Mens en dier zijn (intrinsiek) evenwaardig in hun recht op vrijheid

Bij de Stichting Animal Freedom leest u over de gedachte achter dierenrechten.
Hier leest u over ontwikkelingen in de agrosector en de gevolgen voor dieren(rechten).
Alle levende wezens zijn verschillend maar evenwaardig in het recht op vrijheid op een natuurlijk leven.
Een dier is (net als een mens) geen ding of een object.
Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten kunnen ingrijpen wanneer mensen dieren misbruiken of onrecht aandoen.

26 april 2007

Onderwijspaarden klinkt wat beter dan proefdieren

De locatie van het proefdierdebat vandaag was een wel heel ongewone: Faculteit Diergeneeskunde, afd. Paard. De ingang was door een spandoek van de Dierenbescherming gemarkeerd, anders zouden wel weinig belangstellenden daar een loods zijn binnengegaan. Het eerste wat ik zag toen ik vandaar een gang inliep was een groot bruin paard, dat liggend op een lage kar van een onderzoeksruimte gereden werd naar de tegenoverliggende stal. Het was bewusteloos. Een lugubere entree, beetje Hollywoodachtige enscenering.

Ik dwaalde nog wat verder door de gangen van die loods en zag o.a. verschillende travaljes staan, d.i. een toestel dat vroeger wel door hoefsmeden gebruikt werd om een paard in vast te zetten. Er was trouwens ook een zaal als smederij ingericht.

Het was allemaal wel heel erg “Paard” daar.

Toen ik enige uren later vertrok, vroeg ik een studente buiten of de groep paarden die daar in de wei liep, proefdieren waren. “Nou” zei ze, “proefdieren, dat klinkt zo zwaar. Wij noemen dat “onderwijspaarden”."

Maar goed, een naburige ruimte in die loods was ingericht als collegezaal en daar waren een stuk of 25 belangstellenden aanwezig om vijf onderzoeken te beluisteren – en te waarderen! Die werden elk in 20 minuten gepresenteerd door onderzoekers afkomstig van RIVM, UMC / Univ. Utrecht (2x), TNO en NVI/NCA. Er waren, buiten de eeuwige Janne Kuil, twee inleiders: Harry Blom en Jan van der Valk. Laatstgenoemde vertegenwoordigde het Ned. Centrum voor (onderzoek naar) Alternatieven en eerstgenoemde was de opzichter-dierenarts die ik vorige maand bij het openbare college van Frauke Ohl had gezien.

Ik maakte met Blom kennis in de pauze; op mijn vraag naar het totale aantal proefdieren aldaar, antwoordde hij: ca. 40.000. Hij werkt samen met één collega, ieder heeft dus ongeveer de supervisie over 20.000 dieren. Ik vroeg hem of dat geen onderbezetting was, als je bijv. vergelijkt met een huisartspraktijk van zo’n 2.000 patiënten. Daar had hij een laconiek antwoord op. In Nederland zijn vier Inspecteurs van de overheid verantwoordelijk voor 650.000 dieren in proeven. Dus: zeg het maar.

Ik kan de 5 voorstellen uiteraard niet reproduceren. Waar het om ging was dat ze lieten zien, ieder op het eigen terrein, te werken aan een reductie van het aantal proefdieren. Wat plaatjes, korte filmpjes en grafieken zetten de argumenten kracht bij.

Cyrille Krul (TNO) vertelde o.a. over de mogelijkheden van het - al bekende - glazen maag-darm-stelsel.

Dan een ingewikkeld verhaal van een toxicoloog over dosis en effect-relatie. Het was wat ik ervan begreep vooral een statistisch, of in ieder geval een rekenmodel dat tot minder proefdieren kon leiden.

Erg ingewikkeld ook het verhaal over “imaging”, waarbij je d.m.v. katheterisatie de precieze uitwerking van een radio-actieve stof op een tumor kunt volgen.

Helder was het verhaal van Coenraad Hendriksen (NVI/NCA) om veel dieren te besparen bij de controle van vaccins. Er worden hiervoor op dit moment, alleen al in ons land, ongeveer 100.000 dieren per jaar gebruikt. Ook kan de mate van het lijden van dieren sterk beperkt worden door de vaststelling van humane eindpunten, d.i. het moment waarop het dier uit de proef gehaald en gedood wordt.

Redelijk helder was ook het verhaal over proefdierbesparing bij reproductie-onderzoek. Deze onderzoeker, Aldert Piersma (RIVM), gaf het voorbeeld van een zwangere vrouw die anti-epileptica moet gebruiken, met risico voor de ongeboren vrucht van bijv. een open ruggetje. Hij wil geneesmiddelen laten testen op bijwerkingen bij muisembryo’s en embryonale stamcellen. In het laatste geval zijn zelfs helemaal geen proefdieren nodig. Hij had een rustige en overtuigende presentatie en won daarmee de publieksprijs: het Muizen-Vrijheidsbeeld van de Dierenbescherming.

Het was een nuttige bijeenkomst. Goed georganiseerd door Dierenbescherming, afd. Utrecht-Amersfoort. Onderzoekers vinden het altijd prettig over hun werk te praten. Ze zijn erg vriendelijk, al kunnen ze ook nooit helemaal verbergen dierenbeschermers te zien als onmondige, onnozele kwezels. Dat begrijp ik ook wel: ze krijgen namelijk zelden of nooit beredeneerde kritiek uit die hoek. Geen enkele dierenbeschermingsorganisatie bekommert zich daarom. Nergens wordt een cursus aangeboden, of zelfs maar een werkgroep-dierproeven georganiseerd. Als er op dit gebied al wat gebeurt is het in de vorm van demonstraties. Maar er waren vanmiddag ook geen bivakmutsen.

Dierproeven zijn voor mij verreweg het opwindendste aspect van dierenbescherming. Uiteraard gaat het daarbij primair erom het lijden van de dieren te bestrijden.

Maar het mes snijdt aan meer kanten.

Zo gaat het over gezondheid en ziekte, waaraan niemand, ook persoonlijk, ontkomt.

Tegelijkertijd gaat het over rechtvaardigheid en moraal, over het uitoefenen van macht, en alles wat daarbij komt. Zoals beïnvloeding via massamedia en politiek.

Dierproeven bieden dus voor elk wat wils. Des te onbegrijpelijker dat het aantal dierenbeschermers dat er zich actief mee bezig houdt, op de vingers van een hand te tellen is.

E.D.

25 april 2007

God en de gevolgen van de politiek voor dieren

Tijdens de oprichting van de Partij voor de Dieren en de eerste deelname aan de Tweede Kamerverkiezingen in 2003 was er weinig media-aandacht van de kant van de pers. Was dat wel het geval geweest dan had zij vier jaar geleden al in de Tweede Kamer gezeten.
Op dit moment heeft de PvdD over aandacht weinig meer te klagen. Marianne Thieme en Niko Koffeman, oprichters van het eerste uur, zijn in week 17 overal (bijv. HP en VN) te horen en te lezen over hun religieuze opvattingen. Zij beloven hun persoonlijke opvattingen als Zevendedagadventisten van hun politieke opvattingen te scheiden en zo hoort het ook. Politici dienen beoordeeld te worden op hun (stem)gedrag en dat is vooralsnog voorbeeldig. Net zoals dat van de pers, overigens, een enkele columnist daargelaten.

Loopt de zaak van de dieren gevaar door de media-aandacht? Niet direct, want alle aandacht lijkt de PvdD in de peilingen geen schade te berokkenen. Toch zijn er mensen binnen en buiten de partij ongerust, al kan men "bij God" niet direct de vinger op de zere plek leggen.
De partijstructuur en de persoonlijke opvattingen van bestuurders zijn van belang op het moment dat de politieke koers wordt uitgezet en wanneer de politieke visie verwoord wordt. Dat lijkt ver weg, maar binnenkort speelt op initiatief van GroenLinks het opnemen van zorgplicht en dierenwelzijn in de Grondwet. Dan is het cruciaal voor de effectiviteit van het programma dat de juiste woorden worden gekozen. God verhoede dat we nog langer de heilloze weg bewandelen van de spurieuze koppeling van "intrinsieke waarde" aan dierenrechten en dierenwelzijn.
Orthodoxe volgers geloven niet in de gelijkwaardigheid van enerzijds gelovigen en anderzijds ongelovigen en dieren. Zij spreken in feodale tongen over o. a. rentmeesterschap. God heerst over de mens en die op zijn beurt heerst over het dier. De zeggenschap over het eigen leven wordt letterlijk en figuurlijk niet uit handen gegeven aan het dier (of zich)zelf. Iets daarvan weerspiegelt zich in de weerstand om politieke macht uit handen te geven of te delen.
Wanneer politieke voorgangers zich te veel of letterlijk baseren op de bijbel dan kan het belang van dieren niet gegarandeerd worden, namelijk dat een breed gedragen invulling wordt gegeven aan de emancipatie van het dier. Emancipatie houdt in dat je het verbindt met het recht op vrijheid van het dier om in omstandigheden te leven dat het zich natuurlijk kan gedragen. Geen enkel dier is er mee gebaat bij dat haar vertegenwoordigers in de rechtszaal of de politieke arena zelf belangen hebben die met het belang van het dier conflicteren. Integriteit heeft er te mee maken om als individu zo min mogelijk Heren tegelijk te dienen. Op politiek niveau betekent het dat alle leden en kiezers het gevoel hebben gehoord te worden. Loyaliteit, prima, maar niet aan een totalitair en narcistisch regime.
Wanneer een politieke partij onder druk staat en de kritiek krijgt dat het wordt gerund door te weinig (toegankelijke) personen, dan is de oplossing simpel: verbreed en verdiep de interne organisatiestructuur en betrek daarin mensen uit alle afdelingen. Bij de Partij voor de Dieren is het potentieel aan capabele meedenkers en bestuurders groot genoeg en op deze wijze kan het een brede dialoog aangaan met de eigen leden, de kiezers, vertegenwoordigers en de media.

24 april 2007

Proefdierbeleid blijft in taboesfeer

Persbericht PvdD. Den Haag, 24 april 2007 – De Partij voor de Dieren heeft Kamervragen gesteld aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de presentatie van zijn beleidsvoornemens over dierproeven en biotechnologie op vrijdag 27 april a.s. De plannen voor het nieuwe proefdierbeleid van de minister zullen gedeeld worden met verschillende belangenverenigingen en maatschappelijke organisaties. Ook andere ‘belanghebbenden’ zijn uitgenodigd. Een verzoek van kamerlid Esther Ouwehand om de presentatie bij te wonen is echter afgewezen door het ministerie. De PvdD wil opheldering over die afwijzing. De weigering om volksvertegenwoordigers toe te laten tot de presentatie van nieuwe beleidsvoornemens illustreert de aanhoudende geslotenheid rondom dierproeven.

Juist die geslotenheid is onderwerp van grote maatschappelijke kritiek. Een onafhankelijke evaluatie van de Wet op de dierproeven wees uit dat de wetgeving die proefdieren moet beschermen op de meest essentiële punten niet functioneert en aan een ingrijpende herziening toe is. Op de aanbeveling meer inzicht te verschaffen over de onderzoeksdoelen en de afwegingen ten aanzien van proefdiergebruik, kwam veel verzet vanuit de hoek van wetenschappers, farmaceuten en belangenverenigingen. De minister concludeerde daarop dat er ‘geen draagvlak’ zou bestaan voor de uitkomsten van de evaluatie, en besloot een aantal discussiebijeenkomsten in het veld te organiseren in plaats van de Wet op de dierproeven aan te passen. Geen van de politieke partijen die op dat moment zitting hadden in de Kamer, heeft de moeite genomen de minister over die koers te bevragen.

Opmerkelijk is dat in het kader van wereldproefdierendag vandaag campagne gevoerd wordt door de dierproefsector om meer begrip te vragen voor dierproeven. Kennelijk moet ook dit gewenste begrip zonder openheid tot stand gebracht worden. Vrijdag werd in de Volkskrant een lans gebroken voor dierproeven, zaterdag in NRC en vandaag in TROUW. De Partij voor de Dieren is van mening dat alleen openheid rond dierproeven kan leiden tot verbetering van beleid en een vruchtbare maatschappelijke discussie.

Het verzet tegen een open debat over nut en noodzaak van dierproeven uitte zich de afgelopen dagen in een mediaoffensief van de Stichting Informatie Dierproeven (SID). Uitgerekend rond Wereldproefdierendag, in 1979 ingesteld door de Verenigde Naties om stil te staan bij de miljarden dieren die wereldwijd hun leven (hebben) moeten slijten in laboratoria, zijn in landelijke kranten artikelen verschenen die pleiten voor meer begrip voor dierproeven. Vrijdag in de Volkskrant, zaterdag in NRC, vandaag in TROUW.

De SID doet zich voor als objectief informatieverstrekker over dierproeven, maar is een belangenbehartiger van medische fondsen, farmaceuten, wetenschappers en patiëntenverenigingen, de clubs die meer openheid over dierproeven afwijzen. In plaats van het publiek open te informeren over de precieze doelen van experimenten op dieren en de afwegingen over diergebruik, vragen zij het publiek blind te vertrouwen op hun stelling dat proefdieronderzoek noodzakelijk zou zijn en ten alle tijden hoge maatschappelijke doelen zou dienen. Uit opiniepeilingen blijkt dat ruim 67% van de Nederlanders grote moeite heeft met dierproeven. Deze bezwaren worden niet serieus genomen en het is vooral de sector zélf die de publieke discussie over het nut van dierproeven niet aandurft. Deze geslotenheid vormt alleen maar een bevestiging dat het immense leed dat veroorzaakt wordt door dierproeven simpelweg niet te verantwoorden valt.


Kamervragen:

Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de Minister van VWS over openheid over bottom-up proces n.a.v. evaluatie Wet op de Dierproeven

d.d. 24 april 2007

1. Is het waar dat Kamerleden niet uitgenodigd én niet welkom zijn bij de bijeenkomst op het ministerie van VWS op vrijdag 27 april 2007 waar uw beleidsvoornemens over dierproeven en biotechnologie bij dieren gepresenteerd zullen worden, naar aanleiding van het ‘bottom up’ proces in het kader van de evaluaties van respectievelijk de Wet op de dierproeven en het Besluit biotechnologie bij dieren? Zo ja, kunt u aangeven waarom voor deze bijeenkomst nadrukkelijk andere belanghebbenden dan deelnemers aan het ‘bottom up’ proces zijn uitgenodigd, maar de aanwezigheid van Kamerleden niet wordt toegestaan? Waarom worden Kamerleden in dit geval niet in de gelegenheid gesteld om de discussie door belanghebbenden uit het veld te volgen?

2. Hoe beoordeelt u de groeiende maatschappelijke behoefte naar meer openheid rond dierproeven (zoals die onder meer blijkt uit publicaties in NRC Handelsblad d.d. 21-04 , de Volkskrant d.d. 21-04 , en Trouw d.d. 24-04 ) en hoe ziet u die in relatie tot het beleid om parlementariërs te weren bij presentatie van en discussie over de uitkomsten van het ‘bottom up’ proces rond de evaluatie Wet op de Dierproeven?

3. Bent u bereid meer openheid te betrachten bij toekomstige processen rond beleidsontwikkeling en –evaluatie m.b.t. een relatief besloten onderwerp als dierproeven, gelet op de maatschappelijke discussie rond het thema? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet?

4. Bent u met ons van mening dat leden van de volksvertegenwoordiging in alle fases van het ‘bottom up’ proces i.c. kennis zouden moeten kunnen nemen van de voortgang en de totstandkoming van conclusies en bevindingen? Zo neen, waarom niet?

21 april 2007

Ontberingen zwangere Nederlandse koeien tijdens transport naar Rusland

(persbericht)
Een inspectie in opdracht van stichting Dier en Recht bracht aan het licht dat zwangere koeien -in strijd met de wet- vijf dagen aaneen werden vervoerd. Ze kregen geen water en geen rust, de temperaturen bedroegen soms 16 graden onder nul en de vrachtwagens waarmee ze van Nederland naar Rusland werden vervoerd waren onverwarmd. De exporteur ontvangt subsidie voor deze levende export naar buiten de Europese Unie. Controle voor verstrekking hiervan heeft het Ministerie overgelaten aan het Productschap PVE. De sector controleert zo zichzelf.

In de wet1 staat dat runderen tijdens een veetransport maximaal 29 uur vervoerd mogen worden. Daarna is er verplicht een rustpauze van 24 uur, waarbij de dieren uitgeladen moeten worden en voer en drinken moeten krijgen. Tijdens het transport mag de temperatuur niet lager dan 5 en niet hoger dan 30 graden zijn.

Er bestaan sterke vermoedens dat de Nederlandse exporteurs zich niet aan de wettelijke vervoerseisen houden. Om dit vermoeden te onderzoeken gaf Dier en Recht haar Duitse partnerorganisatie Animals’ Angels opdracht een willekeurig transport te controleren. Vier vrachtwagens van Duitse vervoerder Spedition Hefter, elk volgeladen met twee verdiepingen zwangere Nederlandse koeien, werden gevolgd tot diep in Rusland.

Zoals zaterdag in het tv-programma EénVandaag uitgebreid te zien zal zijn, bleken de dieren meer dan 100 uur vervoerd te worden zonder water te krijgen of uitgeladen te worden. Gemeten temperaturen waren overdag al ver onder nul, ‘s nachts soms wel -16 graden Celsius. Een blik in de vrachtwagens leerde dat de uitwerpselen van de koeien bevroren waren, en dat het plafond zo laag was dat de koeien nauwelijks rechtop konden staan.

Het controlepunt bij aankomst werd bemand door het controlebedrijf Controll Union uit Rotterdam. Deze controleerden alleen of de koeien nog leefden: per levend dier dat buiten de Europese Unie aankomt krijgt de exporteur namelijk +/- €150 aan exportsubsidie en -restituties. Of tijdens het vervoer aan de wettelijke transporteisen was voldaan, werd niet gecontroleerd. Dit laatste is verplicht om in aanmerking te komen voor de subsidies.

Verantwoordelijk voor de subsidies is het Ministerie van LNV, Dienst Regelingen. Zij laat de controle echter over aan Productschap PVE, die op haar beurt vertrouwt op papieren, aangeleverd door de exporteur. De exporteur is verplicht te laten controleren en schakelt hiertoe zelf een controlebedrijf in, om de benodigde papieren te krijgen. Met andere woorden: de sector controleert zichzelf en de EU betaalt.

Deze misstanden zijn niet een op zichzelf staand feit. Ook uit andere inspecties blijkt dat de transportregels vaak met voeten getreden worden, ten nadele van de getransporteerde dieren. Zo werd eerder door de Animals’ Angels onthuld dat bij het over-zwanger vervoeren van koeien van Nederland naar Griekenland 15 koeien overleden, dat 263 biggen gestikt waren tijdens een dergelijk transport, en was zeer recent nog in het nieuws dat Deense transportfirma’s systematisch varkens extreem verwaarlozen en mishandelen.

20 april 2007

Voorstel omvorming bio-industrie

Milieudefensie schrijft in een persbericht:
Op 19 april heeft de commissie Verzoekschriften en Burgerinitiatieven groen licht gegeven voor de behandeling van het burgerinitiatief 'Stop fout vlees' door de Tweede Kamer. Het initiatief van Milieudefensie en haar jongerenorganisatie Jongeren Milieu Actief (JMA) wordt gesteund door 106.975 Nederlanders. Het is voor het eerst in de parlementaire geschiedenis dat een voorstel vanuit de samenleving direct op de politieke agenda wordt gezet.
Milieudefensie en JMA willen met het burgerinitiatief bereiken dat de Tweede Kamer kiest voor een veehouderij zonder dierenleed, zonder milieuvervuiling en zonder import van veevoersoja die ten koste gaat van het Amazonewoud. De inzet van het burgerinitiatief is door Milieudefensie en JMA uitgewerkt in de notitie 'Boeren met toekomst'. Uitgangspunt is een omschakeling naar een duurzame veehouderij. Boeren ontvangen dan toeslagen voor milieukwaliteit en dierenwelzijn. Tegelijkertijd wordt een milieuheffing van 85 cent per kilo vlees ingevoerd. Door dit plan kan het aantal varkens en kippen met 50% afnemen, zonder dat dit ten koste gaat van het aantal boerenbedrijven. En de productie wordt wel dier- en milieuvriendelijk.
Plannen voor verbetering van de veehouderij worden volgens onderzoek van NIPO gesteund door 75% van de Nederlanders. De agrarische belangenorganisaties beschouwen de voorstellen als 'onhaalbaar' en 'slecht voor de boeren'. De argumenten hierbij berusten echter op misverstanden, stelt Milieudefensie. Zo wordt beweerd dat de milieuheffing onhaalbaar is vanwege handelsregels van de wereldhandelsorganisatie WTO en de Europese Unie. Zowel het Landbouw Economisch Instituut (LEI) als het ministerie van LNV geven volgens de milieuorganisatie aan dat de voorgestelde heffing wél mogelijk is binnen de regels van EU en WTO.
Tot zover het persbericht.
Milieudefensie heeft onderzoeker Cees van Bruchem van het LEI de opdracht gegeven om de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot kleinere en meer extensieve veehouderij.
Welke conclusies trekt het LEI uit de beschouwingen en welke beleidsmogelijkheden zijn het meest kansrijk om het doel te bereiken? Het LEI schrijft in haar rapport:
A. Internationaal
  • Het is van belang dat getracht wordt in het internationale overleg de duurzaamheidseisen op een zo hoog mogelijk niveau te krijgen. Voor milieueisen ligt dit wellicht wat minder moeilijk dan voor eisen ten aanzien van dierenwelzijn. Er dient een vorm van integratie te komen tussen handelsoverleg en duurzaamheidsoverleg op internationaal niveau. In dat kader zouden ook afspraken gemaakt moeten worden over duurzaamheidsheffingen, zodat externe kosten geïnternaliseerd kunnen worden in de prijzen.
  • Voor zover dit onvoldoende lukt, kan overwogen worden landen of blokken de mogelijkheid te geven om de invoer van producten die niet aan de interne regels voldoen, te beperken, bijvoorbeeld door een niet-duurzaamheidsheffing. Deze heffing mag niet hoger zijn dan het door de extra eisen veroorzaakte verschil in kostprijs. Dit vraagt om aanpassing van de WTO-regels en dat geeft tegelijk aan dat het in ieder geval een zaak van lange adem zal zijn.
  • Een alternatief, dat internationaal wellicht iets minder moeilijk ligt, is dat een land dat hoge eisen stelt aan de manier van produceren, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn, de eigen producenten daarvoor mag compenseren. Deze laatste optie sluit aan bij de verschuivingen die zich de afgelopen 10-15 jaar voordoen in het beleid ten aanzien van de agrarische sector: van grensbescherming en prijsondersteuning naar directe betalingen.
B. EU-niveau
  • Heffingen aan de EU-grenzen voor producten die niet voldoen aan de eisen die de EU stelt aan haar eigen producenten, vormen een mogelijkheid, maar liggen moeilijk in WTO-verband. Voor eisen op het gebied van milieu wellicht iets minder moeilijk dan voor eisen ten aanzien van dierenwelzijn.
  • Een heffing op eiwithoudende producten, los van de manier van produceren, met de bedoeling om de productie van veevoedergrondstoffen binnen de EU te beschermen, ligt in WTO-verband moeilijk en vergt in ieder geval nieuwe onderhandelingen. Daarnaast bestaan over dit onderwerp bilaterale afspraken tussen EU en VS, waarover opnieuw onderhandeld zou moeten worden.
  • Compenserende betalingen lijken, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, in WTO-verband minder op bezwaren te zullen stuiten dan maatregelen aan de grens, al zullen ook compenserende betalingen zeker het nodige overleg vergen. Binnen de EU wordt dierenwelzijn aangemerkt als een van de doelstellingen van het plattelandsbeleid. In dat kader verdient het aanbeveling om naast compensaties voor wettelijke eisen, ook premies mogelijk te maken voor bovenwettelijke prestaties op het gebied van milieu en dierenwelzijn. Bij dat laatste kan een koppeling plaatsvinden aan een dierenwelzijnsindex. Het moet mogelijk worden om compenserende toeslagen en premies te verstrekken voor veehouderijsectoren die niet grondgebonden zijn, zoals varkens en kippen.
  • Vanzelfsprekend moeten bovenbedoelde toeslagen en premies gekoppeld worden aan de gebruikelijke cross-compliance eisen. Daarbij kan overwogen worden om deze eisen te ‘externaliseren’, in die zin dat ook op het bedrijf gebruikte productiemiddelen aan eisen van duurzaamheid moeten voldoen. Gedacht kan worden aan het gebruik van gecertificeerd veevoer.
  • Het lijkt wenselijk en redelijk voor de hierboven bedoelde toeslagen en premies extra middelen uit te trekken, anders moet de ene agrariër inleveren voor de andere en kunnen contraproductieve gevolgen optreden doordat de grondgebonden sectoren onder druk komen.
C. Nationaal
  • Voor internaliseren van externe kosten zijn niet veel mogelijkheden omdat de Nederlandse markt niet afgeschermd kan worden van de andere EU-landen. Daarnaast kunnen vraagtekens worden gezet bij de effectiviteit van zulke beleidsinstrumenten met het oog op de gewenste eindsituatie. Zo heeft een heffing op kunstmest weinig effect op de niet-grondgebonden veehouderij, behalve dat het veevoer duurder wordt, en zal de grondgebonden veehouderij toch ophouden met het gebruik van kunstmest omdat ze biologisch gaat produceren. Voor een heffing op bestrijdingsmiddelen geldt iets dergelijks. Bovendien bestaat bij de laatste het risico van ontduiking door aankoop in buurlanden.
  • Maatregelen om de consument te stimuleren tot een meer verantwoord koopgedrag zijn op zichzelf waardevol. Financiële prikkels (premies etc.) kunnen hierbij een rol spelen. Het is echter niet waarschijnlijk dat langs die weg de complete omschakeling zoals beoogd gerealiseerd kan worden. Hetzelfde geldt voor tussenvormen zoals ‘adopteer een kip’ en dergelijke. De overheid zou dergelijke initiatieven fiscaal kunnen bevorderen.
  • Voor nationale maatregelen gericht op de extra exploitatiekosten van de ‘nieuwe veehouderij’ geldt min of meer hetzelfde als wat hierboven voor de EU is gezegd. Aparte betalingen voor prestaties op het gebied van milieu- en dierenwelzijn zijn waarschijnlijk effectiever dan andere routes. Voor een deel kunnen deze via de EU lopen. Daarnaast zouden nationale ‘opcenten’ mogelijk moeten zijn voor landen die (nog) hogere eisen stellen dan in de EU het geval is. De hoogte van zulke extra nationale premies moet dan wel gekoppeld zijn aan bedoelde prestaties en niet hoger zijn dan nodig is om de extra kosten vanwege de bijzondere eisen te dekken.
  • Het beoogde scenario van Milieudefensie leidt niet alleen tot extra kosten vanwege milieu- en welzijnseisen, maar ook vanwege de gewenste kleinschalige structuur. Daarvoor zal het lastig worden om in EU-verband ruimte te krijgen voor compenserende toeslagen. Wat wel kan en niet op overwegende bezwaren stuit van de EU of de WTO, is het stimuleren van kostprijsverlagende maatregelen in de semibiologische veehouderij zoals beoogd door Milieudefensie. Aan efficiencyverbetering in de gangbare veehouderij is de afgelopen decennia veel aandacht besteed, maar alternatieve, meer extensieve systemen zijn wat dat betreft stiefmoederlijk behandeld. Dus daar zal waarschijnlijk ‘een wereld zijn te winnen’. De overheid zou proefprojecten op dit gebied kunnen subsidiëren. Naarmate het verschil in kostprijs tussen de gangbare veehouderij in omliggende landen en de voor Nederland beoogde semi-biologische veehouderij kleiner wordt, hoeven consument en/of belastingbetaler minder ‘bij te betalen’.
  • Behalve ondersteuning bij de exploitatie, is ook steun nodig bij de omschakeling naar de nieuwe veehouderijsystemen. Dat is vooral een kwestie van investeringen faciliteren. Dat kan door fiscale maatregelen (duurzame investeringsaftrek etc.), al werken die meestal alleen wanneer er redelijke inkomens worden behaald. Men kan ook denken aan directe investeringspremies voor dit doel. Ook kan gedacht worden aan goedkope leningen, bijvoorbeeld door het verstrekken van leningen voor dit te doel te beschouwen als een vorm van ‘duurzaam beleggen’.
Tot zover het LEI.
Wie deze aanbevelingen overziet, kan niet anders dan concluderen dat van Bruchem allerlei dure beren ziet op de lange weg naar duurzaamheid en een meer extensievere veehouderij. Al deze beren zijn in internationale dienst van de vleesverwerkende sector. De voorgestelde maatregelen kosten jarenlang internationaal overleg en de kans dat men er op afzienbare termijn uitkomt is klein.
Het probleem is dat de Nederlandse intensieve veehouderij grip wil houden op de afzet op de buitenlandse markt. Van elke 3 landbouwhuisdieren in ons land worden er 2 in het buitenland afgezet in totaal jaarlijks zo’n slordige 300 miljoen dieren. Wanneer de politiek openlijk bereid zou zijn om de sector op dit punt in te perken in ruil voor internationale steun voor het afschermen van de binnenlandse markt dan zijn internationale afspraken snel gemaakt. Nederland geen export van vlees en zuivel meer in ruil voor een stop op de import van vlees en zuivel uit het buitenland.
De overheid hoeft dan alleen nog maar beleid te maken dat de veestapel verkleint en die regionale afzet van ecologisch verantwoorde veehouderij ondersteunt. De financiering van de ondersteuning van en eventueel omvormen naar een ecologische verantwoorde veehouderij kan men doen op basis van het geld dat wordt bespaard aan het opruimen van milieuvervuiling en het niet meer uitgeven van oneigenlijke exportsubsidies aan de sector.
Gaat dit voorstel het halen? Het antwoord hangt af of de politiek bereid is om het beleid van pappen en nathouden te stoppen en haar zorgplicht die zij voor dieren heeft integraal [voor (landbouw)huisdieren, proefdieren en wilde dieren] nu eindelijk serieus te gaan nemen.

Voor dierenwelzijn en tegen zorgplicht in de grondwet

Met deze schijnbare tegenstelling is de schizofrenie in de huidige politieke situatie voor dieren aardig samengevat. Men wil wel dierenwelzijn opnemen in de grondwet opnemen, als dat maar niet leidt tot een zorgplicht. Het mocht eens geld gaan kosten of dat de overheid wordt gedwongen om de wet te moeten gaan handhaven!

In het nieuws waren de afgelopen tijd de volgende 2 berichten over respectievelijk de zorgplicht en dierenwelzijn te lezen.

LTO is tegen het opnemen van een zorgplicht voor het welzijn van dieren in de grondwet. Volgens voorzitter Annechien ten Have van de vakgroep Varkenshouderij beperkt dit het gebruik van dieren.
Dit kan niet alleen gevolgen hebben voor de dieren die worden gehouden voor de voedselvoorziening, maar ook voor bijvoorbeeld de paardensport, stelt Ten Have.
LTO reageert op een initiatief-wetsvoorstel van GroenLinks dat wil dat de zorgplicht wordt opgenomen in de grondwet, omdat deze onvoldoende zou worden gewaarborgd door de Gezondheids- en Welzijnsvet voor Dieren. LTO onderschrijft het doel achter het initiatief-wetsvoorstel om te voorkomen dat dieren vermijdbaar lijden wordt toegebracht, zegt Ten Have. "Dit kan nu en in de toekomst geborgd worden in de EU-richtlijn Dierenwelzijn en de daaraan gelieerde Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren en de Wet op de Dierproeven. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen het houden van dieren voor voedsel en gezelschapsdieren."

En:

Het opnemen van het recht op dierenwelzijn in de Grondwet stuit niet op belemmeringen. Dat heeft de Raad van State vastgesteld. De raad reageert daarmee op het wetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Femke Halsema en Ineke van Gent van GroenLinks om dierenwelzijn in de constitutie op te nemen.
GroenLinks wil dat Nederland net als Duitsland de dierenrechten expliciet in de Grondwet vastlegt. De oppositiepartij wil dat doen door een wijziging van artikel 21 van de Grondwet, dat gaat over de zorg voor het milieu. Daaraan zou de zorg voor het welzijn van dieren moeten worden toegevoegd.
Bij de behandeling van de Landbouwbegroting in december bleek een meerderheid van de Tweede Kamer, bestaande uit PvdA, SP, PVV, GroenLinks en PvdD, het wetsvoorstel te steunen. Halsema en Van Gent sturen hun wetsvoorstel dinsdag naar de Tweede Kamer. Als het voorstel wordt aangenomen moeten andere wetten, zoals de Wet op de dierproeven en de Flora- en faunawet, opnieuw tegen het licht worden gehouden. Dat kan belangrijke gevolgen hebben voor de bio-industrie, dierproeven en jacht.

Tot zover het nieuws.

In een rede op de Vrij Universiteit te Amsterdam roept ex-hoogleraar Dierenrecht Dirk Boon op om nu eindelijk de dierenwetgeving eens te gaan handhaven. Hij is er nog niet gerust op dat het voorstel van GroenLinks voldoende wordt uitgewerkt in een effectieve toelichting.

Citaat van Boon: “Want daar zit de pijn: iedereen doet in dit land wat hem goeddunkt met dieren, zonder zich iets van de veelomvattende dierenbeschermingswetgeving aan te trekken. Iedereen kan moeiteloos en straffeloos altijd maar weer de wet overtreden.”

18 april 2007

Verklein de veestapel

Het maakt akkerbouwers weinig uit wat zij verbouwen als het maar geld oplevert. Als bijvoorbeeld graan niet voor brood of veevoer wordt gebruikt, maar voor omzetting tot (bio)-brandstof dan zal het de boeren worst zijn.

Deze veranderde toepassing maakt het vlees en voeding duurder, maar maakt dat we onze mobiliteit wat langer betaalbaar kunnen houden.

De geringe beschikbaarheid van ruimte op de Aarde om de gevolgen van onze levenstijl op te vangen is zo nijpend dat we binnenkort gedwongen moeten worden om onze levenstijl te drastisch te verduurzamen. Dit kan door minder vlees te eten en minder vaak te vliegen over de wereld.

Er is met name in Nederland minder ruimte voor de natuur dan wenselijk zou zijn voor de overlevingskansen van planten en dieren en voor de biodiversiteit in het algemeen. De opbouw van de Ecologische Hoofdstructuur blijft in tempo achter bij de plannen.

We kunnen niet langer de boeren de vrije hand laten wat en hoe zij doen op het land. De boeren als producenten van vlees en biomassa zijn nu nog bezig om alles uit de kast te halen om deze productie zo goedkoop mogelijk uit te voeren. Het middel om via verhoging van vlees- en benzineprijzen consumenten te dwingen om hun levensstijl te matigen zou niet langer beperkt moeten worden.

Het moet er toch een keer van komen.

Liever nu, terwijl er nog wat valt te redden van de natuur en de hoge prijzen het zoeken naar creatieve en verantwoorde alternatieven zullen bevorderen.

Een Nederland met meer natuur is ook meer te genieten voor mensen die hun ontspanning meer in eigen land gaan zoeken.

16 april 2007

Bio-industrie dringt zuivel op aan jeugd

Utrecht, 16 april 2007 - Afgelopen week werd bekend dat Campina een melkcampagne lanceert en daarmee op alle 7900 basisscholen gratis melk serveert. Om hun nieuwe product te promoten geven ze ook nog 75 sportkisten aan basisscholen. De Nederlandse Vereniging voor Veganisme (NVV) heeft er ernstige bezwaren tegen dat basisschoolleerlingen op deze manier zuivel krijgen opgedrongen.

In het verleden heeft de zuivelindustrie met groot opgezette campagnes mensen ervan proberen te overtuigen dat melk onontbeerlijk is in een gezond voedingspatroon. Het gebruik van zuivel zou bijvoorbeeld nodig zijn voor de botopbouw. In de afgelopen jaren is dit echter sterk ter discussie komen te staan. Grootscheepse langdurige wetenschappelijke onderzoeken als de Harvard Nurses Study(1) en de China Study(2) hebben de nadelen van het gebruik van zuivel aan het licht gebracht. Zo blijkt er, in tegenstelling tot wat door de zuivelindustrie beweerd wordt, in landen waar de zuivelinname hoog is, niet minder osteoporose (botontkalking) voor te komen dan in landen waar geen of slechts zeer weinig zuivel geconsumeerd wordt. De consumptie van zuivel verhoogt daarentegen wel de kans op bepaalde soorten kanker, suikerziekte en hart- en vaatziekten. Kortom:
zuivel is niet goed voor de menselijke gezondheid.

Toch wordt door het Voedingscentrum zuivel nog steeds als belangrijkste bron van calcium gezien. Calcium kan echter prima uit producten als sesam en groene bladgroenten worden opgenomen. Daarnaast zijn er genoeg gezonde alternatieven voor zuivel te vinden. Elke supermarkt verkoopt tegenwoordig wel sojamelk in allerlei varianten.
Dat het Voedingscentrum dit advies m.b.t. zuivel geeft is echter niet zo vreemd. De adviezen die het Voedingscentrum verspreidt zijn namelijk afkomstig van de Gezondheidsraad, waarin een aantal belangrijke posten door mensen uit de zuivelindustrie bekleed wordt. Er kan dus getwijfeld worden aan de objectiviteit van deze adviezen. De NVV is dan ook bang dat de belangen van de zuivelindustrie beter behartigd worden dan die van de consument.

Zuivel is niet alleen ongezond, maar ook nog eens bijzonder dieronvriendelijk. Zowel in de bio-industrie als in het geval van biologische zuivel moeten de koeien elk jaar zwanger worden gemaakt om te kalveren. De jonge dieren worden meestal al binnen één tot enkele dagen bij hun moeder weggehaald omdat de melk van de koe voor menselijke consumptie bestemd is. De vervangende voeding die de kalveren krijgen bevat vaak weinig ijzer, zodat de dieren last krijgen van bloedarmoede.
Dit houdt het vlees wit, wat vooral in landen als Italië erg gewild is. De kalfstiertjes worden dan ook al snel geslacht. De melkkoeien, die zonder menselijke inmenging wel een jaar of twintig zouden kunnen worden, zijn na een jaar of 5 à 6 economisch afgeschreven en worden dan ook geslacht.

Ook het milieu wordt zwaar belast door gebruik van zuivel. Volgens een eind november verschenen rapport Livestock's Long Shadow van de Wereldvoedselorganisatie (FAO) van de VN is 18 procent van de uitstoot van broeikasgassen afkomstig van de veehouderij. Dat is meer dan de uitstoot door vervoersmiddelen. De uitstoot van 1 koe staat daarmee gelijk aan die van 70.000 kilometers met een auto!

Met het oog op de toekomst is het voor mens, dier en milieu daarom niet wenselijk dat er een verhoging en stimulering plaatsvindt van het gebruik van zuivel. De impact van de zuivelindustrie op de maatschappij en het milieu is al erg groot. De NVV wijst elk gebruik van zuivel af en probeert mensen ertoe te stimuleren over te gaan op gezondere, plantaardige alternatieven. Voor een betere toekomst.

Voor meer informatie zie www.veganisme.org; www.zuiveloffline.nl.
Perswoordvoerder NVV: Jeroen Koedam, tel. 06 – 06-54385908

(1) Feskanich D, Willett WC, Stampfer MJ, Colditz GA. Milk, dietary calcium, and bone fractures in women: a 12-year prospective study. Am J Publ Health 1997;87:992-7
(2) http://www.thechinastudy.com/

13 april 2007

Varkens krijgen niet wat zij willen

In Resource een weekblad van de Wageningse Universiteit schrijft Laurien Holtjer:

Varkens voelen zich het prettigst met stro en ruwvoer in hun stal. Afleidingsmaterialen als kettingen, touwen of ballen zijn echter praktischer voor de boer. Dat blijkt uit onderzoek van de Animal Sciences Group.

Onderzoekers vergeleken negen verschillende speelmaterialen voor varkens. Daarbij letten ze onder meer op dierwelzijn, kosten, hygiëne en arbeid. Juist de materialen die hoog scoren op de welzijnsmeter van het varken – stro en ruwvoer – zijn impopulair bij de boer. Want stro vraagt meer arbeid dan het ophangen van een ketting en is duurder. Bovendien komt er veel stof vrij bij het verspreiden van stro.
Naast stro waarderen de varkens ruwvoer, omdat dat het verzadigingsgevoel bevordert. Maar ruwvoer levert plakkerige mest op, waardoor het hok sneller vies wordt.

Actualiteitscollege: Dirk Boon pleit voor koerswijziging dierenrechten

Ik maakte kennis met Dirk Boon, bij zijn leven al een legende. De eerste die als jurist voor het dier opkwam en het een waardige plaats in de samenleving, en dus ook in het recht, probeerde te geven. Hij was vele jaren hoogleraar Dier en Recht in Utrecht, en is daarnaast ook altijd als advocaat actief geweest. Hij is lid en lijstduwer van de Partij voor de Dieren.
Omdat hij sprak aan de VU was hij zo vriendelijk de VU-jurist H.J. van Eikema Hommes als voorganger te noemen.
Boon is een rijzige man met een superieure presentatie. Hij kondigde aan met het oog op de tijd zijn voordracht te zullen voorlezen – hij had 25 minuten – maar daarvan was niets te merken. Hij keek wel af en toe op zijn papier maar kende het verhaal natuurlijk uit zijn hoofd. Hij heeft een prettige, rustige voordracht, maakt goed gebruik van de ruimte, richt zich soms rechtstreeks tot zijn opponent, is humoristisch, kortom bij hem verveel je je geen moment.
Hij verdedigde de stelling dat dieren rechten hebben. Als namelijk in de wet staat dat je een dier niet mag mishandelen, m.a.w. dat op ieder mens de plicht rust dieren niet te mishandelen, dan is de keerzijde daarvan dat dieren een recht hebben niet mishandeld te worden.
Dat een dier zijn wil niet rechtsgeldig kan uiten geldt niet alleen voor het dier, maar ook voor grote groepen mensen: de baby’s, de kinderen, de geestelijk gestoorden, de demente bejaarden. Vroeger werden hiertoe ook gerekend: slaven, vreemdelingen, vrouwen.
Het recht lost dit op door voor al deze groepen vertegenwoordiging te accepteren.
Dit zou ook voor het dier moeten gelden.
Het recht verdeelt alles wat er is in twee categorieën: mensen en niet-mensen. Niet-mensen zijn dieren en dingen; alles wat bestaat, levend of niet, valt onder het zakenrecht. Voor menselijke betrekkingen geldt echter een afzonderlijk regiem: het personen- en familierecht.
Interessant is dat er nog een groep is die beschouwd wordt als ‘menselijk’: dat zijn niet de dieren, maar de ‘rechtspersonen’: de vennootschap, de vereniging en stichting.
Er is in december 2006 een voorstel vanuit GroenLinks gedaan om rechten van dieren op te nemen in de grondwet. De Raad van State heeft daarover in februari 2007 negatief geadviseerd! De Raad zegt dat dieren een “bijzonder soort zaken” zijn.
Ook het Duitse Burgerlijk Wetboek komt er niet uit. Daarin staat (art. 90a): dieren zijn geen dingen maar worden wel als zodanig behandeld. Geen mop.
Als goedmakertje is in 2002 dierenbescherming opgenomen in de Duitse grondwet: art.20a.
De opponent was een VU-jurist, Veraart, die zijn tekst uit de Volkskrant van vrijdag j.l. gedeeltelijk herhaalde. Hij deed zijn best maar was m.i. geen partij voor Boon. Hij maakt zich vooral druk om Guantánamo Bay. Terecht op zichzelf, maar om daarmee nu ook maar meteen rechten voor dieren buiten de deur te zetten gaat mij te ver. Hij legt de nadruk op de plicht van de mens om goed voor dieren te zorgen, ze te beschermen e.d. Rechten toekennen vindt hij niet nodig, zelfs ongewenst zijnde een uitvloeisel van de ‘claimcultuur’. Dieren hebben ook geen plichten. Verder bestaat al de mogelijkheid voor organisaties zoals de Dierenbescherming in rechte op te komen voor de belangen van dieren. Recht is iets van de mens voor de mens.
De reactie van Boon kwam er in het kort op neer dat we met de situatie die Veraart beschrijft geen stap verder gekomen zijn en dat het daarom nu tijd wordt voor een principiële koerswijziging.

E.D.

01 april 2007

Nederlandse fabels over dierenwelzijn

Marianne Thieme:

Met zulke bondgenoten heb je geen vijanden meer nodig: CDA zet het agrarisch gezinsbedrijf op spel..

Jammer dat Ger Koopmans van het CDA zo negatief reageert (ND 21 maart) op het voorstel van Milieudefensie om de sector een kwaliteitsimpuls te geven, het leed van dieren in de bio-industrie te verzachten en het agrarisch gezinsbedrijf uitzicht te bieden op een kansrijk bestaan.

Boeren hebben burgers nodig voor het veilig stellen van hun bestaansrecht in een dichtbevolkt en duur Nederland. Met marginale bulkproductie voor de internationale markt tegen hoge maatschappelijke kosten en onacceptabel dierenleed redden de gezinsbedrijven niet. Misschien hooguit de grote anonieme agrarische fabrieken. Maar daar ligt niet het hart van de agrarische sector en het gezinsbedrijf.

Alleen onderlinge solidariteit tussen gezinsbedrijven, burgers en buitenlui kan de redding betekenen voor een sector die per jaar 5% van zijn boeren verliest. Een open blik naar de samenleving is verstandiger dan lonken naar de liberale wereldmarkt.

Ger Koopmans (zelfbenoemd 'bondgenoot van gevestigde boerenbelangen') stelt dat de plannen van Milieudefensie rampzalig zouden zijn. Jammer dat er geen interesse is voor de visie van een maatschappelijke organisatie die juist met dit voorstel verder kijkt dan alleen naar milieu, natuur en dieren. Ook Milieudefensie maakt zich zorgen over het gezinsbedrijf als drijvende motor achter de landbouw en het platteland in Nederland. Elke boer heeft de afgelopen 25 jaar drie collega's zien verdwijnen.. Jouw grond en productierechten vallen dan toe aan de overblijvers. Van solidariteit is geen sprake meer. De ratrace - zo vreemd aan de sector die het boeren graag blijft zien als levenswijze - lijkt ook hier zijn intrede te hebben gedaan. Het CDA en de VVD gaan daar graag in mee met een heilig vertrouwen in de vrije markt.

Het zijn niet de milieu- of dierenbeschermers die een strop om de nek van agrarisch Nederland legden (en nog minder de nog jonge Partij voor de Dieren). Het is de fantasie- en gewetenloze landbouwpolitiek van ongelimiteerde schaalvergroting die het CDA en de Rabobank de afgelopen decennia met succes propageerden. Zij zijn het die de boeren aan de rand van de afgrond brachten.

Wie met een open vizier de plannen van Milieudefensie bekijkt, kan niet anders dan met sympathie reageren. Meer dan 100.000 mensen namen de moeite een kaart in te vullen om een einde te maken aan de bio-industrie in Nederland en willen daarbij boeren in Nederland houden. Zij ageren niet tegen de boerenstand, zij eisen een verandering van het huidige systeem waar boer, burger noch dier beter van worden.

Dat is ook waar de Partij voor de Dieren voor staat: een respectvolle omgang met mensen, dieren en omgeving waar mededogen het leidend principe is. Dat vereist een verandering van denken en doen die door de samenleving moet worden gedragen, maar waar boeren zelf ook het voortouw in kunnen nemen.
De ontwikkeling van kwaliteitsproducten en zelf maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen zoals eerder de kwekers van smaaktomaten hebben gedaan en recentelijk Campina en Friesland Foods met hun weidemelk, zou ook een sector als de intensieve veehouderij niet misstaan. Met name omdat zij nog het meest onder vuur liggen van de steeds kritisch wordende burger. De fabels van het CDA hebben hun uitwerking niet gemist en worden misschien alleen nog in eigen kring geloofd:

Fabel 1: dieren hebben het hier veel beter dan elders in de wereld.
Nederland is samen met Denemarken het enige land in Europa dat stro voor varkens niet heeft verplicht. Dat terwijl onderzoek heeft aangetoond dat een ketting geen effectief afleidingsmateriaal is om staartbijten te voorkomen.
Slachtkuikens hebben hier aanzienlijk minder ruimte dan in Thailand of Brazilie.
Fabel 2: als wij meer doen aan dierenwelzijn dan in andere landen, dan zal goedkoper vlees worden geïmporteerd uit landen waar het slechter is geregeld. Ten eerste exporteert Nederland ruim 70% van al het vlees en de eieren die hier worden geproduceerd. We hebben de pretentie de slager én de melkboer van de wereld te zijn en komen om in enorme hoeveelheden mest. Veel van onze export bestaat uit levende dieren die dagenlang door Europa gesleept worden op weg naar een slachterij. Die 70% overproductie past niet in een klein en dichtbevolkt land als Nederland waar zelfs zonder de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak door de intensieve veehouderij het al een hele toer wordt om de milieudoelstellingen van het nieuwe kabinet te halen. Het is een bekend gegeven dat de veehouderij meer broeikasgassen uitstoot dan verkeer en vervoer, CLM berekende dat één koe gelijk staat aan 70.000 autokilometers. Ten tweede zal door de voorgestelde heffing van 85 cent per kilo op ál het vlees een fonds ontstaan waaruit de benodigde investeringen en meerkosten voor diervriendelijke productie kan worden betaald. Het vlees hoeft in het schap niet duurder te zijn dan dieronvriendelijk vlees van buiten. Maar het geeft je als Nederlander wél een beter gevoel als je een diervriendelijk Nederlands product uit het koelschap kan pakken.

Fabel 3: de benodigde 1 miljard voor het uitvoeren van het plan kan niet worden opgebracht door het kabinet. De uitgaven worden betaald via de verkoop van vlees met heffing. Waarom zouden er wel accijnzen geheven kunnen worden op brandstoffen en niet op vlees, volgens de fractievoorzitter van het CDA het meest vervuilende onderdeel van ons voedselpakket.
Milieudefensie stelt dat 85 cent per kilo vlees voldoende is. Als je kijkt naar de onverwachte uitgaven die het kabinet heeft moeten doen voor de uitbraken van de varkenspest van 1997, de MKZ crisis van 2001, de vogelpest van 2003 en alle crises die we nog verwachten dan lopen die uitgaven ook in de miljarden. Het is maar op welke wijze je overheidsgeld wilt inzetten en wilt verantwoorden aan de burger.

Fabel 4: de WTO verbiedt een heffing op vlees. Zoals Milieudefensie al aangeeft kunnen bepaalde heffingen wel degelijk en worden deze ook al jarenlang toegepast. Bijvoorbeeld de heffing op limonade. Voorwaarde is wel dat op al het vlees een heffing komt.

Fabel 5: Diervriendelijker wetgeving is het exporteren van verantwoordelijkheid omdat de dieronvriendelijke productie zich dan zou verplaatsen naar andere landen met minder regels.
Deze drogredenering waarmee Cees Veerman afscheid nam van het ministerschap, zou ook kunnen opgaan voor de afschaffing van kinderarbeid. Elke voorgenomen verbetering van arbeidsomstandigheden loopt tegen dit vooroordeel op. Toch zijn we er blij mee dat kinderarbeid en slavernij in ons land zijn afgeschaft hoe onmogelijk dat ook ooit leek, dat vrouwen min of meer gelijk behandeld worden en dat we onze normen niet gelijk schakelen met landen die concurrentievoordeel proberen te behalen door nog slechter met dieren om te gaan dan wij doen als meest veedichte land ter wereld.

De komende jaren zal de license to produce steeds belangrijker worden voor waar wél en geen kansen liggen voor de intensieve veehouderij in Nederland.
Die license to produce wordt niet bepaald op de wereldmarkt maar door de burger die wandelt, fietst en recreëert in het steeds schaarser wordend aantrekkelijk platteland. De kiezers van de Partij voor de Dieren (180.000) zijn al overtuigd dat het beter kan. Nu de boer en zijn bondgenoten nog....

Wie z'n eieren in het mandje van het CDA legt, tekent voor het in stand houden van de morele blinde vlek van onze samenleving en een agrarische sector die beroofd wordt van z'n gezinsbedrijven en toekomst. De varkensflat in de Amsterdamse haven in plaats van het gemengde bedrijf op het platteland. Boeren hebben meer van milieudefensie te verwachten dan van Ger Koopmans. Nomen est omen!

Marianne Thieme, fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren in de Tweede kamer en op het Partijcongres in Ede op 1 april 2007.

Leeswijzer


Kijk op Facebook voor onze reactie op de actualiteit.
Aanbeveling: Thema's of steekwoorden vindt u via de labels onderaan de pagina of op Animal Freedom. Klik hier voor de laatste bijdragen.
Klik hier voor het beleid om uw privacy te beschermen.

Waarom dit blog?

De Nederlandse veehouderij is vooral gericht op zoveel mogelijk voor de export te produceren onder het motto “meer, meer, meer en groot, groter, grootst”. Dit heeft negatieve gevolgen voor zowel de dierenwelzijn, biodiversiteit, het milieu, het klimaat, de portemonnee en de gezondheid van burgers en ook voor welwillende boeren.
Dit blog verzamelt kritische artikelen die de wurggreep beschrijven waarin de veehouderij zichzelf heeft vastgezet. Zo willen we niet alleen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de kwaliteit van het leven voor alle belanghebbenden, maar ook aan een schone, gezonde omgeving en een beter dierenwelzijn.

Ook de argumentatie dat dieren grondrechten hebben kan beter en meer aansluiten op hoe mensen voor zichzelf vinden dat recht moet gelden. Alle dier(soort)en kunnen in hun recht op vrijheid als (intrinsiek) evenwaardig aan mensen beschouwd worden. Dierenrechten zijn mensenrechten, die mensen de kans geeft om voor dieren op te komen.
Dieren, bijv. in de intensieve veehouderij, worden behandeld als een object in plaats van een subject met gevoelens en rechten.

De snelheid en het aantal dier(soort)en dat we voortdurend gebruiken is immens. De bijdrage aan onze welvaart en economie van de agrosector is gering. De oplossing is simpel en van niemand anders dan van ons zelf afhankelijk.

Dierenrechten in woord en beeld

Vrijheid is ook een intrinsiek grondrecht voor dieren. Dieren zijn geen dingen Dierenrechten zijn mensenrechten. Mensen moeten voor dieren kunnen opkomen wanneer hun grondrecht wordt geschonden.
logo van Animal Freedom yin en yang
Lees hier over de redenen waarom dieren recht op vrijheid hebben. Lees hier waarin mens en dier evenwaardig zijn.