die het gevolg zijn van de toegenomen productie.
Natuurlijk, de melkprijs en de hoogte van voedselprijzen zijn ook afhankelijk van andere factoren elders, zoals mislukte oogsten als gevolg van droogte of andere klimaatinvloeden. Die prijzen kunnen tijdelijk verhoogd zijn, maar het is een simpele economische wet: een hogere productie leidt tot lagere prijzen.
In ons land is de productie in de agrosector al decennia veel hoger dan de binnenlandse vraag. De sector is doorgeschoten in bulkproductie en de belastingbetaler betaalt onwetend mee. De menselijke maat is zoek en het zijn vooral dieren die daaronder lijden. Ook misstanden in slachterijen hangen hiermee samen. De grote productie leidt in alle delen van de keten tot onverschilligheid voor dierenwelzijn. Hoogstens worden technologische oplossingen ingezet om de gevolgen te verzachten en de productie te verhogen.
Het wordt tijd dat de politiek en het publiek haar verantwoordelijkheid neemt. Het heeft uit sentimenteel oogpunt jarenlang een oogje dichtgeknepen voor de agrarische werkelijkheid. Wie onbevangen kijkt naar de realiteit van tegenwoordig in de agrobusiness ziet een ontaarde sector, nauwelijks meer grondgebonden en alleen nog maar gedreven door economische motieven. Het beleid via grootschaligheid loopt dood. Dagelijks stoppen boeren en hun productieruimte wordt overgenomen door collega’s. Dat is economie, maar lijkt ook sprekend op “survival of the fittest” en de “wet van de jungle”. Een echt beschaafde (globale) samenleving kijkt niet lijdzaam toe maar grijpt in om de rechtvaardigheid in voedselproductie weer in balans te brengen. Dit betekent grenzen stellen aan de binnenlandse productie en steun te geven aan productie buiten de EU. “Think global and act local”. “Gelijke monniken, gelijke kappen”. Gelijke kansen voor boeren uit alle landen. Gewetensvolle en welwillende consumenten doen er het beste aan om verantwoord geproduceerde, locale agrarische producten te kopen en de boeren kunnen het beste op ecologische wijze voor de eigen omgeving produceren. Dat levert stabiele voedselprijzen en eerlijke verdeling van voedsel op.

09 april 2008

Proces in Oostvaardersplassen is niet natuurlijk

Staatsbosbeheer heeft dinsdag 8 april een nieuwe toekomstvisie voor de Oostvaardersplassen gepresenteerd. De kern van deze nieuwe toekomstvisie is dat op de weg van natuurlijke processen wordt voortgegaan.
Het enige dat Staatsbosbeheer doet is daar de randvoorwaarden voor bieden. ‘Wij willen ervoor zorgen dat sleutelsoorten, dieren die een soort ‘wegbereider’ zijn voor andere dieren en planten, in het gebied aanwezig zijn én dat het gebied zijn natuurlijke dynamiek terugkrijgt.
Soorten als grauwe gans, edelhert, heckrund en konikpaard hebben als sleutelsoort door hun (graas)gedrag langs natuurlijke weg allerlei andere soorten wilde planten en dieren de kans gegeven zich in de Oostvaardersplassen te vestigen en te handhaven.

Het introduceren van edelhert, heckrund en konikpaard kun je geen natuurlijk proces noemen. Deze soorten staan niet in open verbinding met natuurgebied. Wanneer voedselschaarste dreigt, lopen zij kans te verhongeren.
Staatsbosbeheer staat dan voor de keuze om deze dieren bij te voeren of af te schieten. Beide ingrepen zijn niet natuurlijk.
Beter was het geweest als de Oostvaardersplassen reeds bij de drooglegging met de Veluwe was verbonden, zodat alle soorten die daar een natuurlijke drang hebben om weg te trekken naar Flevoland op eigen houtje de polder hadden kunnen bevolken.
Wil Staatsbosbeheer nu het natuurlijke proces volgen dan dienen de Oostvaardersplassen zo snel mogelijk een Ecologische Hoofdverbinding te krijgen naar open natuurgebied.

08 april 2008

Wrakke burgers

De misstanden in de vleessector worden nu op het bordje van vooral het slachthuis in Leeuwarden geschoven. Natuurlijk, slachthuizen mogen geen zieke of wrakke* koeien accepteren. En hetzelfde geldt voor de transporteurs.
Maar wat vergeten dreigt te worden is: door wie worden die wrakke en zieke dieren eigenlijk aan de transporteurs en slachthuizen aangeboden?
Dat zijn boeren.
De permanente controle die landbouwminister nu bij het slachthuis in Leeuwarden laat uitvoeren slaat daarom de plank per definitie mis. Wie een beetje effectief op een misstand wil controleren doet dat natuurlijk daar waar de dierenmishandeling, want daar gaat het hier om, begint. En dat is hoe we het ook wenden of keren op het boerenerf.
Daar worden wrakke en zieke dieren de veewagen ingeschopt om naast de prijs die de slachterij voor het vlees betaalt, ook nog de €80 slachtpremie te kunnen opstrijken.
Het is overigens maar zeer de vraag of de minister de misstanden wel boven tafel wil krijgen.
We hebben al geconstateerd dat ze op de verkeerde plek controleert. Verder werden de controles een dag van tevoren door de minister op de tv aangekondigd. In het programma Buitenhof zei de minister dat ze niets uit het gesprek dat ze eerder met een klokkenluider had gehad, kon vertellen. Dat was immers vertrouwelijk. Maar ze kondigde wel aan waar en wanneer de controles zouden worden gehouden. Opdat de aanbieders en vervoerders van wrak en ziek vee daar rekening mee konden houden.
Overigens is het vooraankondigen van controles een standaardprocedure in de agro-sector. Een jaar of twee geleden besloot de Algemene Inspectie Dienst (AID), de landbouwpolitie die veel doet maar weinig regelgeving handhaaft, controles te gaan houden op het onverdoofd onthoornen van jonge kalveren**. Deze op grote schaal in de melkveehouderij toegepaste dierenmishandeling, waarop bij constatering overigens geen direct vindbare sanctie staat, wilde het ministerie met straffe hand aanpakken. En dus verschenen er in de vakpers niet alleen grote artikelen waarin de controles werden aangekondigd, de AID gooide er ook nog eens grote advertenties tegen aan om de boeren te waarschuwen wanneer en waar er gecontroleerd zou worden.
Het zijn voorbeelden van de manier waarop het ministerie van landbouw er alles aan doet om haar achterban uit de wind te houden. Regelgeving in de agrosector is een wassen neus: nergens is vastgelegd wat de regels zijn om dieren te mogen houden. Voor zover er al regels zijn, worden die niet of nauwelijks gecontroleerd, laat staan gehandhaafd.
Nergens is vastgelegd hoeveel ruimte een koe, een varken of een kip in een stal moet hebben. Een boer heeft een bouwvergunning nodig en die gaat over de bouwtechnische aspecten van een stal. Daarnaast heeft vaak een milieuvergunning nodig en die gaat over de vraag of zijn bedrijf schade toebrengt aan het milieu.
En de minister vindt dat wel best. Zij zegt dat de boeren zelf het beste weten hoe ze met hun vee moeten omgaan. De praktijk van alle dag bewijst herhaaldelijk het tegendeel. Veel boeren zijn hun dieren als dingen gaan zien. Productiemiddelen waarmee gedane investeringen moeten worden terugverdiend. Tegen zo laag mogelijke kosten. En dus wordt alles wat niet nuttig aan het dier is, er onverdoofd afgesloopt.
De minister noemt deze methodiek innovatie van de sector. Intensieve veehouderij, in de volksmond bio-industrie.
Maar het is natuurlijk gewoon de meest grootschalige dierenmishandeling ooit. Het is een schande dat boeren dat doen. Het is een nog grotere schande dat de overheid dat hele systeem beschermt.
Maar de allergrootste schande is natuurlijk dat wij als burgers dit toestaan.

* "Wrak" is een Fries woord dat "ziekelijk" betekent

**
Melkveehouders willen geen koeien met hoorns. In de stallen is zo weinig ruimte voor de koeien dat ze elkaar met die hoorns verwonden. Daarom worden ze er bij het kalf, heel vaak onverdoofd, weggebrand met een soldeerbout.

07 april 2008

Rechtvaardigheid

Voor elke Nederlandse burger geldt het principe dat de vervuiler betaalt. Behalve wanneer deze burger vleeseter of boer is.
Dat is niet alleen merkwaardig. Het is ronduit discriminerend, want waarom zouden de biologische vleeseters en de 750.000 vegetariërs mee moeten betalen aan de schade die ten behoeve van de eters van gangbaar vlees wordt veroorzaakt?

Die schade is fors. Volgens het milieuonderzoeksbureau CE in Delft ging het in 2002 om tenminste €2 miljard. Verlies aan biodiversiteit en stankoverlast zijn moeilijk in geld uit te drukken en dus in die berekening niet meegenomen. De bijdrage van de vleesproducenten aan het broeikaseffect en de schade die dat veroorzaakt zijn niet meegenomen in die berekening. We kunnen dus veilig aannemen dat de jaarlijkse schade van €2 miljard een conservatieve schatting is.

Het repareren van de milieuschade die de vleesproducenten veroorzaken, wordt uiteindelijk betaalt uit de algemene middelen. Per belastingbetaler (ongeveer 7 miljoen in Nederland) betekent dat jaarlijks een bedrag van €285. Voor tweeverdieners (47% van de Nederlandse huishoudens) betekent dat een bedrag van €570.

Het zou niet alleen logisch, maar ook rechtvaardig zijn, om deze kosten door de boeren te laten betalen. Die kunnen dat dan vervolgens weer door berekenen aan hun klanten.

Een dergelijk systeem is heel eenvoudig op te zetten. Een boer die een dier bij de slachterij aanbiedt betaalt per kilo dier een heffing. Kleinschalige biologische boeren zijn van deze heffing vrijgesteld, zij belasten het milieu niet of nauwelijks.

De hoogte van de heffing is simpel te berekenen. Nederlandse boeren produceren met hun koeien, kalveren, kippen en varkens samen per jaar 2,5 miljard kilo vlees. De milieuschade van de vleesproductie bedraagt minimaal €2 miljard. Om die €2 miljard via het vlees betaald te krijgen, moet er om te beginnen dus een heffing van 80 eurocent komen. Mocht blijken dat de schade groter is, dan gaat de heffing omhoog.

Om de vervuiler echt te laten betalen, krijgt elke Nederlandse belastingbetaler een korting van €285 terug. De milieuschade van de vleessector wordt immers niet meer uit de algemene middelen betaald. De vleeseter betaalt per kilo vlees 80 eurocent meer, maar dat kan hij financieren uit de €285 belastingkorting die hij krijgt.
Zo is op een simpele manier een einde te maken aan een vreemde discriminatie. Voor de invoering hoeven geen ingewikkelde systemen te worden opgezet. De korting op de belasting moet niet veel meer dan een druk op de knop te zijn. De betaling van de heffing door de boeren is simpel: afrekenen bij het slachthuis.

Het systeem heeft nog een voordeel. Het maakt namelijk zichtbaar dat het gangbare vlees ten opzichte van vlees uit de biologische veehouderij tot nu toe kunstmatig goedkoper wordt gehouden door kosten weg te moffelen. Die worden nu in de schappen van de supermarkt zichtbaar.
Op die manier kan de consument doen wat tot nu toe onmogelijk was: een eerlijke keuze maken.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.